Meer en meer migranten trekken uit Brussel weg naar de Vlaamse rand. Als werk de kortste weg is naar integratie, dan zou dat geen problemen mogen opleveren, want onwaarschijnlijk veel vacatures raken daar nu niet vervuld.
‘Wij, de jonge generatie Marokkanen, dromen van dezelfde dingen als de jonge Belgen van onze leeftijd’, zegt Sabah Amraoui (24), een jonge Marokkaanse boekhoudster die bij het schoonmaakbedrijf ISS-Abilis in Vilvoorde werkt. ‘Wij willen weg uit de onverzorgde buurten in Brussel, de wijken met criminaliteit. Maar een kleine minderheid migranten houdt zich trouwens met die dingen bezig. Alleen haalt, spijtig genoeg, vooral deze minderheid het nieuws. Jonge Marokkaanse gezinnen verschillen niet van de Belgische. Man en vrouw werken allebei, hebben maar een paar kinderen, willen die een goede opvoeding geven en zoeken daarvoor rustige wijken op: in de betere Brusselse buurten én, in toenemende mate, ook in de rand.’
‘Wie een job wil, moet tegenwoordig tweetalig zijn. Dat is mijn grootste probleem: zoals veel andere Marokkanen, spreek ik alleen Frans, geen Nederlands. Ik heb geluk, binnen de bedrijfsmuren kan ik een intensieve cursus Nederlands volgen. Waarom laat het vak Nederlands in het Franstalig onderwijs in de hoofdstad zo onvoorstelbaar veel te wensen over? Begrijpen de Franstaligen dan niet wat ze ons hiermee aandoen? Wie een baan wil, moet minstens tweetalig zijn. Om zulke problemen te voorkomen, sturen meer en meer migranten hun kinderen tegenwoordig naar Nederlandstalige scholen. Nederlands leren is niet moeilijk als je een Arabische taal spreekt. Sommige klanken zijn identiek. Met het Nederlands als basis krijg je bovendien het Engels makkelijker onder de knie.’
‘Veel migranten trekken weg uit Brussel’, bevestigt de Marokkaanse randbewoonster Saïda Sakali. ‘Zowel gegoede als kansarme allochtonen. Ze verlaten de stad om dezelfde redenen als de Belgen. Sommige Brusselse wijken zijn niet meer leefbaar. Jonge gezinnen trekken weg uit de weinig verzorgde buurten, naar het groen. Ze willen betere scholen voor hun kinderen. Dat is allemaal te vinden in de rand.’ ‘Het begon met de Italianen en de Spanjaarden. Nu zet de stadsvlucht zich bij de andere migrantengroepen voort. Vooral jonge gezinnen trekken weg. Vandaag nog niet massaal, maar de trend zal zich zeker in versneld tempo doorzetten. Het fenomeen heeft vooral te maken met de hoge prijzen van de huizen in hartje Brussel. De woningen in de vijfhoek zijn onbetaalbaar duur geworden.’
‘Een heel grote groep migranten is al een hele tijd geleden vanuit Schaarbeek naar Vilvoorde uitgeweken – toen hele wijken rond het Noordstation plaats moesten ruimen voor kantoorgebouwen. Nu trekken vanuit Molenbeek en Anderlecht voornamelijk jonge gezinnen naar Groot-Bijgaarden, Drogenbos, Ruisbroek… Ook de randsteden Halle en Vilvoorde zijn erg in trek.’
TAALPROBLEMEN
Met de integratie ziet Saïda Sakali weinig problemen. Alleen met de taalkennis zit het mis. De meeste allochtonen kennen alleen Frans. Ze komen terecht in gemeenten waar Nederlands de voertaal is. Dat beperkt hun mogelijkheden om zich te integreren. De gemeenten kunnen hen helpen door hen de weg te wijzen naar de jongeren- of vrouwenwerking, of de culturele centra.
‘Misschien zullen de welgestelde allochtonen die naar de betere wijken verhuizen zich in hun eigen leefwereldje isoleren’, vreest Saïda Sakali. ‘Zoals dat nu al heel extreem in Tervuren gebeurt, waar euroambtenaren eigen scholen en voorzieningen hebben. Hoe kunnen we voorkomen dat de allochtone inwijkelingen zulke eilandjes gaan vormen? Via het onthaal in de gemeenten? Via de gemeenschapscentra? Een gestructureerde aanpak lijkt noodzakelijk.’
Aan banen is er in de Vlaamse rand niet bepaald een gebrek. Wegens een tekort aan kandidaten kunnen zeer veel vacatures op dit moment niet eens worden vervuld. Tegelijkertijd blijven grote groepen allochtonen vooral in Brussel en in mindere mate in de rand, werkloos (zie tabel). Allochtone kandidaten hebben op de arbeidsmarkt nog altijd minder kansen, zelfs als het om hoogopgeleide mensen gaat. Onderzoek van de VDAB toont aan dat werkgevers tijdens het consulteren van de vacatures in de KISS-databank allochtone namen nog altijd minder aanklikken. Een recent proefschrift van Bart Van den Cruyse besluit dat hier geen puur racisme meespeelt, maar de angst voor een lagere productiviteit. Werkgevers denken dat allochtonen minder hard werken dan hun autochtone collega’s.
Maar er hangt verandering in de lucht. Meer en meer bedrijven in Halle-Vilvoorde kiezen voor migranten. Ze nemen tegenover allochtone werknemers een positieve houding aan. Er kwam een charter van ‘Ondernemers tegen racisme’, onder impuls van Marc Descheemaecker, de directeur van ISS-Abilis, een schoonmaakbedrijf in Vilvoorde. ‘Bedrijven moeten hun sociale verantwoordelijkheid opnemen in de maatschappij’, zegt Marc Descheemaecker gedreven. ‘Als je als onderneming duurzaam wil ondernemen, tracht je oplossingen aan te reiken voor maatschappelijke problemen. Willen we integratie bevorderen en sociale uitsluiting tegengaan? Welnu, migranten banen bezorgen, is een van de belangrijkste manieren om dat te bereiken.’
TRENDBREUK
Niet alleen migranten uit de rand, maar ook de vele werkloze allochtonen uit de hoofdstad moeten kansen krijgen. Marc Descheemaecker : ‘Als bedrijven in de Vlaamse rand massaal migranten in dienst nemen, wordt iedereen daar beter van. Wat sommige mensen er ook van denken, migranten zijn harde werkers. Ze zijn zo blij met hun baan, dat ze zich zeer hard inzetten om die te behouden.’
Volgens Damienne D’heyghers, projectontwikkelaar migranten bij het Subregionaal Tewerkstellingscomité (STC) van de regio Halle-Vilvoorde is er sprake van een echte trendbreuk. ‘Vroeger had het STC de grootste moeite bedrijven ertoe aan te zetten migranten in dienst te nemen’, vertelt ze. ‘Nu bellen ze zelf voor informatie op. De belangstelling voor het in dienst nemen van allochtonen is groot. Uitzendbureaus hebben het belang hiervan ingezien: waar allochtonen werken, komen vanzelf meer allochtone uitzendkrachten over de vloer.’
Eentalig zijn, zet wel een rem op de tewerkstellingskansen. Doet dat probleem zich alleen voor bij de werkloze allochtonen in de rand? ‘Nee, ook bij de werkloze Franstalige Belgen’, reageert Damienne D’heyghers. ‘De bereidheid Nederlands te leren is vaak groter bij allochtonen dan bij Franstalige Belgen. Zelfs bij heel wat migranten die al een aantal talen spreken – Turks en Engels, bijvoorbeeld – voor wie Nederlands dus de zoveelste taal in het rijtje wordt.’
De kennis van het Nederlands kan gemakkelijk bijgespijkerd worden. Damienne D’heyghers: ‘Met het VDAB-programma ‘Nederlands op de werkvloer’ bijvoorbeeld, waarmee anderstaligen voornamelijk praktijkkennis Nederlands opdoen. Sommige bedrijven zorgen dan weer voor privé-cursussen. Wij begeleiden de geïnteresseerde bedrijven niet alleen op het vlak van rekrutering en vorming, maar helpen hen ook actie te voeren tegen alle vormen van discriminatie op de werkvloer.’
Migranten bezorgen Vlamingen ook werk. Veehandelaar Willy Leo bijvoorbeeld zag brood in het slachten van lammetjes voor het offerfeest. In ’83 opende Willy Leo in Lennik de deuren van het eerste islamitisch slachthuis in België. Jaarlijks worden daar nu zo’n 35.000 schapen geslacht. ‘Import, export’, lacht hij. ‘Voor de Brusselse Marokkanen, de Marokkanen in Noord-Frankrijk en de warenhuizen.’ Worden daarvoor ook schapen gekweekt in het Pajottenland? ‘Wij importeren onze dieren uit Nederland’, antwoordt Willy Leo. ‘In België zijn er geen grote schapenkwekers meer.’
‘In heel Vlaanderen kweken boeren schapen voor de Marokkanen. In de Kempen, in Limburg, in Oost-Vlaanderen. Die boeren weten vaak beter dan wij wanneer het offerfeest er aankomt’, weet Mohammed Shakkar van de Federatie Marokkaanse Verenigingen.
Marleen Teugels