De Russische schrijver Aleksander Solzjenitsyn over de noodlottige geschiedenis van zijn land, zijn ontgoocheling over de politiek van het Westen en zijn houding tegenover geloof en dood.
‘Dit zullen wel de laatste foto’s zijn die van mij worden gemaakt’, zegt hij, als hij zich, na wat allicht ook zijn laatste interview zal zijn geweest, geduldig heeft laten fotograferen. Sinds zijn triomfantelijke terugkeer naar Rusland, na jaren van zelfgekozen ballingschap in Zwitserland en de Verenigde Staten, heeft Aleksander Solzjenitsyn zich teruggetrokken in het onooglijke dorpje Troize-Lykowo, aan de oevers van de Moskwa. De schrijver, die in 1970 de Nobelprijs voor Literatuur won, is intussen 88 en wat moeilijk ter been. Maar hij heeft niets van zijn strijdbaarheid verloren.
Aleksander Isajewitsj, ondanks uw slechte gezondheid bent u nog altijd volop aan het werk. Waar haalt u de kracht vandaan?
ALEKSANDER SOLZJENITSYN: Ik heb altijd een groot plichtsbewustzijn gehad, al vanaf mijn geboorte. Ik heb altijd graag gewerkt.
In deze kamer staan maar liefst vier schrijftafels. In uw nieuwste boek, Mijn Amerikaanse jaren, haalt u herinneringen op aan de tijd toen u zelfs tijdens uw wandelingen in het woud aan het schrijven was.
SOLZJENITSYN: Toen ik in het kamp zat, heb ik ook op muren geschreven. Of ik schreef met potlood op een stukje papier, leerde wat ik geschreven had uit het hoofd, en scheurde dan alles aan snippers.
En die kracht heeft u zelfs in momenten van de grootste vertwijfeling niet verlaten?
SOLZJENITSYN: Wat gebeuren moet, gebeurt. Het komt zoals het komt. En soms komt er zelfs iets goeds uit voort.
Maar dat zult u in februari 1945 toch nauwelijks geloofd hebben, toen de geheime dienst van het Sovjetleger kapitein Solzjenitsyn arresteerde omdat hij met de veldpost brieven had verstuurd waarin hij Stalin bekritiseerde. Dat kostte u acht jaar strafkamp.
SOLZJENITSYN: Mijn optimisme heeft mij nooit verlaten – zelfs toén niet. Ik heb nooit getwijfeld aan mijn overtuiging. En ik heb nooit iets gedaan wat ik niet met mijn geweten in overeenstemming kon brengen.
Toen u dertien jaar geleden uit ballingschap terugkeerde, was u teleurgesteld over de ontwikkelingen in het nieuwe Rusland. U weigerde zowel de staatsprijs die Gorbatsjov u aanbood als de onderscheiding die Jeltsin u wilde opspelden. Maar nu hebt u de staatsprijs geaccepteerd uit handen van Vladimir Poetin – een voormalige chef van de geheime dienst die de schrijver Solzjenitsyn zijn leven lang achtervolgd heeft. Hoe valt dat te rijmen?
SOLZJENITSYN: In 1990 hebben ze mij inderdaad een staatsprijs aangeboden voor De Goelag Archipel. Ik heb die toen geweigerd, omdat ik vond dat ik geen persoonlijk eerbetoon kon accepteren voor een boek dat met het bloed van miljoenen mensen geschreven is. In 1998, op het dieptepunt van onze nationale mi-sère, verscheen mijn boek Rusland in verval. Toen decreteerde Boris Jeltsin hoogstpersoonlijk dat ik een hoge onderscheiding moest krijgen. Maar hoe kon ik een bekroning accepteren van een man die zijn land op de rand van de afgrond had gebracht? De staatsprijs die ik nu gekregen heb, is mij niet toegekend door de president maar door een achtenswaardig gezelschap van vooraanstaande Russische wetenschappers en kunstenaars. President Poetin heeft mij die staatsprijs overhandigd, en hij is inderdaad een voormalige KGB-officier – daar hebt u gelijk in. Maar hij was geen kampoverste in de goelag. Inlichtingendiensten bestaan in alle landen van de wereld en ze staan er zelfs in hoog aanzien. Niemand is ooit op het idee gekomen om Bush senior te verwijten dat hij een topman van de CIA is geweest.
Uw leven lang hebt u de machthebbers opgeroepen hun spijt te betuigen ten overstaan van de miljoenen slachtoffers van de goelag en van de communistische terreur. Heeft uw oproep gehoor gevonden?
SOLZJENITSYN: Nee. Het kost politici kennelijk nog altijd de grootste moeite om excuses over hun lippen te krijgen. Ik maak me daar niet langer illusies over.
Dat brengt ons weer bij Poetin. De huidige Russische president beschouwt het uiteenvallen van de Sovjet-Unie als de grootste geopolitieke catastrofe van de twintigste eeuw. Hij zegt dat de Russen moeten ophouden zichzelf te kwellen en zich niet langer ‘schuldgevoelens’ over hun verleden moeten laten aanpraten ‘van buitenaf’. Speelt hij daarmee niet in de kaart van degenen die graag willen vergeten wat er in de Sovjettijd gebeurd is?
SOLZJENITSYN: Met die verwijzing naar ‘van buitenaf” heeft hij geen ongelijk. U ziet toch ook hoe overal in de wereld de bezorgdheid groeit over de manier waarop de Verenigde Staten hun alleenheerschappij willen vestigen – ook op kosten van Rusland. In de jaren zeventig heb ik er al op gewezen dat men al te gemakkelijk de termen ‘Russisch’ en ‘Sovjet-Russisch’ door elkaar haalt. En dat gebeurt vandaag nog altijd, zowel in het Westen als in de landen van het voormalige Oostblok en in de voormalige Sovjetrepublieken.
De oudere generatie politici in de landen die vroeger een communistisch regime gekend hebben, heeft überhaupt nergens spijt van. En hun opvolgers nemen, met hun aanspraken en hun beschuldigingen over wat er in het verleden gebeurd is, het gemakkelijkste doelwit in het vizier: het huidige Moskou. Alsof ze zich heldhaftig en helemaal op eigen houtje van het communistische juk bevrijd hebben en nu een nieuw leven leiden, terwijl Moskou in wezen communistisch is gebleven. Ik hoop dat die krankzinnige houding gauw tot het verleden behoort. Alle volkeren die de verschrikkingen van het communisme hebben doorstaan, moeten goed beseffen dat het communisme – en niets anders dan het communisme – verantwoordelijk is voor wat er in het verleden is gebeurd.
Geldt dat ook voor de Russen?
SOLZJENITSYN: Ook voor de Russen. Als we ons verleden eindelijk nuchter onder ogen zien, zal ook in ons land de nostalgie naar de verhoudingen uit de Sovjettijd vanzelf verdwijnen. In de landen van Oost-Europa en in de voormalige Sovjetrepublieken heeft men intussen nog altijd instinctief de neiging om ‘de Russische ziel’ als de bron van alle kwaad te zien. Maar je kunt een volk en zijn staat toch niet verantwoordelijk stellen voor de gruweldaden van een paar tirannen? Het Sovjetregime heeft zich namelijk alleen met bloedige terreur in Rusland kunnen handhaven. Voor mij is het duidelijk: wij Russen moeten zelf met ons verleden in het reine zien te komen. Voortdurende verwijten van buitenaf werken daarbij alleen maar contraproductief.
Aleksander Isajewitsj, het is nu negentig jaar geleden dat Rusland eerst door de Februari- en dan door de Oktoberrevolutie door elkaar werd geschud. Uw thesis is dat het communisme niet uit het ancien régime voortkomt, maar dat het de burgerlijke regering van Aleksander Kerinski in 1917 is die de omwenteling mogelijk heeft gemaakt. In de Russische geschiedenis was Lenin dus maar een toevallige passant. Hebben we dat goed begrepen?
SOLZJENITSYN: Nee. Alleen uitzonderlijke persoonlijkheden als Lenin en Trotski waren in staat om de mogelijkheden te benutten die de zwakheid van de regering-Kerinski bood. Ik wil u vooral op één punt corrigeren: de zogenaamde Oktoberrevolutie was een mythe, die de bolsjewisten na hun overwinning hebben verspreid. De Februarirevolutie had diepe wortels, zoals ik in mijn epische werk Het rode wiel heb aangetoond. Maar wat zich op 25 oktober 1917 in Sint-Petersburg heeft afgespeeld, was een door Trotski perfect voorbereide, gewelddadige staatsgreep, die Rusland de ruggengraat heeft gebroken. Rusland was absoluut niet voorbestemd voor de revolutie. Het duidelijkste bewijs daarvoor is de rode terreur en de bereidheid van de revolutionaire leiders om Rusland in zijn eigen bloed te verdrinken.
In uw boek Tweehonderd jaar samen hebt u geprobeerd het taboe op de Joods-Russische geschiedenis te doorbreken. Dat is u in het Westen niet in dank afgenomen omdat u de Joden een bijzondere verantwoordelijkheid in de schoenen schijnt te willen schuiven voor het mislukte Sovjetexperiment. Kunt u dat ook hard maken?
SOLZJENITSYN: Ik begrijp waar u heen wilt, maar ik wil niemand oproepen om historische schuld op een apothekersschaaltje af te wegen en de morele verantwoordelijkheid van het ene met het andere volk te vergelijken. Het antwoord op uw vraag staat in mijn boek: ‘Ieder volk moet de morele verantwoordelijkheid opnemen voor de zwarte bladzijden in zijn eigen geschiedenis. Hoe kan het dat doen? Door te proberen dat verleden te begrijpen. Door vragen te stellen. Hoe hebben we dit kunnen laten gebeuren? Welke waren onze fouten? Kan het opnieuw gebeuren? Dat is de geest waarin het Joodse volk zich moet afvragen welke verantwoordelijkheid het draagt voor zijn revolutionaire moordenaars en hun handlangers. Ze moeten zich niet verantwoorden tegenover andere volkeren, maar tegenover hun eigen geweten en tegenover God. En op dezelfde manier moeten de Russen hun verantwoordelijkheid opnemen voor de pogroms, voor de onbarmhartige en brandschattende boeren, voor de soldaten en de matrozen die als wilde beesten tekeer zijn gegaan.’
Terug naar vandaag. Als staatsvorm voor Rusland bepleit u een soort zelfbestuur van de Russische burgers. U ziet dat kennelijk als een alternatief voor de westerse democratie. Maar na zeven jaar Poetin is het resultaat niet bemoedigend: de president heeft alle macht naar zich toe getrokken.
SOLZJENITSYN: Het klopt dat ik nog altijd voorstander ben van lokaal zelfbestuur, maar dan zoals ik het in Zwitserland en in New England heb leren kennen, waar het uitstekend functioneert. Dat is alleen mogelijk op een lager echelon, waar de mensen hun gekozen vertegenwoordigers nog persoonlijk kennen. In de tijd van Jeltsin hebben een paar tientallen onderkoninkjes samen met de centrale overheid in Moskou iedere vorm van lokaal zelfbestuur in de kiem gesmoord. We hebben nog een lange weg te gaan. Maar ik zie vooruitgang.
U stelt de zaken nu wel erg rooskleurig voor. Kritische stemmen worden in dit land niet op prijs gesteld. De oppositie stelt nauwelijks iets voor.
SOLZJENITSYN: De enige echte oppositie is helaas die van de communisten. U doelt waarschijnlijk op de democratische partijen die we in de jaren negentig, in het Jeltsin-tijdperk, nog hadden, maar de waarheid heeft haar rechten: in de jaren negentig kreeg de bevolking het steeds slechter, driekwart van de Russen zag zijn levensstandaard erop achteruitgaan – en dat allemaal onder ‘het vaandel van de democratie’. Moet het ons dan verbazen dat de mensen dat vaandel in de steek lieten? De leiders van die democratische partijen kunnen het tot op de dag van vandaag zelfs niet eens worden over ministerposten in een denkbeeldig schaduwkabinet. Ik betreur het dat we nog altijd geen constructieve, zichtbare oppositie hebben. Het kost blijkbaar tijd om democratische instituties op te bouwen.
Heeft Rusland een nationale identiteit nodig? En hoe zou die er dan moeten uitzien?
SOLZJENITSYN: Ik denk niet dat je moet proberen zoiets wetenschappelijk te definiëren. Misschien bestaat er een soort levenswijze, waar de meerderheid van onze bevolking van droomt, zoals dat in Frankrijk het geval was in de achttiende eeuw, en daarna in Groot-Brittannië, in de Verenigde Staten, in Duitsland en in Polen. Maar toen de discussie over een nationale identiteit in het postcommunistische Rusland ontbrandde, heb ik geprobeerd olie op de golven te gieten. Ik vond dat we onze krachten beter konden besteden om eerst onze natie van de ondergang te redden.
Rusland heeft de neiging zich in de steek gelaten te voelen. Er is niet alleen een duidelijke verslechtering in de relaties tussen Rusland en het Westen, maar ook tussen Rusland en Europa. Waar ligt dat aan? Op welk punt begrijpen Europa en het Rusland van vandaag elkaar niet?
SOLZJENITSYN: Wat mij vooral interesseert zijn de psychologische oorzaken: zowel in Rusland als in het Westen zijn verwachtingen gewekt die niet strookten met de realiteit. Toen ik in 1994 naar Rusland terugkeerde, viel mij op hoe het Westen er verafgood werd. Dat berustte niet op werkelijke kennis of op een bewuste keuze, maar op weerzin tegen het bolsjewistische regime met zijn antiwesterse propaganda. Die stemming sloeg helemaal om na de brutale NAVO-bombardementen op Servië. Er is toen, door alle lagen van de Russische samenleving heen, een dikke, zwarte streep getrokken die niet meer uit te vlakken is. Daar kwam nog eens bij dat de NAVO probeerde brokstukken van de uiteengevallen Sovjet-Unie binnen te halen. Dat was vooral pijnlijk in het geval van Oekraïne, een land waar wij hechte familiebanden mee hebben.
Tot op dat moment golden de westerse leiders bij ons nog als de koene ridders van de democratie. En nu moesten we ineens vaststellen dat de westerse politiek in eerste instantie gebaseerd is op pragmatisme, egoïsme en cynisme. Voor veel Russen was dat een enorme teleurstelling. Het Westen verheugde zich intussen over het einde van die lastige Koude Oorlog en zag hoe Rusland in de jaren van Gorbatsjov en Jeltsin in totale anarchie wegzonk en zijn machtspositie kwijtraakte. Men wende snel aan het idee dat Rusland nu een derdewereldland geworden was en dat ook voor eeuwig en drie dagen blijven zou. Toen Rusland dan weer een beetje op krachten kwam, reageerde het Westen panisch – allicht onder invloed van zijn eigen, nog altijd sluimerende angsten.
Angst voor de grootmacht die de Sovjet-Unie was…
SOLZJENITSYN: Het Westen koesterde de illusie dat Rusland een prille democratie was, terwijl daar in de verste verte nog geen sprake van was. Het is toch overduidelijk dat we in Rusland nog maar aan het begin van een democratisch proces staan en dan is het wel érg makkelijk om ons onze vergissingen en gebreken in te peperen. Maar in de strijd die op 11 september 2001 begonnen is en die nog altijd aan de gang is, heeft Rusland het Westen ondubbelzinnig zijn steun aangeboden. Die steun is afgewezen – vanuit een ziekelijke kortzichtigheid. In Afghanistan hebben de VS onze hulp wel geaccepteerd, maar daar steeds nieuwe eisen aan verbonden. En de Europese onvrede over Rusland heeft te maken met de angst van het Westen voor zijn energiebevoorrading, terwijl daar niet echt een reden voor is.
De vraag is intussen of het Westen, nu het met nieuwe gevaren geconfronteerd wordt, zich die afwijzende houding ten aanzien van Rusland nog wel kan permitteren. In mijn laatste interview voor mijn terugkeer naar Rusland, dat ik in april 1994 aan het tijdschrift Forbes heb gegeven, heb ik gezegd: ‘Als je ver in de toekomst blikt, kun je zien dat er ergens in de eenentwintigste eeuw een tijd zal komen dat de Verenigde Staten en Europa in Rusland een bondgenoot zullen vinden.’
In uw hele werk klinkt de invloed door van het orthodoxe geloof. Hoe groot is het morele gezag van de Russische orthodoxe kerk vandaag nog? Het lijkt opnieuw de staatskerk te zijn geworden, die de heersers in het Kremlin legitimeert – zoals in vroegere eeuwen.
SOLZJENITSYN: Dat ziet u verkeerd. Het is juist een wonder dat de kerk in die luttele jaren die verstreken zijn sinds de tijd dat ze totaal aan de communistische staat onderworpen was, opnieuw een onafhankelijke positie heeft kunnen verwerven. Men mag niet vergeten welke vreselijke verliezen de orthodoxe kerk gedurende bijna de hele twintigste eeuw heeft geleden en hoeveel mensen ze is kwijtgeraakt. Nu krabbelt ze weer overeind. De jonge post-Sovjetstaat heeft intussen ook geleerd de kerk als onafhankelijke instelling te respecteren, hoewel de sociale leer van de kerk veel verder gaat dan het regeerprogramma. Nog niet zo lang geleden heeft aartsbisschop Kyrill, die de houding van de kerk het duidelijkst verwoordt, in een veelbekeken televisieprogramma opgeroepen om het belastingsysteem te veranderen – en hij had daar heel andere opvattingen over dan de regering.
Maar als u zegt dat de kerk de heersers in het Kremlin legitimeert, bedoelt u waarschijnlijk dat Jeltsin een rouwdienst in de Christus-Verlosserkathedraal van Moskou heeft gekregen in plaats van een burgerlijke uitvaartceremonie?
Ook dat.
SOLZJENITSYN: Misschien was dat wel de enige mogelijkheid om op dat moment de volkswoede enigszins in toom te houden en te vermijden dat de uitvaart van Jeltsin tot rellen zou leiden. Ik denk in ieder geval niet dat u er moet van uitgaan dat nu van iedere Russische president op die manier afscheid zal worden genomen.
Wat het verleden betreft, wil ik er u ook aan herinneren dat de Russische orthodoxe kerk op plaatsen waar massagraven zijn gevonden, zoals in Butowo, bij Moskou, of op de Solowezki-eilanden, gebedsdiensten heeft georganiseerd voor de slachtoffers van communistische terreur.
Wat betekent het geloof eigenlijk voor u persoonlijk?
SOLZJENITSYN: Het geloof behoort voor mij tot de fundamenten van het leven van ieder mens.
Bent u bang voor de dood?
SOLZJENITSYN: Al lang niet meer. Toen ik jong was, moest ik er altijd aan denken dat mijn vader zo vroeg gestorven was – hij was amper 27. Ik was alleen bang om van het leven afscheid te moeten nemen voor ik mijn literaire plannen gerealiseerd had. Maar zo tussen mijn dertigste en mijn veertigste heb ik mij verzoend met de gedachte aan de dood. De dood is voor mij een natuurlijke mijlpaal, die evenwel niet het einde van het bestaan van een persoon markeert.
Wij wensen u in ieder geval nog een aantal vruchtbare, creatieve jaren.
SOLZJENITSYN: Nee, nee, dat is niet nodig. Het is genoeg geweest.
© DER SPIEGEL / VERTALING: PIET PIRYNS
DOOR CHRISTIAN NEEF EN MATTHIAS SCHEPP