“Het nut van de nacht” van Jan Fabre, een zoutverkoper en een vlieg in het uur blauw.
Speciaal voor Jan Decleir en Els Deceukelier schreef Jan Fabre “Het nut van de nacht”. Het wordt een coproductie van Fabres Troubleyn met deSingel, het Toneelhuis en de Rotterdamse Schouwburg.
Decleir, uit de Duitse versie van “Ten Oorlog” gestapt maar in mei paraat voor de herneming in Antwerpen, wordt nu met Fabres muze en favoriete actrice geconfronteerd. Het stuk is deels gebaseerd op interviews van Fabre met Decleir en Deceukelier en is opgedragen aan de onlangs overleden Jerzy Grotowski, de pionier van theater waarin lichamelijkheid in de meest uitgepuurde vorm centraal staat.
Ook in de evolutie van het werk van beeldend kunstenaar, schrijver, choreograaf en regisseur Fabre is lichamelijkheid een belangrijk element. Eerst verkende hij de grenzen van het menselijke fysiek, dan bezong hij het spirituele in de absolute schoonheid van het bezield lichaam om ten slotte bij de erotische en seksuele aantrekkelijkheid aan te komen. Dit alles in samenhang met verschillende kunstdisciplines en ver weg van het gangbare imiterend realisme. Op die manier corrigeert Fabre voortdurend de evolutie van het theater. Bovendien confronteert hij instinctmatig verheven of vergoddelijkte menselijkheid met de schijnbare nietigheid van het insect of ander klein gedierte. Met dit deel van zijn werk komt hij in de buurt van de fabel- en sprookjesdichters, zonder hun drang tot moraliseren evenwel.
Ook “Het nut van de nacht” leest als een fabel. Afgezien van het feit dat Fabre daarin een meer puntige dialoog gebruikt dan in zijn vroeger werk, vallen vooral de ver doorgevoerde beeldspraak en de paradoxen op.
Plaats van handeling is een onbestemde plek. De tijd is de nacht, “het uur blauw”, de tijdloze schemerzone net vóór de nachtdieren gaan slapen en de mens nog niet helemaal wakker is. Op dat ogenblik ontmoeten een man en een vrouw elkaar toevallig. De man blijkt een zoutverkoper te zijn. Hij verkoopt het zout dat zijn lichaam produceert, ook al valt hem dat zeer moeilijk, want zout is een kostbaar, levensnoodzakelijk goed. De vrouw die hij ontmoet, stelt zich voor als een vlieg. Zij is blond, vliegt uit verveling, is plaagziek en als eendagsvlieg leeft ze anoniem, al weet ze dat iedereen haar kent.
HET ZOUT IN DE PAP
Met de zoutverkoper wordt de kunstenaar bedoeld, in de vlieg kan je de vluchtige verbeelding van het publiek zien of het verlangen naar waarden dat altijd opnieuw ontstaat maar nooit tot vervulling komt. Of je kan er gewoon een spelletje in zien van een koppel met veel verbeelding.
Intrigerend is vooral hoe Fabre de metafoor van het zout in de pap van het bestaan uitwerkt tot een fascinerende ontlading van gevoelens over het kunstenaarschap en de betekenis van kunst voor het leven.
Het is niet de eerste keer dat Fabre het zoutmotief in zijn werk verwerkt. In 1980 maakte hij de performance “Sea-salt of the Fields”, meteen een verwijzing naar het conceptuele werk van Marcel Duchamp, wiens naam Fabre letterlijk vertaalde in de titel. Met zout schreef Fabre het woord art op de grond en hij strooide zout over het publiek, als symbool van de aanwezigheid van Duchamps geest.
In “Het nut van de nacht” betekent zout zowel smaakmaker, medicijn als conserveringsmiddel. De kunstenaar is een nachtmens, hij steelt de tijd van de nacht die geassocieerd wordt met de dood. Hij leeft met de paradox dat zijn zweet zijn kunst bepaalt, maar hoe meer hij zweet, hoe vlugger zijn lichaam het begeeft. En toch: “Alleen de dood houdt ons in beweging, houdt ons wakker”. Daartegenover heeft de vlieg iedere dag een nieuw leven en een zee van tijd om te dromen en te zwerven: “Wie niet droomt, wordt zot”.
Zoutverkoper en vlieg praten aanvankelijk naast elkaar, naïef en Fabre blijkt niet bang voor een cliché of een dommeblondjesmop. Ze vinden elkaar via een gemeenschappelijke pas gestorven vriend, een “zwerver met clowneske streken”. Het is maar wanneer de vlieg van het zout van de verkoper heeft geproefd en de man erkent dat hij het zout zelve is, dat hij gelooft in “de leugen van de verbeelding” en de scheiding tussen kunst en leven wordt opgeheven. Of is ook deze haast bijbelse ontknoping louter fictie?
Tot 20/3 in de Bourla, Antwerpen.
Reserv.: 03/224.88.00 (Toneelhuis).
Roger Arteel