‘Miles Davis had maar één wens: blank zijn’
In We Free Kings tast de Nederlandse schrijver Wilfried de Jong samen met de Vlaamse acteur Wim Opbrouck de grenzen van onze vrijheid af, met zijn jazzcollectie als gids. ‘Toen Toots Thielemans vorig jaar overleed, en ik thuis nog eens door zijn repertoire ging, zat ik te janken als een kind.’
‘Wist je dat Miles Davis ’s avonds in het New Yorkse atelier van Karel Appel langskwam met zijn trompet? Appel liet zijn improvisaties dan over hem heen stromen, terwijl hij verf tegen zijn doek klakte. Jazz en schilderkunst: wat een lekkere combinatie.’
We zitten in de Gentse jazzkroeg Minor Swing met de Nederlandse theater- en televisiemaker, acteur en schrijver Wilfried de Jong, terwijl Blue ‘n’ Boogie door Wes Montgomery en Johnny Griffin de boxen doet beven. Toen onze interviewee in 2016 paste voor een vierde seizoen als gastheer van het VPRO-programma Zomergasten, was dat vooral omdat hij weer zelf wilde creëren. Vorig najaar kwam de verhalenbundel Zweefduik uit, daarna tourde hij met de jazzband Bruut! en nu heeft hij bij NTGent een samenwerking aangeknoopt met onze landgenoot Wim Opbrouck. In We Free Kings, een voorstelling genoemd naar een nummer van multi-instrumentalist Roland Kirk, dwalen ze als twee verbannen koningen over een wezenloze witte vlakte. Dans, jazz en mijmeringen over vrijheid en macht doen haasje-over. De voorstelling gaat op donderdag 2 maart in première in Oostende.
WILFRIED DE JONG: Ik zal altijd wel televisie blijven maken, maar af en toe moet je eens uit die veel te grote wereld stappen. Het kan geen kwaad om even héél klein te wezen in een appartementje in Gent, zoals ik nu doe.
Wanneer is het zaadje van We Free Kings geplant?
DE JONG: Drie jaar geleden, toen Wim en ik elkaar leerden kennen op de set van Ventoux, een film van Nicole van Kilsdonk. ’s Ochtends draaiden we krek dezelfde muziek in de make-upstoel. Algauw bleek dat we gelijkgestemde zielen zijn.
Achteraf mailden we wat heen en weer over een mogelijke samenwerking, en bepaalde vragen kwamen almaar terug. Wie heeft er vandaag nog macht? Wat is die macht nog waard? Hoeveel vrijheid kun je jezelf nog permitteren, in de wereld en in het theater? Neem nu de foto waarmee we promotie maken voor We Free Kings:onze hoofden liggen op een hakblok, met ernaast een bijl. Plots moesten we ons afvragen: ‘Mag dat überhaupt nog wel?’ In de tijd van Shakespeare zagen ze daar geen graten in, maar vandaag ben je een oranje overall verwijderd van de associatie met de IS.
Niet dat we op het podium in statements grossieren. Als je met één gedachte naar huis gaat, laat het dan die aan ons rotsvaste vertrouwen in de kunst zijn, als afdoende middel tegen gejaagdheid of chagrijn.
Voor een voorstelling waarin ook wilde freejazz een plaats krijgt en hele drumsolo’s energiek uitgebeeld worden, is We Free Kings inderdaad opvallend rustgevend. Jullie slotdans met twee dranghekken is zelfs pure meditatie.
DE JONG: In zekere zin ís We Free Kings ook een meditatie. De wereld jakkert almaar harder, we zijn verslaafd aan die hitsigheid. Maar stilaan mag, nee, moet er weer ruimte voor stilte zijn. Ik voel de weldadigheid van die hypnotiserende, trage slotdans ook. Pure rust, maar wel heel intens.
Zo’n dranghek is overigens flinterdun. Je duwt het zo omver, je kunt er zelfs mee dansen: veel meer dan schijnveiligheid garandeert dat toch niet?
Wat betekent vrijheid voor u: een wereld zonder hekken?
DE JONG: Voor mij is de grootst mogelijke vrijheid: me geen lor moeten aantrekken van andermans mening over mij. Wim heeft diezelfde ingesteldheid. Niemand moet ons de les lezen.
Is dat een levenshouding die met de jaren komt?
DE JONG: Bij mij heeft ze er altijd ingezeten. Op mijn zestiende vulde ik het krantje van sportvereniging De Pioniers, mijn Rotterdamse voetbalclubje, al met experimentele voetbalverslagen. ‘En toen scoorde Jan, met een fraaie omhaal’: ik kón me er niet toe brengen om zoiets te schrijven. Nee, bij mij werd dat: ‘De bal rolt. Of niet. Kan het zijn dat de bal weg is? Kan. Hoeft niet. Kan de bal onder water liggen? Nee, want er zit lucht in.’ Samen met Martin van Waardenberg maakte ik dertig jaar geleden al eigenwijs theater. Toen ik later een sportprogramma maakte, werd dat het afwijkende Holland Sport. En 24 uur met…, waarin ik me een dag liet opsluiten met mijn gesprekspartner, leverde evenmin standaardinterviews op. De behoefte om voorbij het ‘normale’ te kijken, is de rode draad door mijn carrière. Ik heb altijd al willen uitdagen. Zelfs al denken ze dan: ‘Die gozer is knettergek.’
Met We Free Kings is dat niet anders. Samen met Wim zoek ik de vrijheid op: ik sleep hem acht minuten lang tergend traag het podium op, om maar wat te noemen. Theater mag wat dreinerig zijn – dat komt de spanning alleen maar ten goede.
Pianist Duke Ellington noemde jazz ‘de beste barometer voor de vrijheid in een land’. Gaat u daarmee akkoord?
DE JONG: In een historische context? Zeker. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was jazz bijvoorbeeld ondergrondse muziek. Ze had iets gevaarlijks. Ze was een tikje onaangepast, en dat is altijd eng. Ellington had het uiteraard over de dagen dat zwarte artiesten de clubs alleen langs de achterdeur binnen mochten. Soms werd hun zelfs de toegang tot hun eigen optredens ontzegd. Onlangs heb ik Three Wishes van Nica de Koenigswarter opnieuw gelezen. Die barones ontving allerhande jazzmuzikanten in haar New Yorkse Cat House – ze had vijftig katten – en vroeg aan elk van hen om drie wensen te doen. Velen vroegen om ‘geld’, ‘veel geld’ en ‘nog meer geld’, behalve Miles Davis. Hij had maar één wens: blank zijn.
Muziek kan voor omwentelingen zorgen. Politieke, bijvoorbeeld. Denk maar aan James Brown: zijn ‘Say it loud – I’m black and I’m proud’ was het mantra van de zwarte gemeenschap in de jaren zestig en zeventig. Dat pirouetterende mannetje van een meter zestig heeft dat toch maar mooi geflikt. Maar de persoonlijke impact van muziek kan minstens zo groot zijn. Ik heb al kracht en troost geput uit jazz, ik ben er agressief door geworden, en ook zeer geil. (lacht)
Waar komt die liefde voor jazz vandaan?
DE JONG: Als tiener heb ik eerst gitaar gespeeld en daarna ook contrabas, een instrument dat toch vooral in die stuwende ritmesecties van de jazz tot zijn recht komt. Ik was volkomen geobsedeerd door die bas, waarvoor ik samen met een vriendje met veel moeite gespaard had. We deelden hem; elke week sleurde een van ons zich weer een lamme arm om hem naar het huis van de ander te brengen, drie kilometer verderop.
Hoe ik mezelf inschat als bassist? Ik heb een goede sound, zoals dat dan eufemistisch heet, maar ik mis bepaalde vaardigheden. Mijn rechterhand is niet snel genoeg. En je mag een beetje pijn lijden in het leven, maar de ijzeren discipline die het zou kosten om dat nog te verhelpen, kan ik niet meer opbrengen.
U bent geboren in 1957: jazz was niet noodzakelijk de muziek van uw generatie.
DE JONG: Dat is waar, maar mijn ouders hadden wel een paar jazzplaatjes in huis, van Louis van Dijk, Oscar Peterson en ook één van Toots Thielemans. Toen Toots vorig jaar overleed, en ik thuis nog eens door zijn repertoire ging, met de koptelefoon op, zat ik te janken als een kind. Mijn vrouw begreep er niks van. Toots die samen met Stevie Wonder Bluesette speelde, bijvoorbeeld: ik kon dat niet aan. De tranen rolden over mijn wangen. Die magie kom je zelden tegen.
Toots was zo’n mooie vermenging van hoge en lage cultuur. Op dat plaatje uit mijn jeugd stonden dan bijvoorbeeld Bluesette of Dat mistige rooie beest uit de film Turks Fruit: best wel simpele nummertjes, met de juiste noot op het juiste moment. Maar daartegenover staat Man Bites Harmonica!, de plaat die hij voor het Riverside-label opnam en waarop hij speelt met Pepper Adams, Kenny Drew, Wilbure Ware en Art Taylor, een allstarbezetting die swingt als een trein. Als ik mensen inschat, probeer ik door alle schillen heen te kijken, voorbij hun huidskleur, kledij of politieke voorkeur. Op dezelfde manier gaat Toots, welke muziek hij ook speelt, telkens weer recht naar het hart.
Mijn eerste 24 uur met… heb ik met Richard Klinkhamer gemaakt, de Nederlandse schrijver die zijn vrouw vermoord had en vervolgens begraven in hun tuin. Hij kwam net uit de gevangenis, en iedereen vroeg zich af hoe ik zo’n man kon interviewen. Nou, na twee uur in dezelfde ruimte met hem vond ik hem best een geschikte kerel. Zelfs bij een moordenaar kun je op zoek gaan naar het goede. Als je die ingesteldheid hebt, kán je wereldbeeld niet alleen maar zwart zijn: overal valt wel iets goeds te vinden, iets puurs.
Uw landgenoten lijken uw optimisme niet te delen. De economie trekt aan, de werkloosheid daalt, maar volgens de peilingen is de PVV van Geert Wilders op weg om bij de verkiezingen van 15 maart de grootste partij van Nederland te worden. De Nederlander is malcontent?
DE JONG: Ik ben heus geen blije eikel, hoor. Ik heb zwaarmoedige buien en donkere dromen. Het zijn de dromen van iemand die niet bijster stevig in zijn schoenen staat: proberen te lopen op een vloer die van stroop lijkt gemaakt, een eindeloze trap oprennen, fietsen maar geen meter verder raken… Overdag ben ik optimistisch en energiek – ‘een ADHD’er’, zeggen ze bij NTGent – maar ’s nachts beleef ik de keerzijde daarvan. Liever zo dan andersom, natuurlijk.
Maar om op je vraag te antwoorden: er is toch weinig reden tot klagen? Neem Rotterdam, mijn stad. Wie het failliet van de multiculturele samenleving wil uitroepen, raad ik aan: loop eerst daar eens rond. Geen enkele grootstad is in perfecte harmonie, maar er gaat in Rotterdam verbazend veel goed. Toen ze vorig jaar een asielcentrum wilden neerpoten in de Beverwaard, kwamen de bewoners in opstand. Wat te begrijpen viel: de Beverwaard is niet bepaald een florissant stadsdeel. Maar onze burgemeester (Ahmed Aboutaleb van de PvdA, nvdr.) is het met open vizier gaan uitpraten, in het hol van de leeuw. En ondertussen draait Rotterdam weer als vanouds.
Ik heb nul affiniteit met het PVV-programma – dat ene schamele A4’tje – maar ik snap Wilders’ publiek wel. Of beter: ik ken de kiezers die vandaag zo hard in de hoek gezet worden. Ik heb twintig jaar in het Oude Noorden gewoond, een harde wijk in Rotterdam waar bewoners het hart op de tong dragen, een andere taal spreken en uit algemene onvrede een proteststem uitbrengen. Maar ‘de PVV-stemmer’ valt niet te herleiden tot één type Nederlander. En het is heus niet zo dat elke PvdA’er deugt en elke PVV’er niet. Het zit veel ingewikkelder in mekaar. Maar complexiteit ligt ons blijkbaar niet. Telkens als ik iemand op links of rechts absolute meningen hoor blaffen, blijf ik vooral met veel vraagtekens achter. Laat mij ook maar lekker twijfelen. Dat is mijn grootste talent. En het is een pak productiever dan die holle meningen.
Weet je wat het ook is: we zijn zo haastig, man. In mijn jeugd had Rotterdam ‘een probleem’ met de instroom van ‘die werkloze, gevaarlijke Surinamers’. Veertig jaar later vinden we ze allemaal heerlijke open mensen. Alles kost tijd. Daarom vind ik die ‘mening van de dag’ ook zo zinloos – we watertrappelen in meningensoep. Dan schrijf ik liever boeken, maak ik liever theater. Kunst leidt vandaag een schuchter bestaan, maar meestal snijdt ze meer hout dan wat je in opinierubrieken leest.
Wat ons weer bij de muziek brengt: welke jazzplaat vindt u de beste aller tijden?
DE JONG: Zonder twijfel Kind of Blue van Miles Davis. Ze wordt weleens als ‘easy listening’ gecatalogiseerd, maar daarmee doe je ze schromelijk tekort. Het is wel een heldere plaat. Modale jazz, zoals alleen Davis en John Coltrane die konden maken. Toen ik ze voor het eerst hoorde, was ik mateloos gefascineerd. Ik kan ook intensief naar zo’n plaat luisteren – één keer louter voor de baspartij, één keer voor de saxofoon. Jazz is echt een gekte voor mij. Ik hou van die abstractheid.
U wilt vooral zelf kunnen interpreteren?
DE JONG: Precies. Als iets me op een bordje wordt aangeleverd, en ik weet op voorhand al hoe het smaakt, dan krijg ik het niet meer binnen. Ik wil me kunnen afvragen wat er allemaal in dat gerecht zit. En misschien kom ik er mijn hele leven niet achter, maar daar zit hem net de aantrekkingskracht. Zelfs freejazz vind ik heerlijk. Die stroming wordt vaak geassocieerd met de absolute vrijheid: het kippenhok helemaal open en iedereen doet wat-ie wil. Maar dat klopt niet. Ook in de freejazz ben je gebonden aan afspraken. Je moet naar elkaar luisteren, bijvoorbeeld, en aanvoelen hoe je je het beste kunt verhouden tegenover de andere muzikanten. Absolute vrijheid werkt niet: niet in de muziek en niet in de wereld.
Miles Davis luisterde nooit naar zijn eigen werk. Nadat hij een plaat had voltooid, zat hij met zijn hoofd al bij zijn volgende project. Dat lijkt u ook te doen.
DE JONG: Ik vergeet gemakkelijk, en ik vergeet ook graag. Niet dat je het belang van de geschiedenis mag onderschatten, maar de onwrikbaarheid van het verleden boeit me veel minder dan de maakbaarheid van de toekomst. Achteruitblikken is vaak onzinnig.
Nostalgie doet het wel goed in slogans, van Wilders’ ‘Nederland weer van ons’ tot Donald Trumps ‘Make America Great Again’. Doemdenkers horen daarin echo’s van de jaren dertig.
DE JONG: Onzin. De wereld is ondertussen zo hard veranderd dat elke vergelijking met de jaren 30 bij voorbaat mank loopt.
Aan grote politieke analyses waag ik me niet, maar ik meet mensen wel af aan hun muzikale smaak. Daarmee ben ik nog maar zelden bedrogen uitgekomen. Onlangs heb ik de versie van (You Make Me Feel Like) A Natural Woman nog eens bekeken die Aretha Franklin in 2015 bracht tijdens een eerbetoon aan Carole King in Washington. President Obama zat in het publiek en was zichtbaar ontroerd: voor mij zegt zoiets veel over een mens en een leider. Bill Clinton was dan weer een liefhebber van mijn held John Coltrane, naar wie ik mijn zoon genoemd heb. Donald Trump? Die heeft nog nooit blijk gegeven van enige liefde voor muziek: op zijn inauguratie hoorde ik vooral een raar koortje en wat valse trompettisten. Dus ik wacht af. Laat maar eens zien wat je waard bent, Donald.
We Free Kings gaat op 2 maart in première in De Grote Post in Oostende. Voor alle speeldata, surf naar www.ntgent.be.
Door KRISTOF DALLE
‘Ik heb al kracht en troost geput uit jazz, ik ben er agressief door geworden, en ook zeer geil.’
‘Absolute vrijheid werkt niet: niet in de muziek en niet in de wereld.’