Alvar Aalto wordt gevierd.
De Finse bouwmeester Alvar Aalto werd precies honderd jaar geleden geboren, wat internationaal passend wordt herdacht met grootscheepse retrospectieves van zijn werk. Het Museum of Modern Art in New York beet de spits af met de meest volledige verzameling van tekeningen, ontwerpen, schaalmodellen en archieffoto’s ooit samengebracht van vijfenveertig gebouwen en projecten uit een carrière die meer dan een halve eeuw beslaat. De expositie in het MOMA reist eind deze zomer naar Mantua, Italië, maar dichter bij huis pakt ook het Nederlandse Architectuurinstituut in Rotterdam uit met een overzichtstentoonstelling, te bezoeken van 15 mei tot en met 16 augustus.
Na een neoclassicistische valse start, vond Aalto zijn karakteristieke stijl in een functionalistische “witte” periode, waarvan het uitgestrekte tuberculosesanatorium in Paimio (1929-1933) een vroeg hoogetepunt is. Zijn landhuis op het eiland Muuratsalo luidt eind van de jaren vijftig een tweede witte periode in die doorgezet wordt tot in zijn laatste voltooide werk, de Finlandia Hall, een concertzaal in Helsinki, waarin de in 1976 gestorven architect zich een meester toont in de plastische vormgeving.
Daartussenin krijgen we zijn naoorlogse “rode” periode, zo genoemd voor de toepassing van de intens gekleurde baksteen. Met zijn bescheiden materiaalkeuze (rode baksteen en hout) gaf Aalto een unieke, regionale interpretatie aan het orthodoxe modernisme, zoals hij de strakke vlakverdeling van de Internationale Stijl ook doorbrak door zijn gebruik van golvende lijnen en een complexere ruimtelijkheid. Organische menselijke vormen typeren ook zijn ontwerpen voor trapleuningen, lichtarmaturen, meubels en glazen vazen (een aantal klassieke stoelen, zetels en voorwerpen van Aalto worden overigens door designfirma’s opnieuw geproduceerd). Bovenal is er de wisselwerking van zijn gebouwen met de omgeving en omringende natuur, het Finse binnenland met zijn duizenden meren en wouden van berken en pijnbomen. Geen wonder dat Frank Lloyd Wright de ontwerper van het door een gelaagde golvende houten wand gedomineerde Finse paviljoen op de Wereldtentoonstelling van New York in 1938 een genie noemde.
“Between Humanism and Materialism” luidde het motto van de tentoonstelling in het MOMA. Want alhoewel Aalto ook experimentele privé-woningen bouwde, blijft hij vooral herinnerd voor zijn kerken, schouwburgen, raadhuizen, universiteitscampussen, bibliotheken en pensioeninstituten, alsook zijn basisplan voor de wederopbouw van Lapland na de oorlog: een architectuur op mensenmaat die ruimte, licht, orde, ritme en technische verfijning schenkt aan de meest diverse vormen van sociale interactie, dienstverlening en culturele activiteit.
Patrick Duynslaegher