Meritocratie

Op 15 juli 1804 vond in Les Invalides in Parijs de allereerste uitreiking van de ereteken van het Légion d'Honneur plaats. © Getty Images

Het ancien régime, met zijn privileges voor de adel en de clerus, werd vervangen door een moderner systeem. Van democratie was nog geen sprake, maar Napoleon wilde dat de mensen die het echt verdienden ook de meeste maatschappelijke promotiekansen kregen. Wie zich inzette voor het algemeen belang, het keizerrijk of de keizer zou daarvoor beloond worden. Maar hoe kon hij dat rijmen met het gelijkheidsprincipe van de Revolutie?

Om het gelijkheidsprincipe te benadrukken, hadden de revolutionaire regeringen een eind gemaakt aan alle onderscheidingen van het ancien régime. In het leger werden geen decoraties meer uitgereikt, alleen nog erezwaarden of -musketten. Bonaparte stelde voor om opnieuw een maatschappelijke onderscheiding in te voeren, die deze keer voor allen toegankelijk zou zijn: het Légion d’Honneur. Dat hoge eerbewijs zou worden toegekend door de Eerste Consul zelf, aan mensen die zich in de burgerij of het leger verdienstelijk hadden gemaakt voor de natie. Republikeinse politieke leiders uitten felle kritiek tegen het plan, omdat het in hun ogen de ongelijkheid weer invoerde die ten koste van veel bloed was afgeschaft. Erger nog, sommige van zijn partijgangers zagen in het voorstel een eerste stap naar een nieuwe monarchie – wat ze natuurlijk juist hadden gezien. Bonaparte legde al zijn gewicht in de schaal om hen te overtuigen: ‘Ik daag u uit om me één republiek, modern of oud, aan te duiden die het kan stellen zonder onderscheidingen. U noemt het een kinderspeeltje; welnu, ik zeg u: met dit soort kinderspeeltjes motiveert men de mensen’, riep hij de jakobijnse critici toe.

Jean-Roch Coignet, een gewone soldaat, was bij de eerste ontvangers van het Légion d'Honneur. Een signaal dat iedereen die zich verdienstelijk maakte de onderscheiding kon krijgen.
Jean-Roch Coignet, een gewone soldaat, was bij de eerste ontvangers van het Légion d’Honneur. Een signaal dat iedereen die zich verdienstelijk maakte de onderscheiding kon krijgen.© Getty Images

Gegrom was er ook in het leger. Men kon er nauwelijks verkroppen dat nu ook burgers met ’s lands hoogste onderscheiding begunstigd konden worden en dat succesvolle industriëlen, handelaars, ambtenaren of kunstenaars dezelfde eerbetuiging konden krijgen als degenen die hun bloed voor de natie hadden vergoten. Bonaparte trok er zich geen zier van aan. Zij die vonden dat het voorrecht alleen voor militairen moest gelden, kregen een felle repliek van de Eerste Consul: ‘Om grote daden te stellen is het niet nodig om ook een grote gestalte te hebben tegenwoordig. Als moed en kracht het enige criterium zouden zijn, dan kan elke soldaat zeggen dat hij generaal moet worden. De generaal die echt grootse dingen realiseert, is een man die ook uitblinkt in burgerlijke kwaliteiten. De soldaat kent geen wet, maar slechts kracht, en meet alles af aan die kracht. De burger echter meet alles af aan het algemeen belang. De soldaat wenst alles te regelen zoals een despoot; de burger doet dat via debat, rede en het zoeken naar de waarheid. Daarom is hij moreel superieur aan de soldaat’, aldus de man die alles aan het leger te danken had.

Het was een sterk statement. Zijn wetsvoorstel werd op 4 mei 1802 goedgekeurd, zij het met een veel beperktere meerderheid dan gebruikelijk. In het Tribunaat waren er 56 stemmen voor en 38 tegen. De Légion d’Honneur werd vervolgens voor het eerst uitgereikt in juli 1804. Dat er schoon schip werd gemaakt, bleek dat jaar nog het meest op 14 juli, de verjaardag van de Revolutie. Al sinds 1789 werd die absolute hoogdag met veel luister gevierd. Napoleon maakte er een eind aan. Onder het voorwendsel dat het beter was om een viering op zondag te houden, verschoof hij de feestelijkheden naar 15 juli. Hij koppelde er zelfs een Te Deum aan vast en de traditionele huldiging van de bestormers van de Bastille werd vervangen door de uitreiking van de eretekens van de Légion d’Honneur. Die zondag werden Napoleon en Joséphine elk in een afzonderlijke stoet van de Tuilerieën naar Les Invalides gereden, tussen dikke rijen toeschouwers die voor hen kwamen juichen. Niet minder dan 1800 mensen kregen die dag de onderscheiding. Onder hen soldaat Jean-Roch Coignet, een grenadier wiens naam als allereerste in de muisstille kerk van Les Invalides werd afgeroepen. ‘Ik zat op de tweede rij en daalde langs mijn kameraden af; ik stapte naar het podium waar Napoleon zat. Daar versperde Eugène de Beauharnais mij de weg. “Je mag hier niet voorbij”, zei hij me. Murat corrigeerde hem. “Alle légionnaires zijn gelijk; hij is geroepen, hij mag erdoor.”‘

Toen hij eenmaal keizer was, begon rond Napoleon een nieuwe adelijke elite te ontstaan: de Noblesse de l'Empire. Dit is een wapenschild van die nieuwe klasse uit 1804.
Toen hij eenmaal keizer was, begon rond Napoleon een nieuwe adelijke elite te ontstaan: de Noblesse de l’Empire. Dit is een wapenschild van die nieuwe klasse uit 1804.© Publiek domein

De napoleontische meritocratie kreeg een aristocratisch trekje toen rond de persoon van de keizer een nieuwe adellijke elite begon te ontstaan, de Noblesse de l’Empire. In 1806 begon Napoleon met het benoemen van een reeks nieuwe hertogen. Twee jaar later zouden daar ook graven, baronnen en ridders van het Empire bij komen. Napoleon wilde op die manier een nieuwe elite creëren, maar ook zijn fundamentele politieke doelstelling waarmaken. Na de verscheurende broederstrijd binnen de revolutionaire fracties van de republiek en de vetes tussen revolutionairen en royalisten, moest er consensus heersen. Door de creatie van deze adel van het keizerrijk vermengde hij alle politieke fracties, maakte hij een amalgaam van oude adel en revolutionaire burgerij. Alleen op die manier kon het regime stabiel zijn en kon hij ongestoord aan de macht blijven. De titels van hertogen en graven hadden een heel andere inhoud dan vroeger. Om te beginnen kon om het even welke burger in principe in de adelstand worden verheven. Dat was een gevolg van het republikeinse gelijkheidsprincipe dat Napoleon in stand hield. Wie een titel kreeg, verbond die met een daadwerkelijke job als maarschalk, minister of gelijkaardig. Privileges waren er niet aan verbonden, omdat de adellijke titel een beloning was voor diensten bewezen aan het land. Wel verkregen titelhouders het bezit van gronden en een loon dat in functie stond van het belang van de titel. De titel was wel erfelijk maar beperkt tot directe mannelijke afstammelingen. Broers of zusters bleven gewone burgers. Tot in 1814 zouden er op die manier 3.263 personen in de adelstand worden verheven. Dat was zeven keer minder dan voorheen, onder het ancien régime. Vandaag blijven van die napoleontische adel nog een tweehonderdtal families over. Ook in België en Nederland waren er gegadigden, zoals bijvoorbeeld Ver Huell, Travers en de Membrède uit Maastricht, of de families Van de Walle uit Brugge en Pierets van Croonenburgh uit Mechelen. Die nieuwe adel vormde ook het nieuwe hof van de keizer.

Partner Content