België voerde in 1974 een migratiestop in, maar toch krijgen elk jaar enkele tienduizenden vreemdelingen een verblijfsstatus. Jozef De Witte van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding vindt dat er dringend een open debat over migratie moet komen. ‘We kennen die mensen niet en we weten niet wat ze doen.’
In 2003 kreeg het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding er een opdracht bij. Het moet de Belgische overheden sindsdien ook informeren over de aard en de grootte van de migratiestromen én waken over de fundamentele rechten van vreemdelingen op het grondgebied. Naar aanleiding van de internationale Dag van de migrant op 18 december bindt directeur Jozef De Witte daarover de kat de bel aan: we hebben veel te weinig informatie over de migratie in eigen land en dat is ook een zware handicap voor wie het beleid moet uitstippelen.
België voerde in 1974 zogezegd een migratiestop in, maar de migratie is natuurlijk nooit stilgevallen: in 2004 verwierven 73.000 vreemdelingen een verblijfsstatus in België. Daar moeten nog de nieuwe asielzoekers en mensen zonder papieren worden bijgeteld, en de diplomaten of mensen uit de Europese Unie die zich niet lieten registreren.
‘Aangezien er ook mensen het land verlaten,’ zegt De Witte, ‘blijft er van die 73.000 een saldo van zo’n 35.000 mensen over. Dat zijn er in verhouding niet veel minder dan in de Verenigde Staten, dat de reputatie heeft een immigratieland te zijn. Wie voor een echte migratiestop pleit, geeft ook blijk van weinig historisch besef. Migratie heeft altijd bestaan en zal altijd bestaan. Internationale instellingen en internationale bedrijven die hier gevestigd zijn of hier investeren, brengen mee dat er zich vreemdelingen – dat wil zeggen: mensen die de Belgische nationaliteit niet hebben – in ons land vestigen. Ik veronderstel dat we daar niet van af willen. Het is ook waanzin om in de geglobaliseerde wereld te doen alsof je op een eiland zit.’
Het Centrum moet vaststellen hoe ontstellend weinig informatie er over de in- en uitstroom van migranten beschikbaar is. En hoe versnipperd de bevoegdheden zijn over de federale en de gewest- en gemeenschapsregeringen. ‘We moeten misschien eerst een soort van kenniscentrum maken’, denkt De Witte. ‘Om tot een betere samenwerking te komen. Een duidelijke begrenzing van wie wat doet. Dat praat toch handiger. Iedereen heeft de mond vol over gezinshereniging. Maar ik kan u niet zeggen hoeveel mensen per jaar naar België komen, en zeker niet in welk type gezinshereniging. Niemand kan u dat zeggen. Hoe kunnen er dan maatregelen worden genomen? Hoe kan dan worden opgevolgd of die maatregelen ook werken?’
De cijfers waarover het Observatorium voor Migraties van het Centrum wel beschikt, nuanceren het beeld dat van de vreemdeling bestaat. ‘Naast de zowat 650.000 migranten die intussen Belg zijn geworden, zijn er nu 870.000 vreemdelingen in het land’, zegt stafmedewerker Koen Dewulf. ‘Driekwart daarvan zijn burgers uit de Europese Unie. Het gaat ook doorgaans om hooggeschoolde mensen. De migrant draagt een aktetas. Het is dus juist dat er veel vreemdelingen in België zijn – maar dat zijn wel in de eerste plaats Nederlanders, Fransen, Spanjaarden. Marokkanen en Turken komen qua aantal een eind achterop. Alleen vallen ze in het straatbeeld natuurlijk wel het meest op.’
MEER VROUWEN
Het Centrum maakt ook een onderscheid tussen humanitaire en economische migratie. Bij humanitaire migratie gaat het om de uitoefening van een individueel recht. Het recht, bijvoorbeeld, om te trouwen met een Braziliaanse vrouw. Bij economische migratie is dat niet het geval. ‘Dat neemt niet weg’, benadrukt Jozef De Witte, ‘dat humanitaire migratie economische gevolgen heeft en economische migratie humanitaire. In de jaren zestig haalden we arbeiders naar België en we stopten die in een mijn. Voor de rest deden we of we ze niet kenden, hoorden of zagen. Die fout mogen we niet opnieuw maken, want het gaat toevallig wel altijd om menselijke wezens. Het is natuurlijk vaak een complex kluwen. Stel dat iemand als student naar België komt, hier een baan vindt en een meisje tegen het lijf loopt. Wat is hij dan uiteindelijk? Student? Arbeidsmigrant? Gezinshereniger?’
Mensen, bedoelt De Witte, zijn geen dominostenen die precies doen wat je ervan verwacht. Hij ziet wel dat het patroon van de migratie verandert. Migranten komen uit veel meer verschillende landen dan vroeger en ze zijn doorgaans ook wat ouder. Maar vooral is de migratie veel vrouwelijker geworden. Dat kan met de huwelijksmarkt te maken hebben, maar in de eerste plaats toch met de emancipatie van de vrouw. Onze arbeidsmarkt heeft nu ook plaats voor beroepen die vaak als specifiek vrouwelijk worden beschouwd – zoals verpleegsters, een beroep waaraan bij ons een tekort was gegroeid.
Het Centrum ontkent niet dat migratie ook problemen meebrengt. Om daar greep op te krijgen, moet je weten waar je mee bezig bent. ‘30.000 netto nieuwe migranten per jaar, daar sta je toch even bij stil’, zegt De Witte. ‘Waar wonen die? Waar werken die? Wat doen die? Wat zijn daar allemaal de gevolgen van?’
De Witte geeft het voorbeeld van Canada. Dat land voert een breed debat over welke migratie het wil, hoeveel mensen erbij kunnen en wat het met hen wil doen. ‘Een Roemeense vrouw die in België drie, vier jaar op asiel zat te wachten, had tegelijk ook een migratieaanvraag in Canada lopen. In België zou ze zijn afgewezen. In Canada kreeg ze de kans om te studeren en een universitair diploma te halen. Canadezen kijken altijd wat zo iemand hen de volgende vijftig, zestig jaar kan bieden. Wij denken: hoe krijgen we die asielzoeker zo snel mogelijk weer over de grens? Dat is het verschil. Zij kijken naar het profijt. Het is voor hen ook een zaak van welbegrepen eigenbelang.’
België organiseert in juli 2007 een internationale conferentie over migratie en ontwikkeling. Kan het proces worden gestuurd? ‘We zijn natuurlijk gebonden aan internationale afspraken’, beseft directeur De Witte. ‘Je kunt de conventie van Genève over vluchtelingen niet opzeggen. Er begint zich ook een EU-kader te vormen, waar België niet buiten kan kleuren. We horen hier bijvoorbeeld weinig over de Europese richtlijn die wil dat langdurig ingezetenen uit derde landen in de Unie op hun beurt van het vrije verkeer van personen kunnen genieten. Toch wordt die richtlijn over niet meer dan enkele maanden van kracht. In het kader van de economische migratie is het ook belangrijk om met de landen van herkomst om de tafel te gaan zitten. Want een migratiebeleid dat alleen in ons voordeel is, zal niet lang overeind blijven. Ons probleem is migratie. Hun probleem is ontwikkeling. Dat zorgt voor een scheve migratiedruk. Er emigreren nu eenmaal minder Belgen naar Congo dan Congolezen naar België.’
ILLEGALITEIT IS DUUR
Stilaan worden er voorstellen en ideeën geopperd om met de landen van herkomst tot een vergelijk te komen. Dat heeft onder meer te maken met de druk die vluchtelingen uit West-Afrika het voorbije jaar op de Spaanse Canarische eilanden hebben uitgeoefend – met alle menselijke ellende die daarmee gepaard gaat. ‘Een idee kan zijn om landen zoals Guinee of Senegal de mogelijkheid te bieden om, bijvoorbeeld, enkele duizenden competente mensen voor een beperkte periode naar Europa te sturen om een opleiding te krijgen en te werken’, zegt Koen Dewulf. ‘Hun socialezekerheidsbijdragen zouden ze bij hun terugkeer als een premie meekrijgen. Een soort van draaideurmechanisme. Het probleem is dat het maar om een beperkte periode mag gaan en dat er een aantal stokken achter de deur moeten zijn. Als te veel mensen niet terugkeren, zou het land in kwestie bijvoorbeeld een deel van zijn quotum verliezen. Dat soort afspraken kunnen perfect worden gemaakt.
‘De Europese Commissie wil ook graag de concurrentie met de Amerikanen aangaan om begaafde jonge mensen naar Europa te halen én hier te houden. Maar we kunnen ons niet tot dat soort mensen beperken. Dit zijn ook allemaal nog geen instapklare scenario’s. De massale regularisering die Spanje heeft doorgevoerd, ligt nog op de maag. Ook omdat Madrid tegelijk extra contingenten Colombianen en Ecuadorianen naar zijn land- en tuinbouw haalde.’
Het Centrum vindt dat België zich niet aan de politiek van de mediterrane landen moet spiegelen. Maar dat neemt niet weg dat het ook volstrekt geen idee heeft hoeveel mensen er illegaal in het land verblijven. Een ruwe schatting houdt het bij een cijfer tussen 100.000 en 200.000. Er loopt nu een studieproject om toch tot een iets nauwkeuriger getal te komen. De aanwezigheid van al die mensen stimuleert de zwarte economie en brengt huisjesmelkers veel geld op. Maar hoe zit het, bijvoorbeeld, met de gezondheidszorg? Mensen die niet bestaan, kunnen zich niet laten inenten.
De Witte: ‘Als je een aantal elementen in kaart brengt, kan de conclusie best zijn dat de maatschappelijke kosten van de illegaliteit erg hoog zijn. Een maatschappij moet redelijk zijn. En dat wil zeggen dat de volgende federale regering toch weer met regularisering rekening moet houden. Dat doet ze nu trouwens ook. Er werden vorig jaar 12.000 mensen uitgewezen en 12.000 mensen geregulariseerd. Het Centrum was voor minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael (VLD) regelmatig het neutrale terrein om met bezetters van kerken te praten.’
Dewulf: ‘Er wordt gezegd dat een regularisering een aanzuigeffect heeft op mensen zonder papieren in andere landen. Het echte aanzuigeffect is dat mensen die geregulariseerd worden behoorlijker werk kunnen krijgen of recht hebben op een uitkering. De banen van vijf of zes euro per uur die ze in het zwarte circuit hadden, zijn voor hen op dat moment niet meer interessant. Een regularisering moet daarom gepaard gaan met strijd tegen zwartwerk en uitbuiting. Want de plaats wordt altijd snel weer ingenomen door andere sukkelaars.’
Jozef De Witte zucht. ‘Als je dat soort van verhalen hoort, zijn we toch niet goed bezig. Zeker in Vlaanderen is er een trauma, dat maakt dat niemand erover wil praten. Een simplistische boodschap passeert altijd makkelijker dan een moeilijke. Maar wie met politiek bezig is, heeft toch ook de maatschappelijke verantwoordelijkheid om vooruit te zien naar de problemen van morgen?’
Moet er straks in de nieuwe federale regering een aparte minister of staatssecretaris voor migratie komen? Daar wil De Witte zich niet over uitspreken, maar er moet wel íéts gebeuren. De politiek moet een brede maatschappelijke discussie over migratie op gang brengen, waarbij ook de organisaties uit het middenveld hun verantwoordelijkheid opnemen. Jozef De Witte: ‘Zolang het debat maar niet weer uit de weg wordt gegaan. Het is altijd beter om erover te praten dan erover te zwijgen.’
DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK