In de Antwerpse Academie voor Schone Kunsten (Departement B van de Autonome Hogeschool) spijbelen de docenten en klagen de studenten dat ze geen les krijgen. Het relaas van een jarenlang wanbeleid.

‘De hogeschool Antwerpen gaat uit van de kwaliteiten van zijn departementen’, meldt de website van de Hogeschool Antwerpen die prat gaat op haar meer dan zesduizend studenten en elf departementen. En die kwaliteiten worden geduid als ‘de student centraal’, ‘begeleiding door professoren’ en ‘hoge eisen’ voor de studenten die ‘voortdurend geholpen worden door een uitgebreide studentenbegeleiding’. Voor de artistieke departementen wordt de tekst helemaal lyrisch: ‘meest vermaarde professoren’ begeleiden de student ‘individueel’.

Reclame maken mag natuurlijk, maar de werkelijkheid oogt enigszins anders. Op drie februari van dit jaar stuurde Raf De Smedt, hoofd van het departement B (de vroegere Academie voor Schone Kunsten) een brief aan Rudy Derdelinckx, directeur van de Hogeschool Antwerpen. De Smedt vraagt om in de Mark Mackenzaal grote schoonmaak te houden en ‘het gebouw duivenvrij te maken. Nog steeds liggen de uitwerpselen her en der.’ Het lokaal zou moeten worden gebruikt door de studenten Monumentale Kunsten. Hij vraagt ook – in februari – een elektrische leiding te leggen zodat een lasatelier kan worden geïnstalleerd en twee lokalen vrij te maken zodat de studenten van het laatste jaar hun ontwerpen kunnen uitvoeren. De studenten beeldhouwen kunnen dus niet lassen op school, de laatstejaars hebben geen lokalen voor hun ontwerpen en een grote zaal doet voornamelijk dienst als duiventil. De Smedt was de hele toestand blijkbaar zo beu dat hij z’n brief ad valvas hing, zodat de studenten konden zien dat hij er iets aan probeerde te doen.

Nu is de slechte toestand van de gebouwen waarin de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen gehuisvest is, geen geheim. Het gebouw is oud. Het oorspronkelijk vijftiende-eeuwse klooster werd onteigend in de Franse Revolutie en door Napoleon aan de Antwerpse Academie geschonken. Achtereenvolgens waren de stad Antwerpen, het Rijks- en (vanaf 1988) het Gemeenschapsonderwijs verantwoordelijk voor de gebouwen. Toen de Academie in 1995 via het Hogeschooldecreet werd geïntegreerd in de Vlaamse Autonome Hogeschool Antwerpen (HA), werd de toestand in kaart gebracht.

Volgens het Brandweerverslag van 1997 was niets in orde: er was geen evacuatieplan, de bestaande evacuatiewegen werden als stapelruimte of leslokaal gebruikt, klaslokalen en gangen lagen vol rommel, ontvlambare producten en gasflessen waren zowat overal te vinden en de schakelkast liep geregeld onder water. De arbeidsgeneeskunde voegde daaraan toe dat de verlichting slecht was, er geen afzuiginstallaties waren in de ateliers en de verwarming niet voldoende was.

JARENLANG WANBELEID

Hoewel er sinds die rapporten een en ander verbouwd is, blijkt er – gezien de brief van De Smedt – nog veel werk. In Ha!, het tijdschrift van de hogeschool, wordt in mei 1999 aangekondigd dat 85O miljoen ‘in de komende jaren’ wordt besteed aan een grondige restauratie van de gebouwen. Maar het loopt in de vroegere Academie niet alleen mis op gebied van de infrastructuur.

Het eerste jaarverslag van de Hogeschool Antwerpen meldt dat ‘we in één van de departementen (Audiovisuele en Beeldende Kunst; de vroegere Academie) geconfronteerd werden met de resultaten van een jarenlang door het beleid gedoogd wanbeleid.’ Want de klachten van studenten en oud-studenten van de Academie zijn niet nieuw. Al jaren wordt geklaagd over ondoorzichtige beoordelingen, ruzie tussen de leraren, voortdurende veranderende opdrachten, tekort aan lokalen, afwezigheid van docenten en totale willekeur bij examens.

Bij het ontstaan van de Autonome Hogeschool Antwerpen (HA) komen al die problemen in het volle licht. De nieuwe HA omvat nu immers elf totaal uiteenlopende departementen, die vechten om het weinige geld.

Maar geld is niet het enige punt. Zoals een van de oud-studenten stelt: ‘Het werd me algauw duidelijk dat de Academie er was voor de docenten, niet voor de studenten.’ En dat verbetert er niet op wanneer de bepalingen van het Hogeschooldecreet bekend worden. Nu blijkt dat de dames en heren van de Academie werkelijk voltijds (zijnde vier dagen per week) aan het werk moeten en geen negen uur per week, zoals vroeger. Protest dus, want ze zijn gewend bij te verdienen en dat kan niet meer. Maar het gebeurt, want zowel regeringscommissaris Nadine Van Haecke als toenmalig minister van Onderwijs Luc Van den Bossche (SP) schrijven boos dat het decreet een bijverdienste van maximaal twee halve dagen toelaat.

Volgens De Smedt was het een psychologische vergissing om leraren ’te degraderen tot assistent’. Dat is een gevolg van het Hogeschooldecreet waarbij de leraren van alle hogescholen een nieuwe graad kregen toegewezen: assistent, docent of hoogleraar. De leraren van de Academie werden ingeschaald als assistent, tot ze via diploma’s, ‘nuttige ervaring’ of ‘artistieke naam en faam’ een graad hoger kwamen. Psychologische vergissing? Kan best, maar de nieuwe graden gelden in alle hogescholen en leraren elders sturen niet meteen open brieven naar de pers om te klagen dat ze moeten werken. Wat ze volgens studenten nog steeds niet al te veel doen: ze blijven gewoon afwezig. Dat ontkent De Smedt: wat in het verleden behoorde tot een ‘cultuur van academische vrijheden, wordt niet meer getolereerd.’ Waarmee hij impliciet toegeeft dat het daar wel heel erg was.

SCHENDINGEN DECREET

Daarnaast bestaat een bijna structureel systeem van schendingen van het Hogeschooldecreet.

Dat bepaalt onder meer dat elke hogeschool en elk departement bij de inschrijving studenten een aantal documenten moet overhandigen: een onderwijsreglement, een examenreglement en een studiegids. Die gids moet duidelijk en volledig zijn en bevat de onderdelen van de leerstof, de kennis die moet worden verworven, de manier van beoordelen en zo meer. Ook moet elke student weten wie waarvoor verantwoordelijk is, waar hij terecht kan met financiële en andere problemen. Een ombudsman/vrouw moet er dus ook zijn.

Niet zo in de Hogeschool Antwerpen. Er is in de meeste jaren geen ombudsman. De eerste ombudsvrouw, Marijke Seresia, nam ontslag omdat ze zich machteloos voelde en omdat vertrouwelijke documenten door de toenmalige directeur Johan Swinnen werden bekendgemaakt.

Ombudsman John Baert geeft zelf les aan twee op de drie studenten, kan hen dus niet vertegenwoordigen en treedt bovendien wel erg vergoelijkend op. Verdwenen documenten worden toegeschreven aan artistieke slordigheden, klachten over intimidatie gewoon genegeerd.

Vijf jaar na het decreet is er nog steeds geen studiegids, maar – zo meldt De Smedt op 20 maart van dit jaar – het maken van die gids behoort ’tot de dwingende noodzaak’. Zo’n studiegids bevat reële vakinhouden en dat is niet alleen verplicht, het is de enige manier om een objectieve beoordeling mogelijk te maken.

Studenten die zich gepakt voelen, proberen via de rechtbanken, de Raad van State, de regeringscommissaris en de onderwijsminister aan hun rechten te komen, maar worden van het kastje naar de muur gestuurd. Niemand lijkt goed te weten wat het begrip autonome hogeschool inhoudt: is het Gemeenschapsonderwijs nog bevoegd voor wat daar misloopt? Is de minister bevoegd? Ze verschuilen zich achter elkaar.

De jaarverslagen bevestigen moedeloos jaar na jaar dat de Academie stuurloos is: geen studentenbegeleiding, geen examenreglement, geen ombudsman, geen tuchtreglement voor docenten, geen studiegids, geen begeleiding eerstejaars. Wel boze brieven over het tekort aan geld, maar als er geld is, bijvoorbeeld voor studentenbegeleiding, dient uitgerekend de Academie die niet eens een ombudsman heeft, geen project in.

De eerste directeur Onderzoek en Onderwijs van de HA, Kristel de Boevere, schrijft in haar verslag over de slechte, negatieve sfeer bij de Academie en wordt kort daarop ontslagen omdat ‘de combinatie van betrokken personeelslid en de hogeschool voor beide partijen niet zo gunstig was’. Maar die slechte sfeer wordt wel bevestigd door het simpele feit dat iedereen – docenten en studenten – om de haverklap naar de Raad van State stapt, door de vakverenigingen die wijzen op ‘mogelijkheid van willekeur’ bij het toekennen van premies zelfs bij ‘vastgestelde criteria’ en door de studenten die bang zijn om hun mening over de docenten op papier te zetten.

Nochtans behoort een evaluatie van de docenten ook tot het decreet. Hoewel het decreet uitdrukkelijk bepaalt dat alle docenten om de drie jaar moeten worden geëvalueerd en Van den Bossche in 1998 boos een zoveelste uitstel weigert, is er in het jaar 2000 in de Academie nog niets gebeurd. Want – zo stelt De Smedt – er was veel voorbereidend werk. Na twee jaar aandringen van de regeringscommissaris is er een heel oppervlakkige functiebeschrijving van de docenten klaar en ontbreekt de voorziene evaluatie door studenten.

KWALITEITSZORG

Toch bestaat er op dit ogenblik een goed meetinstrument: Proza, mee uitgewerkt door de Antwerpse dienst voor Onderzoek en Onderwijs en gepromoot door Kristel de Boevere. Die laat in mei 1997 aan de studenten weten dat ze ‘de kansen laten liggen om bepaalde wanpraktijken aan de kaak te stellen’. Het meetinstrument met de bevraging van studenten wordt jaar na jaar aangekondigd, maar in de Academie niet gebruikt. Nu is een open gesprek gepland rond ‘actualisering versus historische situering. Pluraliteit van visies en pluraliteit van materialen. Interactie en diversiteit tussen de studenten onderling’ en meer van dergelijke ‘oriëntatiepunten’. In de totaal verziekte sfeer van de Academie is een dergelijk gesprek – zelfs met garanties voor de bescherming van de studenten – de beste manier om alle kritiek in de kiem te smoren.

Uit een door de studenten gehouden enquête komen wel de oude klachten te voorschijn: afwezigheid van docenten, intimidatie en willekeur bij beoordelingen. Die willekeur wordt door het docentenkorps ontkend, maar ze kunnen wel geen objectieve criteria opstellen aangezien zij ‘kunst’ onderwijzen. Toch wordt in het onderwijsreglement en in diverse officiële documenten geëist dat de docenten welomschreven doelstellingen formuleren inzake kennis en vaardigheden.

Trouwens, als er geen objectieve criteria kunnen worden opgesteld voor de kunstvakken, hoe wordt er dan eigenlijk beoordeeld? Hoe ziet een lesprogramma eruit als niemand kan bepalen wat de verschillende stappen, technieken, vaardigheden zijn om tot een bepaald objectief te beoordelen resultaat te komen? Zou het dan niet beter zijn om de 600.000 frank die elke student de gemeenschap kost op te splitsen en een soort alternerend leren in te richten: twee dagen theoretische lessen (die wel objectief beoordeelbaar zijn) en drie dagen les volgen bij een erkend kunstenaar of – in het geval van restauratie, juweelontwerpen, mode en zo meer – bij een erkend vakman?

Want nu heerst grote bezorgdheid onder de studenten. Hun studiegeld wordt jaar na jaar opgetrokken wegens de zware schuldenlast. Op hun verzoek tot openheid over de besteding van het geld krijgen ze enkel felicitaties voor hun verantwoordelijkheidszin.

Vijf jaar van klachten hebben blijkbaar niets opgeleverd dan de herhaalde verslagen over wat fout loopt en de melding dat al die zaken intern moeten worden opgelost. En ‘daar wordt aan gewerkt’.

Ook de huidige minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten (VLD) zit blijkbaar niet te springen om in te grijpen. Een mogelijke verklaring is dan dat de kwatongen gelijk hebben: dat de politieke benoemingen bij afspraak verdeeld zijn over de autonome hogescholen en dat Andries Kinsbergen (VLD), die op 13 oktober 1997 ‘bij handgeklap’ een tweede mandaat als voorzitter van de raad van bestuur toegewezen kreeg, gewoon zal worden opgevolgd door Ward Beysen (VLD). Ondanks alle protesten.

Of de hogeschool dan niet de raad van regeringscommissaris Van Haecke moet volgen dat er beter een procedure voor de verkiezingen van de voorzitter van de raad van bestuur wordt opgesteld en gevolgd? Ook dat behoort tot de autonomie en de verantwoordelijkheid van de hogeschool.

Misjoe Verleyen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content