Een jaar na haar kerkelijk huwelijk met Wilfried Martens en ongeveer een half jaar na zijn overlijden geeft Miet Smet haar eerste politieke interview. ‘Op den duur denkt iedereen: de N-VA wordt de grootste partij en de CD&V zal wel meedoen. No way.’
Het gesprek vindt plaats in haar nieuwe, gelijkvloerse appartement aan de oever van de Durme in Lokeren. Buiten druppelt het voor het eerst in weken. Zij kocht de flat op aandringen van de zwaar zieke Wilfried Martens die geen trappen meer kon lopen. ‘Hij heeft hier maar twee weken gewoond.’ Haar mooie herenwoning in het centrum van Lokeren staat te koop. ‘Ik keer niet meer terug. Het is goed hier.’
Aan de muur hangen enkele etsen van Roger Raveel. In de boekenkast staan de biografieën van sterke vrouwen, zoals Golda Meïr. En niet te negeren, in het midden van de kamer: een groot, bronzen borstbeeld van Wilfried Martens, die afstandelijk van achter een te grote bril toekijkt.
Miet Smet is zenuwachtig, angstig ook. Zij mijdt sinds zijn dood de plaatsen waar ze samen gelukkig waren, zoals haar buitenverblijf in Apt, in de Provence. ‘Morgen reis ik er met mijn zus voor het eerst weer naartoe. Alleen durf ik niet. Er liggen nog spullen van Wilfried, die achtergebleven zijn.’ Ze veegt een traan weg. Ze vertelt hoe gelukkig Wilfried was in wat hij ‘haar huisje’ noemde en hoe hij de bezoekers rondleidde in de tuin alsof hij die zelf onderhield. ‘Tot op het laatst stippelde hij fietsroutes uit, maakte hij plannen om er na de Europese verkiezingen van 25 mei te gaan schrijven.’
De avond voor dit gesprek telefoneerde ze vanuit de trein die haar van Amsterdam terug naar huis voerde. ‘Sorry, ik twijfel over het interview. Praten over Wilfried doet nog zo veel pijn.’
Wat vraag je dan aan een weduwe die de liefde van haar leven heeft verloren: hoe gaat het verder met u? Ze lacht. ‘Veel mensen stellen die vraag. Ik vind het niet erg, maar ik zeg hen ook: dat is de verkeerde vraag. Zo’n vraag is heel moeilijk te beantwoorden. Dan heb ik liever dat ze gewoon iets vertellen over Wilfried.’ Ze krijgt boeken over rouwen opgestuurd. Van mensen die ze niet eens kent. ‘Ook goed bedoeld, maar ik lees ze niet. Ik kan ze niet lezen. Ik heb behoefte om alleen te zijn. Geen hele dag of een hele week. Verdriet verwerken is voor mij een proces dat je alleen door moet.’
Guillaume Van der Stighelen zei na het plotse overlijden van zijn zoon dat rouwen een collectief proces is.
MIET SMET: Ja, als je een partner hebt. Die heb ik niet. Natuurlijk vind ik troost als Wilfried ‘collectief’ geëerd wordt, zoals op het EVP-congres in Dublin. Of tijdens het recente CD&V-congres in Brugge. Het feit dat ze een Europees gebouw naar hem vernoemen of een straat in Evergem, doet deugd, maar dat neemt niet weg dat ik ’s avonds alleen wil zijn met mijn verdriet.
Miet Smet heeft nog veel contact met de kinderen van Wilfried Martens. Tijdens de paasvakantie nam ze de tweeling (17) en de jongste zoon van Martens, haar oogappel Simon (13), mee voor een week vakantie in Madrid. Met Simon trekt ze weleens naar het voetbal. Laatst nog Gent tegen Lokeren. Zij, een beetje gespeeld, als supporter van Lokeren, Simon fanatiek als fan van Gent.
Elke dinsdag is Miet Smet in Amsterdam, op het kantoor van Awepa, een ngo die Europese parlementariërs verbindt in de strijd tegen armoede en voor sociale rechten in Afrika. Smet is internationaal voorzitter van de organisatie, die opleidingen geeft aan Afrikaanse politici om het democratiseringsproces te versnellen. Awepa heeft bijzondere aandacht voor de positie van de vrouw in Afrika.
In die functie had zij enkele dagen voor de dood van Nelson Mandela nog een ontmoeting met diens echtgenote Graça Machel. ‘Zij werkt samen met ons. Nelson Mandela was stervende toen ik haar sprak. Awepa is een kind van de strijd tegen apartheid. Dat we beiden nu weduwen zijn, schept uiteraard nog meer een band. We schrijven elkaar brieven. Ik zie haar terug in oktober tijdens een congres over migratie.
‘Als we het in Europa over migratie hebben, denkt iedereen aan migratie naar Europa. Maar er bestaat ook een zeer grote inter-Afrikaanse migratie. Vanuit Zimbabwe zijn bijvoorbeeld één tot twee miljoen mensen gevlucht naar Zuid-Afrika. Dat is een heel gevoelig thema. Leiders als Mandela in Zuid-Afrika en Mugabe in Zimbabwe waren verbonden in hun strijd tegen apartheid en kolonialisme. Het doorbreken van die band, door als zwarte president te zeggen dat een ander Afrikaans land het slecht doet, is niet makkelijk.’
Enkele weken geleden verkoos een Knack-jury met meer dan honderd prominenten Wilfried Martens tot invloedrijkste politicus sinds de Tweede Wereldoorlog, vóór Jean-Luc Dehaene. Terecht?
SMET: Ik was zeer blij met die hulde. Hij verdient dat ook. Wilfried was altijd een betrouwbaar politicus voor de verschillende standen binnen onze partij. Hij was ook een betrouwbare partner voor de andere partijen en voor de Franstaligen. Iedereen wist dat je op hem kon rekenen. Wilfried was bovendien gevoelig voor nieuwe stromingen in de maatschappij: op ethisch vlak, voor Europa, hij was zelfs een vroege ontdekker van het feminisme. Het is iets zeer persoonlijks wat ik nu zeg, maar Wilfried kende geen frustraties. Dat vond ik altijd heel verfrissend, want in de politiek lopen er veel gefrustreerd rond omdat ze niet begrepen worden, omdat ze hun geloof verzaakt hebben, enzovoorts. Hij was ook nooit rancuneus. Én hij is erin geslaagd om het federalisme tot stand te brengen.
De meeste mensen zouden met dat punt beginnen om zijn politieke rol te beschrijven, maar de staatshervorming is niet echt uw dada?
SMET:(lacht) Ik ben blij dat het federalisme er is, maar in mijn tijd waren vrouwelijke politici weinig bezig met instellingen. Wij bekommerden ons meer om mensen, minder om structuren, in tegenstelling tot onze mannelijke collega’s.
In de top 25 van invloedrijkste politici staan slechts drie vrouwen: Lucienne Herman-Michielsens, Paula D’Hondt en… Miet Smet.
SMET: Ik weet het: op de laatste drie plaatsen, en toch is dat begrijpelijk. Vrouwen kregen in de politiek pas laat de aandacht die zij verdienden en ons land kende sinds de Tweede Wereldoorlog veel goede en sterke politieke leiders. Het is zeker geen nederlaag voor vrouwen.
Hugo De Ridder zei dat Martens zo goed scoort omdat u hem ‘vermenselijkt’ hebt.
SMET: Naar de publieke opinie toe klopt dat zeker. De mensen kennen hem als een stijve hark. Hij lijkt streng en afstandelijk, maar men vergeet altijd dat Wilfried zéér veel moest overwinnen. Hij kwam uit een zeer eenvoudig milieu. Hij moest een geweldige sprong maken. Daardoor verstijf je een beetje. Ik versta dat. Hij was nooit minister voor hij premier werd. Het premierschap was een bijzonder eervolle functie, vond hij. Hij zag het als zijn roeping. Wilfried had altijd bijna automatisch respect voor gezag, voor andere mensen. Ik ben anders. Respect voor anderen heb ik niet automatisch. Dat moet je verdienen.
De politieke erfenis van Wilfried Martens is zijn unionistisch federalisme. Wat blijft daar nog van over, nu Vlaanderen aan de voeten lijkt te liggen van de N-VA?
SMET:(ferm) Wilfried was voor samenwerking. De N-VA is dat niet omdat haar nationalisme absoluut is. Wilfried ijverde voor een grotere bevoegdheid voor de regio’s en hij heeft dat ook gerealiseerd. Alle instellingen die we nu hebben, zoals het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering, die het politieke gezicht van Vlaanderen bepalen, zijn door hem en zijn regeringen tot stand gebracht.
Zijn er overeenkomsten tussen de jonge Martens, die het establishment in zijn partij schoffeerde met zijn flamingantische eisen, en de jonge De Wever, die een zieltogende partij reanimeerde?
SMET: Wilfried was fundamenteel anders. Hij was een verzoener. De Wever is een splijtzwam, tussen de Vlaamse partijen, en tussen Vlaanderen en Wallonië. Neem het voorbeeld van het onderwijs in Vlaanderen. Er moet een stap gezet worden om leerlingen beter te leren kiezen voor de richting die hen het best past. Ik ben iemand van het aso, Latijn-Wetenschappen. Ik ben opgegroeid in het waardenpatroon van een samenleving die aan het aso de hoogste waardering geeft. Maar er zijn ook leerlingen in het aso beland die misschien beter een andere richting hadden gekozen – en mensen in het technisch onderwijs die misschien beter het aso hadden gevolgd. Dus als Mieke Van Hecke nu voorstelt om alle leerlingen door dezelfde poort te laten binnenkomen en zo hun definitieve keuze uit te stellen, dan vind ik dat een goede zaak. Wat ik afschuwelijk vind, is dat De Wever geen enkel respect heeft voor zijn eigen ministers.
Hoe bedoelt u?
SMET: Zijn ministers hebben die onderwijshervorming mee goedgekeurd en toch aanvaardt hij die beslissing niet.
Hij verwijst naar de maatregelen en het Globaal Plan van Martens en Dehaene om zijn sociaal-economisch programma te verdedigen.
SMET: Als je het interprofessioneel overleg wilt afschaffen, moet je maar doen wat De Wever voorstelt en alleen per sector onderhandelen, in plaats van op Vlaams of Belgisch niveau. Ik begrijp sommige bedrijfsleiders niet die de poten onder hun eigen stoel wegzagen. Als je het collectief overleg afschaft, verzwakt dat hun permanente vertegenwoordiging, net zoals het de vertegenwoordiging van alle middengroepen zal verzwakken. De N-VA heeft geen respect voor middengroepen, dus ook niet voor de werkgevers- en de werknemersorganisaties.
Jean-Luc Dehaene zei in zijn recente interviews dat veel bedrijfsleiders in een tunnelvisie zitten, dat ze de politiek niet begrijpen.
SMET: Ik ben het helemaal met hem eens.
De Wever verwees ook naar Martens en Dehaene om zijn plannen met de index aan te kondigen.
SMET: Dan negeert hij enkele grote verschillen. In de jaren tachtig waren er inderdaad drie indexsprongen en is de frank gedevalueerd. Maar het systeem bleef wel behouden, weliswaar aangepast tot de gezondheidsindex. Nu willen sommigen het hele indexsysteem gewoon afschaffen. Dankzij het respect dat Martens en Dehaene toen hadden voor het middenveld, heeft de legendarische vakbondsleider Jef Houthuys de inleveringen aanvaard.
U bent heel kritisch voor Bart De Wever en de N-VA, maar ze halen wel zeer hoge scores in de peilingen.
SMET: Overal scoren de populistische partijen goed. De Wever is geen Vlaams fenomeen. Zijn succes is te vergelijken met wat in Frankrijk gebeurt met Marine Le Pen, wat in Nederland gebeurde met Pim Fortuyn, wat in Engeland gebeurt. Wat speelt daarin mee? De angst van de mensen voor de globalisering. Nochtans denk ik dat de meeste mensen wel beseffen dat er een universele beschaving komt. Die is er nu nog niet, maar ze komt er wel aan. De relaties tussen de mensen zullen globaal en internationaal zijn. Ze zijn daar bang voor, maar in hun handelen doen ze het al, zonder dat ze het beseffen. Kijk naar de Erasmusprogramma’s, naar de call centers die in India gevestigd zijn, enzovoorts.
Uw vader kwam uit het ACW. De N-VA heeft die beweging veel te hard aangepakt, vindt u. Heeft het ACW dan geen fouten gemaakt?
SMET: Nog eens: de N-VA aanvaardt geen middengroepen, omdat ze daar te weinig macht over hebben. Je moet leren overleggen met middengroepen en niet eisen dat ze zomaar uw programma overnemen.
Maar zijn er fouten gemaakt?
SMET: Natuurlijk. Men pakt het ACW op die fouten, maar het ACW is daar zelf het grootste slachtoffer van. Het is niet omdat er fouten zijn gemaakt, dat de hele beweging moet worden vernietigd.
Straks zijn er Europese verkiezingen. De CD&V bood u een lijstduwersplaats aan.
SMET: Dat klopt, maar ik ben daar voorlopig niet toe in staat.
Voorlopig?
SMET: Ja. Omdat ik dan constant geconfronteerd zou worden met Wilfried. Ik wil eerst voldoende verwerkingstijd krijgen. En ik zeg ook niet dat ik het later wél zal doen, hè.
U zou vermoedelijk veel stemmen krijgen.
SMET: Ik weet het. Maar dan moet ik campagne voeren, op tv komen, opnieuw in die molen meedraaien. Dat doe ik al sinds ik vijf jaar was, toen mijn vader voor het eerst kandidaat was. Als ik naar een congres ga, zoals onlangs naar het CD&V-congres in Brugge, moet ik daarna snel naar huis om te bekomen.
Het is opvallend hoe afwezig de Europese verkiezingen zijn in deze campagne.
SMET: Het is verschrikkelijk, want het Europese niveau is zo belangrijk. Als de Europese verkiezingen samenvallen met nationale verkiezingen raken de Europese sowieso ondergesneeuwd. Maar ook in landen waar ze niet samenvallen, zoals in Nederland, is er nauwelijks belangstelling. Ten onrechte, want de enige manier om economisch en financieel overeind te blijven, zal via Europa zijn. De controle op de banken, op de regeringen en hun begrotingen zal via Europa gaan. Alleen via Europa zullen we het leefmilieu kunnen redden, enzovoorts.
Wat vindt u van de rol die Guy Verhofstadt speelt op dat Europese platform?
SMET: Ik begrijp zijn einddoel: een Verenigde Staten van Europa, maar dat is nog zo ver weg. (zucht) Er zijn nog zo veel tussenstappen nodig. Daar spreekt hij niet over. Hij vertegenwoordigt een partij die zeer klein is in Europa. Helaas voor hem, want hij blaast zichzelf op alsof hij de leider van een zeer grote partij is. Hij is kandidaat-voorzitter voor de Commissie, maar die plaats is voor de grootste partij. Verhofstadt zal nooit op Europees vlak kunnen betekenen wat hij op Belgisch vlak betekende. Dat is zijn grote frustratie.
Terug naar België. Wat vond u van het CD&V-congres?
SMET: Opbeurend. Kris Peeters heeft een fantastische speech gehouden, wat we niet van hem gewoon zijn. Hij spreekt meestal nogal egaal, maar nu niet.
Toch valt de peiling voor de CD&V tegen, zeker op het federale niveau.
SMET: De peiling beantwoordt niet aan wat ik hoor. Veel mensen komen mij vertellen dat de CD&V het goed gaat doen.
Dat zeggen ze omdat u het bent.
SMET: Nee, ik vraag dat niet. Ze hoeven mij dat niet te zeggen. Ik hoor veel positieve signalen, ook van jonge mensen. Er zijn veel mensen die respect tonen voor voorzitter Wouter Beke en voor zijn vernieuwingsoperatie. Het is natuurlijk niet meer zoals vroeger, maar ik ben positiever dan de peilingen.
Minder dan 17 procent van de stemmen behalen op federaal niveau zou toch een zeer slechte uitslag zijn.
SMET: Het zou twintig procent moeten zijn en we verdienen dat ook. Zelfs onze staatssecretarissen die minder de media halen, hebben het goed gedaan, zoals Servais Verherstraeten en Hendrik Bogaert. Allez, Pieter De Crem, die krijgt toch ten onrechte zo’n slecht rapport zoals onlangs in De Standaard? Pieter heeft flink bespaard op Defensie, (maakt zich boos) wat godverdekke iedereen had gevraagd. Hij bespaarde en nu is het weer niet goed. We hebben ook goede parlementariërs, maar we moeten er meer hebben, zeg ik in alle eerlijkheid.
Er wordt tegenwoordig ook wat minder ruzie gemaakt in uw partij dan vroeger.
SMET: Iedereen heeft de voorzitter aanvaard en die levert goed werk. Iedereen heeft aanvaard dat Kris Peeters dé kopman is. Er is tussen de standen geen na-ijver of ruzie. De Europese lijst is aanvaard. Trouwens, hét kenmerk van de CD&V is verzoening. Ze heeft altijd moeten verzoenen, een synthese moeten maken tussen de verschillende fracties van dit complexe land. Dat is onze specialisatie en dat verklaart ook het succes van Herman Van Rompuy in Europa.
Is de CD&V Vlaams genoeg?
SMET: Voor mij zeker. Als we Kris Peeters naar voren schuiven als hét boegbeeld, de man die in Vlaanderen de voorbije jaren enorme stappen heeft gezet, dan kun je toch niet zeggen dat onze partij niet Vlaams genoeg is?
Er zijn toch veel dossiers blijven liggen. Was zijn vorige regering niet sterker?
SMET: Ja, misschien. Maar er is toch ook veel gebeurd, in het onderwijs en de welzijnssector, bijvoorbeeld. Maar je bent natuurlijk nooit alleen in een regering. Om nog eens terug te komen op dat Vlaamse karakter van de CD&V: wij zijn het die de stap gezet hebben naar de verdere regionalisering, niet De Wever, hè. Die heeft de zaak lang geblokkeerd. Die heeft het federale niveau laten schieten.
Wat verwacht u van de verkiezingen?
SMET: Dat we boven de twintig procent zullen eindigen.
U zult na 25 mei wel met de N-VA aan tafel moeten zitten.
SMET: Dat zullen we nog zien. Wij gaan ons niet verkopen. Op den duur denkt iedereen: N-VA wordt de grootste partij en de CD&V zal wel meedoen. No way. Als ze ons willen hebben, zullen de kiezers ook voor ons moeten stemmen. Het is niet door op De Wever te stemmen dat ze ons er zomaar bij krijgen. Dat is wel de vrees binnen de CD&V.
Om het over de C in CD&V te hebben: met paus Franciscus lijkt het weer hip te zijn om bij de kerk te horen.
SMET: Ik denk dat de kerk bij ons maar echt weer kan groeien als ze mensen heeft die kunnen voorgaan. We hebben er nu één aan de top, de paus, maar (met nadruk) we hebben er ook hier nodig. Zolang de kerk met een tekort aan priesters kampt, omdat men ze niet laat trouwen, zolang vrouwelijke priesters niet kunnen, heb je een gemis aan voorgangers. Er is een potentieel aanwezig. Religie, zingeving is zeer belangrijk voor veel mensen. Dat is ook voor de partij belangrijk. Vroeger kwamen alle bevolkingsgroepen samen in de mis. Dat is weg. Er zijn geen gelegenheden meer waar mensen uit heel uiteenlopende segmenten samenkomen, tenzij nog in een politieke partij.
Om dit gesprek te eindigen zoals we begonnen zijn: heeft uw geloof geholpen in uw rouw?
SMET: Wat mij troost geeft, is dat Wilfried zeer gelovig was. Hij geloofde in de gemeenschap van de heiligen, al weet ik niet goed wat hij daarmee bedoelde. Hij geloofde in het persoonlijk overleven van de ziel. Hij zei altijd: de mensen streven er zo heftig naar om gelukkig te zijn als ze leven. Dat kan toch niet wegvallen als ze sterven. Daarom was hij ook zo graag bij mij in Apt. Daar ging hij naar de mis en naar de communie. In België was dat moeilijk, omdat hij negatieve reacties van kerkgangers of van de priester vreesde omdat hij gescheiden was. Wilfried had de gave van zijn geloof. Ik niet. Ik ben wel de boeken van de Franse katholieke filosoof Paul Ricoeur aan het lezen, zijn lievelingsschrijver. (Luid lachend) Straks geloof ik ook nog in de gemeenschap van de heiligen!
DOOR MICHEL VANDERSMISSEN, FOTO’S FILIP VAN ROE
‘Wilfried was een flamingant die verzoent. Bart De Wever is een flamingant die verdeelt’
‘Ik ben blij dat het federalisme er is, maar in mijn tijd waren vrouwelijke politici heel weinig bezig met instellingen. Wij bekommerden ons meer om mensen, minder om structuren.’
‘Guy Verhofstadt zal nooit op Europees vlak kunnen betekenen wat hij op Belgisch vlak betekende. Dat is zijn grote frustratie.’