Het Belgische gerecht wil de Congolese minister Yerodia achter de tralies. De zaak bezorgde Louis Michel een kwaad moment.

De man met het vest, dat is Abdoulaye Yerodia Ndombasi, de minister van Buitenlandse Zaken van Congo. Hij heeft er er een hele collectie van, van die vesten, want hij draagt ze elke dag. Als het even kan, steekt hij ook graag een sigaar op, meestal krom, lokaal gedraaid rookgerief, waar hij met lange lucifers de brand in jaagt. Van een kort verblijf in New York begin dit jaar schijnt hem vooral te zijn bijgebleven dat je in de VS haast nergens mag roken. Met zijn wat sleffende stap, zijn geamuseerde, vorsende blik en zijn wat lijzige, geëlaboreerde manier van spreken lijkt Yerodia nog het meest op een sympathieke, wat ijdele maar nog kwieke professor.

Dat laatste is Yerodia ook geweest; hij verbleef vanaf de jaren zestig vrijwel constant in Parijs, als medewerker van de befaamde Franse structuralistische psychoanalyticus Jacques Lacan. Zijn ‘zichtbare’ politieke rol in Congo beperkt zich tot de Simba-opstand, waarin ook zijn huidige baas, president Laurent-Désiré Kabila, een rol speelde. Yerodia was van augustus tot december 1965 de weinig opvallende ‘voorzitter van de uitvoerende raad’ (een soort eerste-minister) in de rebellenrepubliek in het toenmalige Stanleystad (nu Kisangani).

In die periode frequenteerde Yerodia ook de Cubaanse revolutionair Che Guevara, die de Congolezen, zonder veel succes, de guerrilla kwam aanleren. Dertig jaar later, nadat Kabila dictator Mobutu Sese Seko met Rwandese en Ugandese hulp van de macht had verdreven, werd Yerodia kabinetschef van de nieuwe president en in 1999 minister van Buitenlandse Zaken. Dat Yerodia, die een Senegalese vader heeft, een moslim is, laat hij weinig blijken, maar toch maakte hij begin 1998 tijd vrij om de Amerikaanse extremistische moslimleider Louis Farrakhan met veel egards in Kinshasa te ontvangen.

Als het van de Brusselse onderzoeksrechter Damien Vandermeersch afhangt, moet deze Yerodia terstond achter slot en grendel worden gedraaid op verdenking van aanstichting tot rassenhaat en moord. Daaraan zou hij zich in augustus 1998 schuldig hebben gemaakt (zie kader). Vandermeersch schreef tegen Yerodia een internationaal aanhoudingsbevel uit op grond van een Belgische, van 1993 daterende, vorig jaar nog geamendeerde wet. Die geeft het Belgische gerecht een ‘universele competentie’ inzake misdaden tegen het humanitair recht, ook als ze in het buitenland door buitenlanders zijn gepleegd. En verdachten kunnen geen onschendbaarheid inroepen, want, zo luidt een in 1999 aan artikel 5 van de wet toegevoegde bepaling, ‘de immuniteit welke verbonden is aan een officiële hoedanigheid staat de toepassing van deze wet niet in de weg’.

EEN WELGEKOMEN UITSTEL

Zo ging België mee achter de Chileense ex-dictator Augusto Pinochet aan en Vandermeersch onderzoekt ook klachten tegen de Iraanse ex-president Hashemi Rafsanjani en de Rwandese president Paul Kagame. Zo kreeg ook Yerodia het aanhoudingsbevel aan zijn broek. Misschien volgen er nog, want Vandermeersch’ initiatief vloeit voort uit een eind 1998 door negentien burgerlijke partijen ingediende klacht tegen, behalve Yerodia, ook nog president Kabila zelf, minister van Binnenlandse Zaken Gaëtan Kakudji, minister van Informatie Didier Mumengi en presidentieel adviseur Dominique Sakombi. Daarmee is de hele inner circle van het huidige Congolese bewind geviseerd.

Yerodia passeerde op 17 juni nog in Brussel, om premier Guy Verhofstadt (VLD) samen met Louis Michel (PRL), vice-premier en minister van Buitenlandse Zaken, officieel uit te nodigen op de viering van Congo’s veertigste onafhankelijkheidsdag op 30 juni. Alleen Michel ging daarop in, minder omwille van die feestelijkheden, dan wel in het kader van de missie die hij zichzelf heeft opgelegd als bemiddelaar in het Congolese vredesproces. Bij die gelegenheid kon hij zijn Congolese ambtgenoot moeilijk ontlopen. Om te beginnen was het, zoals de diplomatieke geplogenheden dat gebieden, Yerodia die Michel op de luchthaven van Kinshasa kwam verwelkomen bij diens aankomst op 28 juni.

Dat er iets met Yerodia aan de hand was, bleek pas vorige week, toen Louis Michel al uit Kinshasa terug was. Het arrestatiebevel was echter pas op 3 juli – toeval of niet: daags na Michels terugkeer – ‘in uitvoering gesteld’, hoewel Vandermeersch het al op 11 april had ondertekend. De reden voor dit ongewone uitstel van bijna drie maanden, dat Michel dus uitstekend uitkwam, zou te zoeken zijn in ‘wettelijke en technische details’. Welke? Geheim van het onderzoek, zegt parketwoordvoerder Jos Colpin.

Maar Michel ontkwam er niet aan. De zaak wringt hem in een ongemakkelijke positie, tussen enerzijds zijn ethische bevlogenheid in onder meer de zaak-Pinochet of zijn afkeer voor extreem-rechts in Oostenrijk, en anderzijds de pragmatiek die hij aan de dag moet leggen in Congo. Daar een diplomatieke rol willen spelen, veronderstelt inderdaad contacten met ‘moeilijke’ regimes, al zijn ze, zoals de Congolese, internationaal erkend. Die waarvan Yerodia – die ook onschuldig is zolang hij niet is veroordeeld – deel uitmaakt, is zeker niet de enige omstreden regering met wie Michel aldaar zaken moet doen.

POLITIEK COMMISSARIS

Het verklaart mee waarom Michel zeer te vinden is voor de oprichting van een Permanent Internationaal Strafgerechtshof. De statuten daarvan zijn vorige week door België geratificeerd. Zo’n Hof maakt een wet als die van 1993 overbodig en zou België ook verlossen van het diplomatieke gehannes dat de toepassing van die wet altijd veroorzaakt. De regering komt er immers altijd mee in de wind te staan, hoezeer ze zich ook beroept op het principe van de scheiding der machten. Iran heeft bijvoorbeeld de affaire-Rafsanjani allerminst geappreciëerd, wat ook de Belgische economische relaties met Teheran bepaald niet ten goede is gekomen.

Michel maakte alvast nooit een geheim van zijn scepsis tegenover het Kabila-bewind. Hij benadrukte herhaaldelijk, ook tijdens zijn laatste bezoek aan Kinshasa, dat Belgiës solidariteit uitgaat naar het noodlijdende Congolese volk, niet naar het regime. Nooit liet hij zich verleiden tot een liefdesverklaring aan ‘dit land, zijn volk en zijn leiders’, zoals toenmalig CVP-premier Wilfried Martens er zich in de jaren ’80 een paar liet ontvallen aan het adres van Mobutu, wiens roversdictatuur toen nochtans al voldoende gedocumenteerd was.

Toch zorgde het arrestatiebevel tegen Yerodia voor politieke complicaties. De vraag rijst wat Michel daarvan wist en hoe hij met die kennis is omgesprongen. Het is een kwestie waar de CVP-oppositie graag garen wil bij spinnen, al was het maar om ermee de sterke man van het paarse kabinet (‘de echte premier’) onderuit te halen. Het valt trouwens op dat de kwestie-Yerodia veel meer aandacht krijgt in Vlaanderen dan in Franstalig België.

CVP-europarlementslid Johan Van Hecke, de politieke poulain van Wilfried Martens, opende de aanval al vóór Michels vertrek naar Congo. In een interview betoogde hij dat Michel met zijn bezoek Kabila internationaal krediet verschafte en zo van hem ‘een nieuwe Mobutu’ maakte. Hij plaatste de Congolese president en diens Rwandese collega Kagame – ook al geen vriend van de internationale christen-democratie – qua mensenrechtenpalmares op één lijn met de afzichtelijke Pinochet. Die kritiek valt wel vaker te horen, maar opmerkelijker is dat, zo onthulde de Ugandese krant New Vision, Van Hecke een Engelse vertaling van dit interview bezorgde aan Uganda’s ‘nationale politieke commissaris’ James Wapakhabulo. Als Van Hecke Louis Michels diplomatieke geloofwaardigheid in Centraal-Afrika wou ondergraven, was dit wel de juiste manier, want tenslotte is Uganda met Congo in oorlog en met Rwanda verwikkeld in een gewelddadige rivaliteit om Congo’s natuurlijke rijkdommen.

Michel maakte het de oppositie gemakkelijk door de ene onhandigheid op de andere te stapelen, wat de indruk wekte dat hij wel degelijk iets te verbergen had, zoals nog maandag in de kamercommissie voor Buitenlandse Zaken bleek. Het lijdt geen twijfel dat hij en zeker zijn omgeving al snel van het arrestatiebevel op de hoogte waren. Twee weken na de ondertekening bracht de Brusselse procureur-generaal André Van Oudenhove het ministerie van Justitie ervan op de hoogte. Dat belegde al ’s anderendaags, 26 april, een informele vergadering met de kabinetten van de premier en van Buitenlandse Zaken. Dat hoort ook zo: een internationaal signalement zoals die waarvan Yerodia het voorwerp is, veronderstelt immers een optreden van de regering, meer bepaald van deze departementen.

DE VERDACHTE MAG NIETS WETEN

Op dat overleg ging de aandacht vooral naar het effect van de zaak op de Belgische gemeenschap in Congo. Die Belgische aanwezigheid heeft altijd mee de grenzen van het diplomatieke handelen van Brussel in Centraal-Afrika bepaald. Toch stelt Michel dat zijn medewerkers hem niet over de vergadering informeerden. De verklaring: zijn toenmalige, weinig opgemerkte kabinetschef Patrick Vercauteren had het te druk met zijn aanstaande benoeming tot ambassadeur in Luxemburg, een baan die net, per toeval, was vrijgekomen. Volgens Michel hoorde hij het eerst over de zaak toen journalisten hem er ’twee maanden geleden’ (begin mei dus) over aanspraken. Pas alweer een maand later, op 6 juni, zes weken nadat zijn kabinet op de hoogte was, zou Michel iets ter ore zijn gekomen over het arrestatiebevel, als gevolg van een fax van, alweer, het kabinet van Justitie.

Toen de minister ook nog beweerde dat hij niet wist wat Yerodia kwalijk werd genomen, zijn uitspraken van 1998, toonde hij zich alweer ofwel ongeloofwaardig, ofwel verbazend slecht ingelicht over een dossier waaraan hij nochtans al heel wat politieke energie besteedde. Hij hoefde toch niet ver te lopen om zich erover te informeren. Zijn belangrijkste adviseur inzake Centraal-Afrika, Paul Van Goethem, verbleef in augustus 1998 haast permanent in Kinshasa, als correspondent voor de Financieel-Economische Tijd.

Lijkt dit alles nog een wat onhandig spelletje hide-and-seek, delicater is wat Michel met de informatie aanving. Het was niet de bedoeling dat de verdachte, Yerodia, iets van het arrestatiebevel zou afweten, kwestie van hem onverhoeds te kunnen arresteren mocht de gelegenheid zich voordoen. Al hoeft niemand zich veel illusies te maken: een internationaal signalement komt via Interpol hoe dan ook bij de autoriteiten van, in dit geval, Congo terecht, en dan lijkt het weinig waarschijnlijk dat ze voor Yerodia nog lang een geheim zou blijven.

Het lag dus voor de hand om zich af te vragen of de zaak dan geen onderwerp van gesprek werd toen Michel in Kinshasa op bezoek was. Kabila scheen er al van af te weten, suggereerde de minister toen hem daarnaar werd gevraagd. Maar La Libre Belgique was veel duidelijker: Michel had de kwestie ‘uit diplomatieke hoffelijkheid’ zelf te berde gebracht. Een woordvoerder van Buitenlandse Zaken bevestigde vorige week dinsdag al aan het persagentschap Reuters dat Michel dat inderdaad had gedaan, en wel ‘om diplomatieke schade te voorkomen’.

Het heeft niet mogen baten, zo bleek het afgelopen weekend: de Belgische ambassadeur in Kinshasa werd om uitleg verzocht, Congo heeft zijn ambassadeur ‘voor overleg’ teruggeroepen, twee Franstalige ministers die al hun valiezen hadden gepakt om naar Congo te vertrekken, kregen te horen dat ze toch eventjes niet welkom waren. Crisis, kortom. Zodra de zaak-Yerodia, mede door Michels onduidelijkheden, in een schandaalsfeertje verzeilde, kon de Congolese regering immers niet langer doen alsof er niets aan de hand was.

Zo dreigt Louis Michels gedurende maanden uitgebouwde diplomatieke offensief over een nevenkwestie in gruzelementen te vallen. Hij hoopte de vrede in Centraal-Afrika te dienen door zich daarvoor persoonlijk en in het volle voetlicht in te zetten. Maar dat maakte hem ook kwetsbaar: één misstap en iedereen zou het gezien hebben. Zoals nu is gebeurd.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content