Met zijn speelse kleuren en vereenvoudigde vormen wees hij Mark Rothko en Barnett Newman de weg richting abstractie. Maak in de Londense Royal Academy kennis met de ‘Amerikaanse Matisse’.
Een man in een bruin kostuum leunt achterover in een gifgroene zetel, hand in de zij, pijp in de mond. Tegenover hem in een mosterdkleurige fauteuil zit zijn vrouw in een blauwe jurk. Achter het koppel zie je mauve muren, terwijl hun gezichten slechts schetsmatig worden weergegeven. Waar je bent, of bij wie, blijft dan ook vaag. Maar de kleuren ogen harmonieus, de lijnen speels en er een druipt een verstilde, haast metafysische sfeer van het tafereel af. Het is een bezwerend schilderij – simpelweg Husband and Wife gedoopt – dat je discreet maar gedecideerd laat binnen loeren in een New Yorkse flat anno jaren veertig. En meer specifiek in die van Milton Avery (1885-1965), volgens sommigen simpelweg de grootste Amerikaanse colourist van de twintigste eeuw.
Nochtans is Avery nog altijd een stuk minder bekend dan Mark Rothko, Jackson Pollock en Barnett Newman, de titanen van het abstract expressionisme die hun oudere landgenoot als hun mentor zagen. Toch zeker buiten de States. Avery is dan ook een schoolvoorbeeld van een laatbloeier, een artiest die zich pas op zijn veertigste volledig aan de schilderkunst wijdde, en al dik de zestig voorbij was toen hij eindelijk uit de obscuriteit trad. Dat deed hij niet alleen met intrigerende doeken als Husband and Wife, maar ook met serene portretten van zijn geliefden, én vooral: met soms spookachtige, sterk abstraherende stranden en landschappen die hij schilderde van Cape Cod en Maine, de plekken waar hij het liefst zijn zomers doorbracht.
Daarvoor was Avery, die opgroeide in een arbeidersmilieu in Hartford, Connecticut, jaren aan de slag in een fabriek, en dan bij voorkeur ’s nachts zodat hij overdag kon tekenen en schilderen. De mondaine wereld van galeries en musea leek niet voor hem voorbestemd, tot hij in 1925 kunstenares Sally Michel ontmoette. Avery trouwde met haar en het koppel verhuisde naar Manhattan, waar hij zich dankzij haar inkomen als illustrator dan toch voltijds op zijn ware roeping kon storten, en uiteindelijk een spilfiguur werd in de boomende New Yorkse kunstscene.
‘Avery viert de wereld met een poëzie die doordringt tot in elke porie van het canvas’, jubelde Mark Rothko in de jaren zestig, en het is niet moeilijk om te zien wat zijn beate bewonderaar daar precies mee bedoelde. Dein mee op de warme kleurgolven van Avery’s strandtaferelen, of denk de menselijke figuren weg uit zijn latere doeken op groot formaat, en je ziet Rothko’s ‘colour field paintings’ in de dop. Maar dan speelser, stemmiger en subtieler.
Hij droomde het eenvoudige Amerika waaraan hij ontsproten was bijeen met verf, en gaf het terug als een ongerept terra incognita. Maar dan zonder ooit de sprong te wagen in de pure, ijle abstractie, zoals de jongere generatie dat deed. Of de ridicuul romantiserende toer op te gaan, zoals de oudere. Altijd bleef Avery schilderen wat hij effectief voor en door zijn ogen zag, maar dan in zijn meest uitgepuurde en vereenvoudigde vorm.
Dat deed hij door de klok rond schetsen te maken, van zijn flat en Central Park in New York. Van de stranden, rotsen en bergen van New England. Van zijn vrouw Sally en zijn dochter March. Hij deed het tot zijn aardse, weinig heroïsche onderwerpen hun contouren plots leken te ontstijgen, met dank aan zijn energieke kleuren en de lyrische lijnen. Gewone dingen kregen daardoor ‘iets even monumentaals als de kunst van het oude Egypte’, zoals Rothko de zogeheten ‘Avery Style’ treffend verwoordde.
De grootse overzichtsexpo die momenteel over hem loopt in de Londense Royal Academy toont er vele, treffende voorbeelden van. Een badhanddoek wordt een gele wolk die zweeft in een plas roze verf. De zee wordt een azuurblauwe strook. Een gezicht een oranje schild. Noem Avery daarom gerust de bruggenbouwer tussen de oude en de nieuwe wereld. Tussen het Europese fauvisme en impressionisme, waar hij zijn inspiratie haalde, en het Amerikaanse, abstract expressionisme dat zijn poëtische gebruik van kleur tot in het radicale doortrok.
Hij was een innovator, een avant-gardist, een kunstenaar die zijn vak heel erg serieus nam, zoals Rothko, Pollock en Newman dat deden. Op het existentiële af. Alleen had Avery ook gevoel voor humor en wist hij vaak speelsheid en joie de vivre in zijn kleurrijke werk te stoppen. Ligt het aan zijn bescheiden arbeidersroots of aan het feit dat hij geen traditionele opleiding genoot? Feit is dat hij kunst creëerde die niet alleen vernieuwend, enigmatisch en vormelijk avontuurlijk is, maar ook mooi, vrolijk en kleurrijk. En dat zonder een spat ironie en met de nodige elegantie, als een schuchtere eenhoorn in het woeste woud van het 20e-eeuwse modernisme.
Milton Avery – American Colourist
Loopt nog tot 16/10 in de Royal Academy of Arts, Londen.
Milton Avery
Geboren in 1885 in Altmar, New York. Groeit op in Connecticut.
Werkt van zijn zestiende tot zijn veertigste als fabrieksarbeider, tot hij in 1925 trouwt met kunstenares Sally Michel en met haar naar New York City verhuist.
Leert in de jaren dertig Mark Rothko en Barnett Newman kennen, die huisvrienden worden en hem als hun goeroe zien.
Blijft figuratief schilderen, maar door zijn nadruk op kleurharmonieën, vlakke vormen en lyrische lijnen wordt hij een inspiratiebron voor het abstract expressionisme.
Overlijdt in 1965 in New York.
Wordt overschaduwd door zijn pupillen Rothko en Newman, al blijft zijn reputatie als ‘de Amerikaanse Matisse’ postuum groeien.