Mick Hume: ‘David Van Reybrouck is een antidemocraat’
Het gaat slecht met de democratie, vindt de Britse ex-communist Mick Hume, maar niet vanwege het ‘oprukkende populisme’. ‘De linkse elite vindt de mensen te dom. Dat is gevaarlijk.’
Een man van de middenweg kun je hem niet echt noemen. De essays en boeken van de Brit Mick Hume lezen als een compromisloze verdediging van de oude, linkse idealen die hij ooit aanhing als hoofdredacteur van het tijdschrift Living Marxism, het partijorgaan van de Revolutionaire Communistische Partij. De partij en het tijdschrift zijn allang ter ziele gegaan, maar het vuur is bij Hume niet gedoofd. In 2015 schreef hij Trigger Warning, een hartstochtelijke verdediging van de vrije meningsuiting. Schrijver Salman Rushdie was alvast fan. Nu komt Hume met een nieuw boek, Revolting!, een aanklacht tegen de aanval op de democratie.
De democratie verkeert in crisis. Als fervent pleitbezorger zult u het wel lastig hebben.
MICK HUME: Ach, je kunt inderdaad beweren dat de democratie een crisis doormaakt, wat onder intellectuelen een populair tijdverdrijf is. Maar je kunt net zo goed zeggen dat er een democratische revolte aan de gang is, en dat stemt me uiterst positief. De uitslag van het brexitreferendum kun je per slot van rekening beschouwen als een roep om meer zeggenschap in de politiek.
De uitslag van dat referendum heeft ertoe geleid dat er ook steeds luider kritiek weerklinkt op de democratie, wat nog werd versterkt door de verkiezing van Donald Trump.
HUME: Klopt, er heerst een heel sterke antidemocratische stemming. Je voelt teleurstelling dat ook gewone mensen een stem hadden in deze zaken, en dat nog maar eens is gebleken dat zij niet geschikt zijn om zulke gewichtige beslissingen te nemen. Dat moeten we zien te voorkomen, hoor je: de mensen moeten beter worden ingelicht, en nepnieuws moet aan banden worden gelegd.
Is dat dan geen goede zaak? Democratie kan alleen bloeien als er juiste informatie is in een open debat.
HUME: Het is absurd te denken dat de democratie wordt bedreigd door onjuiste berichtgeving in tabloids of door bloggende tieners die zelfverzonnen berichtjes verspreiden via Facebook. Daar klinkt in door dat mensen te dom zijn om informatie op waarde te schatten, na te denken en zelf een oordeel te vormen. Het gevaar is niet nepnieuws maar nepdemocratie. Het gevaar komt niet van liegende politici of journalisten, maar van de gevestigde orde. Zij wil kiezers heropvoeden over wat ze moeten weten en wat ze wel of niet moeten geloven. Zo wordt het vrije democratische debat gesmoord, in naam van de democratie. Het moet niet gekker worden!
Waarom bent u eigenlijk zo fel? Er is toch niemand die de democratie wil afschaffen?
HUME: Iedereen beweert wel vóór de democratie te zijn, maar dat is niet meer dan lippendienst. Hoe kan het anders dat steeds meer macht wordt overgedragen aan ondemocratische, onverkozen instituten die zijn ontworpen om de politiek ondoorgrondelijk en ongrijpbaar te maken en om gewone mensen op een grote afstand te houden? De macht verschuift steeds meer van de nationale parlementen naar de EU en de internationale gerechtshoven. Hoe serieus is al die steun aan de democratie dan? En vandaag, nadat in een referendum is gebleken dat de Britten genoeg hebben van de EU, en nadat de Amerikanen iemand als Trump hebben gekozen als president, zien we opeens wat de politieke en culturele elite wérkelijk vindt van democratie: ze vindt het maar niets.
De vraag is: slaat de kritiek op de democratie, of op de uitslagen die ze voortbrengt?
HUME: Allebei, natuurlijk. Wanneer je in democratie gelooft en een referendum of verkiezing uitschrijft, dan moet je de uitslag ook accepteren. Oók als hij je niet bevalt. Je mag gerust je inhoudelijke bezwaren kenbaar maken, maar je moet niet proberen om via de achterdeur alsnog de uitslag te negeren of om te buigen.
Doelt u op iemand als oud-premier Tony Blair, die de Britten opriep om in het verzet te gaan tegen de brexit?
HUME: Ja, maar Blair slaat de bal mis. Zijn landgenoten zijn vorig jaar al in het verzet gegaan: tegen hem en zijn vriendjes van de ‘remain’-campagne. Maar Blair staat niet alleen. Miljardairs, advocaten, leden van het Hogerhuis: ze proberen allemaal om de uitslag naast zich neer te leggen. Volgens oud-premier John Major hoefden we de uitslag van het referendum niet te accepteren omdat ‘de tirannie van de meerderheid nog nooit is toegepast in een democratie’. Pardon? Laten wij nu altijd hebben gedacht dat de wil van de meerderheid de essentie was van democratie.
Zij bedoelen wellicht dat er een parlementaire democratie bestaat, en dat daarom het parlement besluiten dient te nemen, ook al is er een referendum uitgeschreven.
HUME: Waarom werd er dan bij het referendum gesteld dat de uitslag zou worden geaccepteerd? En, belangrijker nog: waarom kwamen diezelfde mensen dan niet op voor de parlementaire democratie toen ze de voorbije veertig jaar steeds meer werd ondermijnd door de EU? Het is niets meer dan een opportunistische poging om de democratie te herdefiniëren. Die mensen begrijpen of aanvaarden niet dat ze hebben verloren, ze zijn verbitterd en ontstemd dat het volk het heeft gewaagd om hun advies in de wind te slaan en niet heeft gedaan wat het werd opgedragen.
Met uw verwijzing naar ‘de achterdeur’ doelt u ook op de Amerikanen die erop wijzen dat Hillary Clinton méér stemmen kreeg dan Trump en daarom president had moeten worden?
HUME: Precies, nog zo’n voorbeeld. De mensen die aanvoeren dat het electoraal college van kiesmannen fundamenteel oneerlijk en ondemocratisch is, hebben volstrekt gelijk. Maar waarom komen ze er nú pas mee aanzetten? Dat systeem heeft álle voorgaande presidenten van de Verenigde Staten aangewezen, en toen maakten ze daar nooit een punt van. Ze wekken de indruk dat ze een principieel punt maken of een groots ideaal verdedigen, maar het is pure kleinzieligheid. Ze beginnen er alleen maar over omdat het systeem dit keer de ‘verkeerde’ kandidaat president heeft gemaakt. Het gaat hen er niet om de democratie te verdedigen, ook al zeggen ze van wel. Het gaat hen erom de democratie te verdedigen tegen de mensen – en hoe bizar is dat? Want antidemocraten zijn diep vanbinnen tegen de mensen, de massa, het volk, dat simpelweg te dom is. Het T-shirt dat The Guardian liet maken, zegt zo veel. Er stond op: ‘Never underestimate the power of stupid people in large numbers.’ Een betere uitdrukking van het antivolkse sentiment is er niet. Het masker is afgelegd en al het gif dat er al die tijd onder verborgen zat, komt nu aan de oppervlakte. Je ziet nu hoe dun het laagje vernis was.
Zegt u dit allemaal omdat u voor de brexit stemde en wellicht ook voor Trump bent?
HUME: Hoor eens, ik ben volledig vóór de brexit, maar ik ben níét voor Trump. Ik zou nooit op Trump hebben gestemd. Die twee hebben niets met elkaar gemeen. In het referendum kon ik een algemeen, positief, democratisch principe steunen, maar ik zou nooit steun geven aan een kleingeestige politicus zoals Trump. Het is tekenend voor de moderne antidemocratische stemming dat de brexit en Trump op één hoop worden geveegd, het liefst ook nog met Marine Le Pen (FN), Geert Wilders (PVV) of zelfs de Griekse partij Syriza en de Spaanse Podemos erbij. Dat is een teken van lui denken.
Hoezo? Je kunt toch duidelijk van een populistische stroming spreken?
HUME: Maar wat verbindt die stroming inhoudelijk? Niets. Het enige wat die politici verbindt, is dat de elite ze verafschuwt. Dat woord, ‘populisme’, is ook al zo’n gekunstelde manier om te wijzen op de gevaren van democratie. Populisme komt van populus, het Latijnse woord voor ‘de mensen’, of ‘het volk’. In de woordenboeken die ik hier op de plank heb staan, wordt populisme omschreven als politiek die de gewone man aanspreekt, of die mensen geeft wat ze willen. Dat klinkt toch niet als zo’n vreselijk buitensporig idee?
En u denkt dat populisten zoals Donald Trump, Nigel Farage en Marine Le Pen het volk geven wat het wil?
HUME: Nee, niet echt, en voor de goede orde: ik steun ze geen van de drie. Maar dat is hier niet de relevante vraag. Het werkelijke punt is dat zij zichzelf niet ‘populist’ noemen. Dat woord is een belediging geworden, ook al voerden de anti-elitaire partijen in het Europa van honderd jaar geleden dat woord nog met trots. Vandaag is het een etiket dat de gevestigde orde plakt op elke partij die haar waarden afwijst en steun vergaart onder ontevreden mensen. De relevante vraag is dus: wie beslist wat populisme is en wat betamelijke politiek is? De politieke en culturele elite beslist dat. Zij heeft weliswaar de controle verloren over een heleboel zaken, maar ze drukt nog altijd een stevige stempel op ons taalgebruik. (nadrukkelijk) Het is de elite die bepaalt wie een populist is. Zij probeert de politiek te beheersen door de politieke taal te beheersen, op de manier waarop George Orwell daarover schreef in zijn boek 1984.
Oké, laten we het over taal hebben. Wie bedoelt u precies als u spreekt van de elite?
HUME: Ik heb het over de politici en intellectuelen die zich actief bemoeien met het publieke debat en geneigd zijn zichzelf boven de samenleving te plaatsen, omdat ze het zoveel beter weten.
Is dat niet een feitelijke eigenschap van de elite, dat ze hoger is opgeleid, zich beter laat informeren en het, inderdaad, beter weet?
HUME: Die mensen vormen niet bepaald een elite in de beste zin van het woord, dus dankzij hun speciale talenten en vaardigheden. Zij opereren als een elite in de slechtste zin van het woord, namelijk als een klasse van mensen met de meeste invloed en macht in de samenleving. Zij geloven dat zij weten wat het beste is voor iedereen, ongeacht wat anderen willen of doen.
En hoe omschrijft u democratie?
HUME: Het Griekse woord demokratia komt van demos, de mensen, en kratos, macht of heerschappij. Democratie is dus de samenkomst van die twee zaken. Het probleem is dat we onder die naam een systeem hebben dat wordt geleid door mensen die de demos weg proberen te houden van de kratos.
Is dat ooit anders geweest?
HUME: Daar hebt u een goed punt. Vanaf het ontstaan van directe democratie, 2500 jaar geleden in Athene, is er hevig verzet geweest, onder meer van Plato. Destijds was ‘democratie’ een vies woord. Er werd over gesproken zoals we nu spreken over mob rule, de heerschappij van het gepeupel. De Amerikaanse founding fathers waren ook tegen. Toen zij de democratie nieuw leven inbliezen, wilden ze allesbehalve de macht aan het gepeupel. Zij wilden ‘representatieve democratie’: een vorm van democratie die ondanks de naam niet was ontwikkeld om de mensen te vertegenwoordigen, maar om ze in toom te houden. En doorheen de hele geschiedenis zien we dezelfde argumenten tegen democratie: mensen zijn niet slim genoeg, niet rationeel genoeg, te emotioneel, te goedgelovig en te zelfzuchtig. Die argumenten werden aangevoerd toen stemrecht dreigde uit te breiden naar arbeiders, naar vrouwen, naar zwarten.
Waarin is het huidige verzet tegen democratie anders?
HUME: Je hoeft niet langer een Romeinse legeraanvoerder, een conservatieve filosoof of een lid van de koninklijke familie te zijn om met minachting neer te kijken op de demos. Veel van de mensen die de democratie willen ‘beschermen’ en ‘vernieuwen’ zien zichzelf als vrijdenkende, liberale intellectuelen en politici. En dat baart mij, als iemand die van links komt, extra zorgen. Historisch gezien kwam de wens voor meer democratie en meer macht aan het volk altijd van de linkerzijde van het politieke spectrum. Dat was zo bij de Engelse Revolutie, de Amerikaanse Revolutie, de Franse Revolutie, toen vrouwen kiesrecht opeisten et cetera. Links was de meest uitgesproken strijder voor meer democratie, uiteraard totdat de tirannie van Stalin dat plaatje verstoorde. Maar tegenwoordig heeft links de strijd voor democratie opgegeven. Linkse politici en intellectuelen hebben geen band met of vertrouwen in de arbeidersklasse. Ze geloven niet dat je met lager opgeleiden een inhoudelijk gesprek aan kunt gaan. Ze voelen zich veel prettiger bij het idee om het politieke bedrijf te verplaatsen naar de Europese Commissies en de internationale gerechtshoven. Dat het antidemocratische sentiment van links komt is nieuw, en dat maakt het gevaarlijk. Want als progressieve denkers het niet langer opnemen voor de democratie, wie dan wel?
Schrijver David Van Reybrouck pleit in zijn boek Tegenverkiezingen voor democratische vernieuwing door burgers meer invloed te geven.
HUME: Ja, ik ken zijn boek (vertaald als ‘Against Elections’, nvdr.). Het geeft de tijdgeest goed weer. Van Reybrouck voert aan dat we wel democratie willen, maar dat verkiezingen niet werken omdat er zoveel leugens en onwaarheden worden verspreid door politici en journalisten. Het volk raakt verward, met onbevredigende resultaten tot gevolg.
Zijn idee om burgers via loting aan te wijzen om politiek actief te worden, zoals in Athene, zal u vast aanspreken.
HUME: Het klinkt aantrekkelijk, inderdaad. Maar ik heb een groot probleem met zijn voorstel. Zijn vergelijking met het oude idee uit Athene klopt niet. In Athene werd destijds gesteld dat alle burgers gelijk waren – althans de mannen, maar niet de vrouwen en slaven die geen burgerrechten hadden – en daarom allemaal even bekwaam waren om te regeren. Van Reybrouck stelt daarentegen dat alle mensen gelijk zijn en daarom allemaal even onbekwaam om te regeren. Van Reybrouck wil namelijk dat het volk niet langer een bepalende stem heeft. Hij wil een paar burgers eruit pikken en hen opsluiten in een kamer vol experts, zodat zij de ‘juiste’ informatie krijgen voordat ze hun ‘geïnformeerde’ beslissing maken. De grote vraag is: wie levert de informatie? Van Reybrouck doet alsof hij een Atheense traditie van directe democratie nieuw leven inblaast, maar hij staat dichter bij Plato’s antidemocratische sentiment. Hij wíl helemaal niet dat gewone mensen iets te zeggen hebben. Hij wil dat een klein clubje experts bij gewone mensen komt influisteren welk beleid het beste is. Hij wil een verlichte, geïnformeerde groep, niet het volk met al zijn bekrompen vooroordelen en onnadenkende, emotionele reacties. Zijn boek is een uitstekend voorbeeld van het aloude antidemocratisch sentiment dat wordt verpakt alsof het een poging is om de democratie te redden.
Een andere prominente vernieuwer is Jason Brennan, een Amerikaanse politicoloog die ‘epistocratie’ bepleit: een systeem waarbij mensen zonder basiskennis over politiek níét zouden mogen stemmen, of intelligente mensen extra stemmen zouden krijgen.
HUME: Het is toch al te gek! Zijn boek heet Against Democracy en het wordt óveral besproken en serieus genomen. Brennan heeft botweg opgeschreven wat veel mensen eigenlijk niet durven te zeggen, namelijk dat je sommige mensen maar beter geen politieke stem moet geven. Hij spreekt van mensen met een ‘laag kennisniveau’, maar bedoelt natuurlijk lage intelligentie.
Volgens studies zijn veel mensen ook écht niet op de hoogte van heel basale kennis. Een meerderheid kan niet één buitenlandse leider noemen.
HUME: Dat komt omdat mensen niet langer worden uitgedaagd om deel te nemen aan de politiek en het debat. En wanneer ze het wél doen, op hun eigen manier, horen ze al snel dat je zoiets toch niet zomaar mag zeggen, en dat je op je toon moet letten. Met die hooghartige reacties wil men het debat vermijden. Jarenlang kregen we te horen dat de politiek zo vreselijk ingewikkeld is dat we het maar beter aan de experts kunnen overlaten. Wij hebben helemaal geen prikkel of stimulans meer om ons ergens in te verdiepen en ons te informeren! Als er een meer democratische samenleving was, zou het snel veranderen.
Zijn referenda daarvoor de oplossing?
HUME: Ik weet eerlijk gezegd niet of je overal een referendum over moet houden. Ik denk wel dat het heel goed werkt bij grote, netelige kwesties die een land verdelen en die zich laten terugbrengen tot een ja-neevraag. Wilt u dat uw land lid blijft van de Europese Unie? Moet Schotland onderdeel blijven van het Verenigd Koninkrijk? Maar wat bij elk referendum telkens weer opvalt, is hoe eensgezind de weerstand bij de politieke klasse is. Politici, links of rechts, vinden het vreselijk om de controle uit handen te geven en over te dragen aan de bevolking. Het maakt hen ziedend dat zaken die zijzelf graag voorstellen als uiterst complex kunnen worden teruggebracht tot ‘ja’ of ‘nee’.
Uiteindelijk moeten we ons afvragen wie we het meest vertrouwen wanneer we onze mening vormen. Hecht je de meeste waarde aan een kliek van beroepspolitici, professoren, rechters en experts die in een achterkamertje beslissingen mogen nemen, of hecht je de meeste waarde aan je groep van vrienden, familie, kennissen en collega’s met wie je kunt praten en ideeën kunt uitwisselen? Ik kies voor de laatste optie. En ik niet alleen. Uit onderzoeken blijkt dat de Britten zich in de aanloop naar het EU-referendum niet zozeer lieten informeren door de kranten of politici, maar hun mening vormden in gesprekken met de mensen met wie ze dagelijks contact hebben. Er zit wijsheid in de massa, omdat ze alles weet van het leven.
Gaat u zover als de chartisten, die halverwege de negentiende eeuw streden voor het algemeen stemrecht voor mannen en aanvoerden dat lager opgeleide arbeiders béter waren in stemmen dan de middenklasse en de hogere klasse?
HUME: Ja, absoluut. De demos heeft nu eenmaal een ervaring en een begrip van het leven, die veel groter is dan welke kliek van experts ook. Daarom zijn zij beter in staat om tot een oordeel te komen dan de elite. Experts hebben volgens mij nog altijd een belangrijke rol te spelen, maar wanneer het aankomt op zaken van politiek dan zou ik toch echt liever de wijsheid van de massa vertrouwen en niet de wispelturigheid van een paar elitaire types. Om diezelfde reden zou ik bij een rechtszaak ook liever worden berecht door een jury die bestaat uit gewone mensen, die mijn gelijken zijn, dan door een autocratische rechter.
Bent u daarin niet wat naïef?
HUME: Ik ben daar absoluut niet naïef over. Democratie is nooit de gemakkelijke weg. Je zult hard moeten werken om je ideeën over te brengen, en het zal niet altijd lukken. Hoe ingewikkeld het ook is om een echte democratie te hebben: het alternatief, waarbij we de politiek uitbesteden aan experts, is erger.
En hoe krijgen we volgens u een meer democratische, politiek betrokken samenleving?
HUME: Ah, als we dát eens wisten! Het valt me op dat denktanks altijd zoeken naar technocratische oplossingen. Ze adviseren om een panel van burgers samen te stellen dat politici adviseert, of om online stemmen in te voeren om het opkomstpercentage te vergroten, of om stemrecht te geven aan jongeren vanaf 16 jaar – alsof pubers massaal op de straten staan te demonstreren dat ze zo graag willen stemmen. Niets daarvan zal ook maar iets bijdragen aan de democratische spirit in de samenleving. Nee, we moeten gaan beseffen dat democratie meer is dan eens om de zoveel jaar in een stemhokje een bolletje kleuren. Democratie gaat over een samenleving waarin we willen leven, waarin we enige controle kunnen uitoefenen op wie we zijn en wat we doen, waarin we mogen denken en zeggen wat we willen, en waarin we zelf de toekomst kunnen bepalen.
Nogal een klus, nietwaar?
HUME: Jazeker. Maar als we de spirit terugbrengen, vinden mensen zelf wel manieren om mee te denken en mee te beslissen.
Door MARCO VISSCHER
‘Van Reybrouck doet alsof hij een Atheense traditie nieuw leven inblaast, maar hij wíl helemaal niet dat gewone mensen iets te zeggen hebben.’
‘Hoe ingewikkeld het ook is om een echte democratie te hebben, het alternatief, waarbij we de politiek uitbesteden aan experts, is erger.’
‘Linkse intellectuelen hebben geen band met de arbeidersklasse. Ze geloven niet dat je met lager opgeleiden een inhoudelijk gesprek kunt hebben.’
‘Stemrecht vanaf 16 jaar? Alsof pubers massaal op straat komen om te mogen stemmen. Zoiets zal niets bijdragen aan de democratische spirit.’