‘Onze grootste fout is dat we onze huisstijl te weinig gekoesterd hebben’, slaat Michel D’Hooghe, de voorzitter van Club Brugge, een mea culpa. ‘Ons voetbal werkt niet met elf ballerina’s op het veld.’

Het vorige seizoen was er voor Club Brugge een om gauw te vergeten. Een zesde plaats en slechts 51 punten luidde het harde verdict – sinds de invoering van het driepuntensysteem haalden de West-Vlamingen nooit zo’n slecht resultaat, ze kwamen zelfs nooit eerder in de buurt van zo’n resultaat. Iemand moest daar het gelag voor betalen. Trainer Emilio Ferrera is dan een logische kandidaat, maar zijn assistent en Club-boegbeeld Franky Van der Elst mocht eveneens halfweg het seizoen opkrassen. Ook sportleider Marc Degryse, die de aanzwellende kritiek niet langer kon pareren, stapte op. Het als rustig bekendstaande Brugge lag in het oog van de storm. En dan zeggen dat Jan Ceulemans er amper één seizoen eerder de eerste trainer in 26 jaar was die echt werd ontslagen.

Aan het einde van de rit werd onder tussenpaus Cedomir Janevski nog de Beker gewonnen. Seizoen gered, zou je denken. Toch bleek het vertrouwen in Janevski niet groot genoeg om hem te handhaven als hoofdcoach. Alleen in de schaduw van nieuwe trainer Jacky Mathijssen mocht hij eventueel blijven. De Macedonische Belg beschouwde dat als een degradatie en vertrok. Om nu, vreemd genoeg, assistent te worden bij AA Gent.

Er is dus wel wat om over te praten, wanneer we op een stormachtige zomerdag het chique bureau van Club Brugge-voorzitter Michel D’Hooghe betreden. En laten we maar meteen beginnen met de twee belangrijkste vragen: waar is het vorig seizoen misgegaan voor blauw-zwart en waarom wordt het deze jaargang beter? ‘Er zaten bepaalde zaken fundamenteel scheef. In de spelerskern, maar zeker ook binnen de leiding van de club’, erkent D’Hooghe ootmoedig. ‘Club Brugge heeft zichzelf daarom in vraag moeten stellen, in alle geledingen van de club. En ik denk dat ik mag zeggen dat we versterkt uit die oefening zijn gekomen. We hebben de slechte tijd, met alle treurnis en ellende die daarbij hoorde, collectief verteerd. Ondanks het vorige rampseizoen hebben we nog nooit zo ver gestaan met de abonnementenverkoop als nu. Dat ervaar ik als een ongelooflijke steun. Ik had gevreesd dat we tot een kwart van onze abonnees zouden kunnen verliezen. We hebben tijden gehad dat het écht slecht was hè. Ik ben ook supporter en voetballiefhebber. En ik heb dikwijls na een wedstrijd gedacht: met welk gevoel zal onze abonnee nu naar huis rijden? We hebben verloren en hij heeft geen enkele goeie actie gezien. Geen enkele!’

Was het pech, het slechte jaar van Club? Of zat het structureel fout?

MICHEL D’HOOGHE: In het begin heb je de neiging te geloven dat het inderdaad allemaal maar pech is. ’t Is bijvoorbeeld ongelooflijk hoeveel punten wij in de negentigste minuut nog verloren hebben. Maar op de duur besef je dat er meer aan de hand moet zijn. Je begint je vragen te stellen bij de fysieke conditie van de spelers, bij hun concentratie, bij de tactische benadering van de trainer. En elk van die zaken zal wel een stukje van het antwoord in zich dragen. Maar het was dus niet alleen sportief dat we vorig seizoen faalden. Ik moet vaststellen dat onze bestuurlijke vernieuwing geen succes is geweest. Voor mij persoonlijk is dat een pijnlijke mislukking, al kunnen we wel zeggen dat we tenminste de moed hebben gehad om het te proberen.

Misschien is het niet slecht dat we eens zo’n jaar hebben gehad – hoewel, wat heet een slecht jaar: we winnen de Beker en spelen Europees. Weet u, bij onze laatste kampioensviering, twee jaar geleden, had ik achteraf een beetje een wrang gevoel. Het leek alsof onze supporters het normaal begonnen te vinden dat wij kampioen spelen. (fel) Terwijl dat voor deze club écht niet vanzelfsprekend is. Het is goed dat iedereen dat weer beseft. Club Brugge moet weer bescheiden worden. Onze zomerstage doen we bijvoorbeeld weer gewoon in Koksijde; een vijfsterrenhotel in Spanje is nergens voor nodig.

Het zit blijkbaar diep bij u, wat er vorig seizoen gebeurd is.

D’HOOGHE: Het zijn zware tijden geweest, ja. Op een bepaald moment was de malaise zo groot dat enkele onpopulaire maatregelen onafwendbaar werden. Ik moet u zeggen dat ik daar persoonlijk zeer onder geleden heb. Iemand ontslaan die je dierbaar is, dat laat krassen op je ziel.

Iedereen spreekt nu over de financiële repercussies van die ontslagen, en ik geef toe: die zijn niet gering. Maar afscheid moeten nemen van die mensen, dat is zoveel erger. Dat is ook toegeven: ik, Michel D’Hooghe, ben zelf in de fout gegaan, ik heb een verkeerde inschatting gemaakt.

Hebt u zelf overwogen om de handdoek in de ring te werpen?

D’HOOGHE: Nee, nooit. Ik beloofde Michel Van Maele (de vorige voorzitter, nvdr.) op zijn sterfbed dat ik deze club nooit in de steek zou laten en niets zal mij die belofte doen breken. Ik heb wel gezegd tegen mijn collega’s van de raad van bestuur dat als een meerderheid vond dat mijn terugtreden de club zou deblokkeren, ik daartoe bereid was.

Misschien was uw grootste gok wel het opzijschuiven van Emilio Ferrera. Hij was dan wel de enige vertrekker zonder lange geschiedenis bij Club, maar hij werd door de spelers op handen gedragen.

D’HOOGHE: Niet alleen door de spelers. Ook door mij. Mijn respect voor Ferrera is enorm. Waar het dan is misgegaan? Zijn boodschap sloeg niet meer aan, je voelde dat. Ik vind Emilio Ferrera een geweldige trainer en een fantastische analist, op en top een vakman – als hij als coach even sterk zou zijn, dan zat hij nu bij Real Madrid. Ik zit allang in het voetbal en ik heb jarenlang nagedacht over wat nu precies een goede trainer is. Uiteindelijk is het antwoord bedrieglijk simpel: de enige goede trainer is een trainer die wint. De harde realiteit van het voetbal wil het zo. Toch hoop ik uit de grond van mijn hart dat ik ooit in mijn carrière nog eens met Ferrera mag samenwerken. Zegt dat u voldoende? Je ontslaat zo’n man enkel omdat je in een patsituatie bent beland. Omdat je geen uitweg meer ziet.

Kunt u ook nog door één deur met mensen als Jan Ceulemans, Marc Degryse of Franky Van der Elst, clubmonumenten die hier in bijzonder pijnlijke omstandigheden zijn vertrokken?

D’HOOGHE: Met sommigen wel, met anderen ligt dat nog moeilijk. Hopelijk zal het verstrijken van de tijd sommige wonden helen.

Jacky Mathijssen is nu de nieuwe trainer. Wat trok u in hem aan?

D’HOOGHE: Hij kan orde op zaken stellen in de kleedkamer, bijvoorbeeld. En laten we de dingen bij hun naam noemen: daar is het in het verleden serieus verkeerd gelopen. Andere criteria waren: het moest iemand zijn die het Belgische voetbal goed kent en zich als trainer al bewezen heeft. Ik denk dat Mathijssen een kapitein kan zijn op ons schip. Hij heeft de mentaliteit van Club Brugge: het is een man met tomeloos veel engagement. Zo moet onze ploeg weer gaan voetballen. Met het mes tussen de tanden.

Dat heet de huisstijl van Club Brugge te zijn: een wervelwind met veel kracht en inzet.

D’HOOGHE: (knikt) Misschien is dat wel de grootste fout die we de laatste drie jaar hebben gemaakt: we hebben onze eigenheid te weinig gekoesterd. Ons voetbal werkt niet met elf ballerina’s op het veld, ons publiek lust dat niet. Club Brugge, dat is kracht, dat is lengte, dat is présence op het veld. Erop en erover gaan; Clubsupporters leven van dat gevoel.

Ik stel met genoegen vast dat we in de oefenmatchen weer scoren op corners. Fysiek zullen we dit jaar erg sterk staan, en dat zou best eens de sleutel voor ons succes kunnen worden. Weet u wat men sterk onderschat? Hoezeer we vorig seizoen het vertrek van Gert Verheyen hebben gevoeld. Verheyen wist hoe je onze supporters warm kreeg. En hij jaagde de anderen op.

De grote binnenlandse transfer is dit jaar voor Club Brugge. Karel Geraerts werd teruggehaald bij Standard. (Van de komst van François Sterchele was tijdens dit interview nog geen sprake.)

D’HOOGHE: Die jongen hebben we destijds met lede ogen zien vertrekken. Aan zijn kwaliteiten twijfelden we geen moment, maar Geraerts werd gebarreerd door een ijzersterke Timmy Simons. Voor een jongere is het een onmogelijke opdracht om zo’n topper uit de ploeg te spelen, en toen Standard hem kwam halen, hebben we hem maar laten gaan. Het was dat of Geraerts nog een jaar ongelukkig op de bank zetten. Dan gun ik hem liever zijn voetbalvreugde. Geraerts heeft dat ook geapprecieerd, de relatie tussen hem en Club is altijd goed gebleven. Niet dat het gemakkelijke onderhandelingen zijn geweest: Karel kende zijn waarde. Maar hij wist ook dat hij daar best niet te ver in ging: het alternatief was op de bank gaan zitten in een of ander duister buitenland, en daar doet een speler zichzelf absoluut geen plezier mee.

Ik geloof erg in Geraerts. Hij moet een tandem vormen met Jeroen Simaeys, een andere nieuwkomer en volgens mij een van dé opkomende talenten.

’t Is wel geen cadeau dat ze Simaeys her en der al ‘de nieuwe Simons’ noemen.

D’HOOGHE: (geërgerd) Dat is pure quatsch, ja. De journalisten zouden daar, in het belang van Simaeys, best zo vlug mogelijk mee ophouden.

De drie nieuwe buitenlanders (Antolin Alcaraz, Stepan Kucera en Dusan Djokic) zijn voorlopig minder bekend. Wat voor types zijn het?

D’HOOGHE: Club Brugge kan de Europese toppers niet langer binnenhalen, dat is duidelijk, wij kunnen hooguit op zoek gaan naar buitenkansen in de subtop. Als je rekening houdt met die beperkingen, dan lijken Alcaraz, Kucera en Djokic goede versterkingen. U hoort dat ik voorzichtig spreek: ik weet dat het voor buitenlanders niet vanzelfsprekend is om door te breken bij Club Brugge. Maar ik heb er wel een goed oog in, ook omdat ik weet welke clubs er nog in die spelers geïnteresseerd waren. We hebben wel diep in onze zakken moeten tasten. Het vorige seizoen was zó slecht dat we geen keuze hadden.

De Serviër Djokic heet een sterke, vlot scorende spits te zijn. Een late opvolger voor Rune Lange, als het ware.

D’HOOGHE: Goh, Lange was een type apart. Er werd vaak smalend over hem gedaan, maar hij was wél erg belangrijk voor Club Brugge. Eigenlijk bestaan er twee soorten spitsen: je hebt de Ruud Geelsen en de Raoul Lamberts (speelden beiden voor Club Brugge in de jaren zeventig, nvdr. ). Geels scoorde meer dan Lambert, maar als je hun doelpunten van dichtbij analyseerde, dan bleek dat Lambert vaak de 1-0 scoorde, en als we eens met 7-0 wonnen het Ruud Geels was die goal vijf, zes en zeven had gescoord. Het hoeft geen betoog dat een Lambert belangrijker is voor een ploeg dan een Geels. Welnu, Rune Lange was een volbloed Lambert. De keren dat die man ons over een dood moment heeft getild, zijn niet te tellen. Ik leef op hoop, maar het is nog afwachten of Djokic die rol voor ons zal kunnen vervullen. Het is duidelijk een spits voor de scrimmage, iemand die oorlog maakt in het strafschopgebied. En zijn statistieken bewijzen dat hij de goal weet staan.

Als vorig jaar iemand bij jullie de Raoul Lambert was, dan wel Bosko Balaban. En toch mag hij vertrekken.

D’HOOGHE: O, maar niemand ontkent dat Bosko voor ons een belangrijke rol heeft gespeeld. Maar Bosko is Bosko, hij heeft zo zijn specificiteit. Privé vind ik het nochtans een erg aangename man, wat de journalisten ook over hem beweren. En het is ook niet zo dat hij per se weg moet, maar als er een goed bod komt, dan kan er zeker gepraat worden. Tot op vandaag ga ik er wel van uit dat hij gewoon bij Club blijft. Vergeet niet dat hij vorig jaar gratis weg kon, en niemand wou hem. Tegelijk stel ik met u vast dat er erg veel verhalen circuleren over een mogelijke transfer. Tot nader order zie ik echter geen reden om die te geloven.

Merkwaardig dat Club Manasseh Ishiaku liet gaan. Die leek eind vorig seizoen net te ontbolsteren.

D’HOOGHE: Alle respect voor Ishiaku, maar we denken dat we vooraan voldoende gewapend zijn om het zonder hem te rooien. Zijn seizoenseinde was goed, ja, maar over het hele jaar bekeken, kun je kanttekeningen plaatsen bij zijn prestaties. Hij kreeg een bod dat hoger lag dan wat Club kon bieden, en Club Brugge doet er zelf een goede zaak aan. Moet je dan nog twijfelen?

Tegelijk werd in alle stilte het contract van Jason Vandelanoitte ontbonden, ooit aangekondigd als hét grote talent van Club Brugge.

D’HOOGHE: Als beide partijen vaststellen dat het niet meer gaat, moet je zo’n jongen de vrijheid geven. Maar eigenlijk wens ik over Vandelanoitte niet veel meer te zeggen.

U begrijpt dat zo’n uitspraak al voldoende zegt.

D’HOOGHE: Ik wil die speler niet verder beschadigen door bepaalde zaken opnieuw op te rakelen. Laat ik het erop houden dat Club Brugge alle belang heeft bij een kleedkamer waar een gezonde mentaliteit heerst. En daarmee heb ik waarschijnlijk alweer te veel verklapt.

Het ligt in de lijn van wat Brian Priske in een Deense krant vertelde: ‘Vorig jaar leek het bij Brugge wel een peutertuin.’

D’HOOGHE: Dat verbaasde me niet, want ik weet wat er in onze kleedkamer leefde. Iemand die bij Club Brugge speelt, moet weten dat wij verwachten dat hij trots is op het truitje dat hij draagt. Net zoals ik er trots op ben dat ik hier voorzitter mag zijn. Priske neem ik niets kwalijk: hij had gelijk dat hij de vinger op de wonde legde. Maar we moeten ook niet te vaak op die donkere periode terugkomen, het is nu tijd om naar de toekomst te kijken.

De toekomst brengt zaterdag een wedstrijd tegen Anderlecht voor de Supercup, een trofee die al jaren erg weinig glans heeft. Interesseert die match jullie wel?

D’HOOGHE: Ik lig er niet wakker van en ik neem aan dat dat voor mijn goede vriend Roger Vanden Stock niet anders is. Ik zie de Supercup als een kans om onze voorbereiding te perfectioneren. Het wordt een prestigematch, maar de absolute druk om te winnen blijft natuurlijk achterwege.

Komt die wedstrijd niet eerder ongelegen, zo vlak voor de belangrijkere competitiestart?

D’HOOGHE: Als we een echt spektakelstuk kunnen bieden en reclame maken voor de naderende competitie, dan niet.

Wat verwacht u van de komende competitie? Ziet u Racing Genk bijvoorbeeld weer zo hoog scoren als vorig seizoen?

D’HOOGHE: Genk is naar Belgische normen een absolute topclub, met een sterke omkadering, een degelijke spelerskern en een uiterst verstandige trainer; natúúrlijk staat die club er dit jaar opnieuw. Ik verwacht trouwens een spannend kampioenschap, want er zit weinig verschil tussen Club Brugge, Genk, Anderlecht en Standard. En het zou zelfs best kunnen dat AA Gent zich daar nog tussen wringt. Ik zal de laatste zijn om Gent te onderschatten: niet vergeten dat die ploeg vorig seizoen ver voor ons is geëindigd. Dat ze onze vroegere trainer ( Trond Sollied, nvdr.) binnenhaalden, kan hen een extra boost geven. Ik sluit trouwens ook niet uit dat een andere ploeg zich nog tot challenger ontpopt. In de eerste plaats denk ik dan aan Charleroi, waar ze echt een stevige ploeg aan het uitbouwen zijn. Alleen hebben zij het nadeel dat ze nu een toptrainer kwijt zijn (grijnst). In Germinal Beerschot geloof ik ook heel sterk. Er zit duidelijk een stijgende lijn in die club; het zou best kunnen dat we daar in de toekomst nog erg voor moeten oppassen. Dé x-factor wordt natuurlijk Standard, dat weer belangrijke pionnen kwijt is. Toch komt die club ieder jaar op haar pootjes terecht, door haar ongeëvenaarde transfernetwerk. Ik ben benieuwd wat ze daar nu weer uit hun hoge hoed zullen toveren.

Hoe staat het ondertussen met het nieuwe stadion dat u in Loppem wilt bouwen?

D’HOOGHE: Het Jan Breydelstadion is hopeloos verouderd en remt de ontwikkeling van deze club. We verliezen hier elke voetbalavond miljoenen. Als we door de volgende generatie Bruggefans niet willen worden uitgelachen, dan is het nieuwe stadion een must. Ook niet vergeten dat er vanaf 2012 nieuwe Europese criteria gelden: als er niets gebeurt, mag er tegen die tijd niet meer Europees gespeeld worden in België. Ik zou niet op mijn geweten willen hebben dat Club die boot mist. Ten laatste tegen 2011 zouden we moeten kunnen beginnen te bouwen.

Er bestaat wel veel protest tegen uw plannen. En u weet dat buurtcomités veel invloed hebben op lokale politici.

D’HOOGHE: En zijn wij niet machtig misschien, met onze meer dan 20.000 abonnees? Bezorg mij rationele argumenten tegen dit project en ik ben altijd bereid te luisteren en eventueel zelfs om aanpassingen te maken.

Tot slot: wat kunnen we u toewensen voor volgend seizoen?

D’HOOGHE: Dat ons fantastische publiek weer het energieke, enthousiasmerende voetbal te zien krijgt waar het zo verzot op is. Onze trouwe fans verdienen het. En zelf zou ik heel graag de groepsfase van de UEFA-cup overleven. Want zoiets is een geweldig avontuur.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content