Het recht van de sterkste is achterhaald, vindt primatoloog Frans de Waal. En Darwin wordt verkeerd begrepen. ‘De natuur is niet noodzakelijkerwijs competitief.’ Maar de kentering is ingezet: op naar een nieuwe maatschappij!

Niemand in Atlanta weet in de verste verte waar het Yerkes National Primate Research Center ligt. En op de homepage van Emory University staat geen adres vermeld. Een uur rijden we met Vietnamveteraan Chuck in een Dodge door het subtropische, glooiende landschap van de Deep South. Chuck rijdt eerst pal voorbij de toegangsweg van het veldstation – een bord staat er niet. ‘Dierenactivisten zijn luie mensen, dus die komen niet helemaal naar hier,’ verklaart Frans de Waal de geheimzinnigheid, ‘maar better safe than sorry.

In een houten keet hangen portretten van apen. Niet zozeer foto’s, maar portretten. Hij maakt ze zelf, en het valt op: geen twee apen zijn hetzelfde. Iedere aap heeft een naam, en, zo vindt De Waal, heeft zonneklaar een eigen persoonlijkheid. Ís ook een persoon, met eigen voorkeuren, antipathieën, met nukken en met luimen, is in staat tot jaloezie én tot genereuze daden. Niets menselijks is de aap vreemd, stelt De Waal in zijn vele boeken, die ‘in een dozijn talen worden vertaald’.

Zijn wij apen?

FRANS DE WAAL: Ja. We vallen onder de primatenorde. En die is in feite zo genoemd omdat wij mensen erin zaten – als primi inter pares om het zo te zeggen. Toen Carl Linnaeus ons bij de primaten onderbracht, had hij ons eigenlijk bij de chimpansee willen stoppen, in hetzelfde genus, dezelfde subcategorie, maar daar heeft hij van afgezien omdat hij problemen verwachtte met het Vaticaan. Vandaag de dag zijn er heel veel wetenschappers die vinden dat we tot hetzelfde genus behoren, maar het zal er niet van komen, want de mens wil een apart genus hebben voor zichzelf. Dus zitten we in het genus Homo en niet in het genus Pan. Persoonlijk ben ik er overigens niet van overtuigd dat we tot hetzelfde genus behoren als de chimpansee, want ik vind toch dat de mens met zijn naaktheid en bipolaire gang anatomisch verschillend genoeg is om zijn eigen groep te hebben. Maar laten we naar de apen gaan.

Langzaamaan, over een periode van 25 jaar, is de focus van de primatoloog verschoven en verbreed: van het dier naar de mens. Van Chimpanseepolitiek. Macht en seks onder mensapen, het boek dat hem in 1982 beroemd maakte, tot De aap in ons, uit 2005. En zo komt het dat bioloog De Waal thans hoogleraar psychologie is aan Emory University. Want, vindt hij, ‘onze menselijke natuur is geheel aan herziening toe’.

Dat is nogal wat.

DE WAAL: Ik ben bioloog. Ik bestudeer dieren. Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het innerlijk leven en het gedrag van de mens. De psychologie komt uit de filosofie en de westerse filosofie komt – deels – uit de theologie. Psychologen denken nog steeds: de mens is iets heel aparts. De biologie komt voort uit de aristotelische wetenschap, heeft dus helemaal niets met religie te maken gehad en is volkomen ongevoelig voor dat mens-dierverschil. Ik ben een bioloog in hart en nieren in de zin dat ik geloof dat alles heel geleidelijk is ontstaan en dat er een continuïteit is tussen alles, inclusief de mens, maar ik maak uitstapjes naar de filosofie en de psychologie. Ik zou waarschijnlijk heel blij geweest zijn om met vissen te werken of met vogels – ik houd van alle dieren – maar zodra je met mensapen werkt, ligt het voor de hand vergelijkingen met mensen te trekken. Dus die trek ik voortdurend. Vijfentwintig jaar geleden bestond daar weerstand tegen. Toen ik uit Nederland wegging, werd je voor fascist uitgemaakt als je gedrag biologisch benaderde. Nederland was destijds totaal niet ontvankelijk voor de darwinistische visie op de mens en de VS waren al een eindje verder.

Had dat te maken met een uit de hand gelopen linkse babyboomersfrustratie?

DE WAAL: Ja. Nederland was natuurlijk sowieso veel linkser dan Amerika. Het is interessant: voor de linkse ideologie is biologie een beetje vijandig. De feministen hadden hetzelfde probleem: als je wilt geloven dat je de maatschappij kunt veranderen, de positie van de vrouw in de maatschappij kunt verbeteren, dan is biologie niet zo handig, want die vertelt je dat mannen anders zijn dan vrouwen. Als je liever hoort dat mannen eigenlijk hetzelfde zijn als vrouwen, dus dat je met je rolverdeling alle kanten op kunt, dat alles maakbaar is, dan heb je met de biologie een probleem. De tabula rasa van de mens valt goed bij linkse mensen, want linkse mensen willen de maatschappij veranderen.

Anyway, inmiddels is Nederland een heel biologievriendelijk land. De evolutietheorie, die hier in de VS in bepaalde kringen nog steeds problematisch is, is in Nederland nooit een issue geweest. Maar ik was onlangs in Frankrijk, om allerlei interviews te geven, en zag dat de Fransen erg onder invloed staan van filosofen die zéér vijandig staan tegenover het idee dat de mens een dier is. De Nederlanders denken meer als de Britten. Darwin was beïnvloed door Adam Smith en David Hume, de grote Schotse filosofen, en hij was beïnvloed door het denken over kapitalisme, dat in die tijd op gang kwam. Dat hele idee van ‘concurrentie is goed’ is herkenbaar bij Darwin – en in de bakermat van de industriële revolutie. Het is een rationele en zeer protestantse visie, die ons ver gebracht heeft, maar die naar mijn mening niet in alle opzichten juist is. In mijn recente boek Een tijd voor empathie (2009) ga ik er ook deels tegen in. Het hele idee dat alles op concurrentie is gebaseerd, is nogal kleindenkend, want de mens is natuurlijk veel meer dan een concurrentiemachine.

De apen in uw boeken lijken ook weinig op machines. Ze onderhandelen en paaien, laten soms de kost voor de baat uit gaan, delen voedsel met hun vrienden. Ze zijn gierig of genereus, troosten en laten zich troosten, tonen mededogen met een hulpeloze soortgenoot, doen soms goed om niet. Zo de aap, zo ook de mens?

DE WAAL: Zeker. Er is in de geschiedenis van de biologie iets gebeurd waardoor de mens de laatste dertig jaar is afgeschilderd als een volkomen zelfzuchtig wezen. Darwin zag een continuïteit tussen de dierlijke sociale instincten en de menselijke moraliteit. Volgelingen als Richard Dawkins proberen een onverbiddelijke scheidslijn te trekken tussen die twee. Dat was niet de visie van Darwin en is evenmin de mijne. Als je zegt: een hond voelt je aan, een hond kan zich inleven, een hond heeft empathie, dan zal iedereen die een hond heeft dat kunnen beamen.

Je hebt twee soorten mensen: je hebt er die het absoluut geen probleem vinden als je ze met dieren vergelijkt. De andere helft van de mensen voelt zich bij zo’n vergelijking beledigd. Die heeft zich kennelijk gedefinieerd als iets anders dan een dier. Of ze weten niet wat een dier is. Die groep is volgens mij aan het verminderen. Voor een deel is de plaats van mens en dier beïnvloed door de wetenschap. Psychologiestudenten worden gedrild in het wij-zijn-andersdenken, hoewel de meeste van de verschillen die genoemd worden naar mijn mening fictief zijn.

Ik proef wrevel.

DE WAAL: Het ergert me inderdaad als wetenschappers dingen aannemen in plaats van ze te onderzoeken. Het is een belediging tegenover dieren, die ze niet hoog genoeg inschatten wat hun intellectuele leven betreft, maar het is óók dat ze de mens zien als een rationeel wezen. De mens is naar mijn mening deels rationeel, maar wordt vooral gedreven door emoties. Zoals Hume het stelde: eerst komen de emoties en daarna de ratio.

Tot nog niet zo heel lang geleden was de behavioristische school dominant: ieder antropomorfisme is fout, emoties bij dieren, daar kun je maar beter niet over spreken, mentale processen bij dieren hebben we helemaal niet nodig om hun gedrag te begrijpen, etcetera. De founding fathers van het behaviorisme, B.F. Skinner en John Watson, vonden dat conditionering – pavloviaanse processen dus – de basis van alle gedrag is. Watson geloofde dat dat ook voor mensen gold. In de jaren vijftig en zestig is dat hele behaviorisme voor de mens ingestort. De cognitieve psychologie kwam op en niemand zal nu nog zeggen: alles wat de mens doet, is gebaseerd op conditionering. Maar voor het dier is het oude beeld nog min of meer gehandhaafd. Het behaviorisme heeft zich ’teruggetrokken’ naar het dier. Voor het dier staan ze nog op de opvattingen die ze voor de mens hebben moeten opgeven.

Maar er vindt op dit moment een kentering plaats, een herwaardering van de band tussen mens en dier, mede onder invloed van de neurowetenschappen. Die kijken naar de hersenen van een mens en naar de hersenen van een aap en zien dat er geen enkel onderdeel in mensenhersenen zit dat ook niet in apenhersenen zit.

Geen enkel?

DE WAAL: Geen enkel. Men heeft onlangs de neuronen in de hersenen van mensen en in die van apen geteld en het menselijk brein is volkomen gelijk aan het apenbrein. Moderne neurowetenschappers doen experimenten bij ratten over angst, liefde, affectie en agressie en trekken dan conclusies over hoe die processen bij de mens werken. Ze trekken de hele dag door allerlei lijnen tussen dierlijke en menselijke hersendelen en hebben geen enkele moeite met het idee dat bepaalde emoties misschien bij dieren voorkomen. Eerder dit jaar is een paper uitgekomen over empathie bij muizen. Empathie bij muizen is een groot onderwerp aan het worden. De hele objectie tegen dierlijke emoties is in snel tempo aan het verdwijnen.

In 2006 leverde u het wetenschappelijke bewijs dat olifanten, net als mensapen en dolfijnen, zelfbewustzijn bezitten. Maar empathie bij muizen?

DE WAAL: Empathie is een gelaagd fenomeen. De meest basale empathie vind je bij alle zoogdieren, en waarschijnlijk zelfs bij vogels. De meer geavanceerde empathie, waarin je het perspectief van iemand anders neemt, is waarschijnlijk beperkt tot laten we zeggen olifanten, dolfijnen, mensapen en de mens. Maar ik weet niet of je daarin een scherpe lijn moet trekken.

Waar blijft in uw biologie het mens-zijn?

DE WAAL: Mens-zijn, wat is dat? (stilte) Wat moraliteit betreft, zie ik een continuïteit tussen apengedrag en menselijk gedrag… Ik weet niet wat mens-zijn betekent. Dat woord is eigenlijk een typisch Nederlands woord, mens-zijn. We hebben niet paard-zijn. Dat bestaat toch niet: paard-zijn?’

Nee.

DE WAAL: Dan weet ik niet wat het is. Mens-zijn betekent dat je een mens bent? Nou voilà, waarvan akte.

U zegt: het is een typisch Nederlands woord?

DE WAAL: Ik ken het begrip niet in het Engels. Humanness?

Nou ja, je hebt humanism

DE WAAL: Humanism is heel interessant. Ik heb in 2009 een eredoctoraat gekregen van de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. En ik vond dat een interessante connectie, want daar had ik nooit goed over nagedacht: humanisme en de biologische benadering van de mens. In het bijzonder mijn benadering – die uiteindelijk een optimistische visie heeft: het goede in de mens komt ook bij dieren voor en is dus niet slechts een dun laagje menselijk vernis waaronder een woedende aap schuilt – is dus heel compatibel met humanisme.

Want u geeft een verklaring.

DE WAAL: Ja. Het humanisme heeft zich natuurlijk altijd gedefinieerd ten opzichte van de religie. Misschien staan humanisten nu open voor een ander perspectief op zichzelf.

Het is bekend dat uw boek over chimpanseepolitiek op grote schaal in het Witte Huis en het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken circuleerde.

DE WAAL: Chimpanseepolitiek, over macht en coalitievorming bij mensapen, is al 25 jaar in druk en heeft inderdaad ook politici bereikt. Soms word ik uitgenodigd door beleidsmakers, door het Pentagon en dat soort clubs. Die zetten dan denktanks op, hun favoriete woord, en nodigen een antropoloog uit, of een econoom, of in mijn geval een primatoloog. De Pentagonbijeenkomst vlak na de val van de Berlijnse Muur was wel komisch. Die ging erover hoe de wereld er zou uitzien als we maar één supermacht hadden – zijzelf natuurlijk. Mijn commentaar was dat als je in een grote groep een supermacht hebt, je automatisch een coalitie daartegen krijgt. Dat zijn de machtsbalanstheorieën, gestoeld op het gedrag van chimpansees. Maar dat wilde het Pentagon helemaal niet horen; dat een supermacht tegenwicht zou krijgen. Gelukkig was er een politieke wetenschapper die hetzelfde over internationale relaties zei. Van mij wilden ze het niet geloven. Eeuwenlang al zie je dat als een macht opkomt er andere zijn die samentroepen om de balans te herstellen. Dat is precies wat er in de Irakoorlog ook gebeurde. Ik zag een foto in TheNew York Times van de Russische, Chinese, Duitse en Franse ministers van Buitenlandse Zaken die glimlachend naar een bijeenkomst liepen waar ze de plannen van president George Bush gingen torpederen.

En nu met de regering-Obama ziet u dat uw werk wordt opgepikt?

DE WAAL: Ik geloof van wel, ja. Het is heel moeilijk het onderscheid te maken tussen de nieuwe regering en de nieuwe economische realiteit, maar er is de laatste tijd veel meer belangstelling voor een psychologische benadering van markt en economie. De vraag die nu hardop gesteld wordt, is: wat is de menselijke natuur? De menselijke natuur voordat de economie in elkaar stortte, was er een van zelfzucht. Dat was prima, want zelfzucht leidt tot economische groei, om het zo maar te zeggen. Dat hele zaakje is echter in elkaar gestort. De Chicago school of economics, Alan Greenspan, is nu in diskrediet gebracht. De meeste mensen in deze samenleving zien zelfzucht nu als iets dat het probleem heeft veroorzaakt.

Hoe vertaalt zich dat politiek?

DE WAAL: Als je een politiek systeem helemaal baseert op het idee dat concurrentie goed is en dat de vrije markt altijd voor de beste uitkomst zorgt, krijg je het resultaat dat wij hier in de VS nu hebben. Je hebt een gezondheidssysteem dat helemaal uit elkaar aan het vallen is. Zo gauw iemand ziek is, gooien ze die persoon eruit, daar verdienen ze hun geld mee. Als de markt alles reguleert, krijg je een systeem dat deels mensvijandig wordt. Competitie is niet noodzakelijk goed voor de mens. Hier in Amerika wordt alles door geld beslist. Het is niet mijn taak als primatoloog om met concrete voorstellen te komen, maar ik kan wél zeggen dat de menselijke natuur over het algemeen niet puur competitief is.

U lijkt te suggereren dat voor de gemeenschap als geheel – ook als je het vanuit een utilitaristisch standpunt bekijkt – het profijtelijker is wanneer de sterksten niet het onderste uit de kan halen.

DE WAAL: Sommige Amerikanen, met name de Republikeinen, zeggen altijd: ‘Wij hebben de beste gezondheidszorg van de wereld.’ En dat klopt: als je rijk bent, heb je hier een fabuleuze health care. Zestien procent van het inkomen van dit land gaat naar de zorg, in Nederland is dat 8 procent of zo. Ze betalen dus veel te veel voor wat ze krijgen. Volgens hun gedachtegang zou je met een profijtgebaseerd systeem geld uitsparen. Dat is hier dus niet het geval.

Er zijn de laatste maanden een stuk of vijf boeken verschenen over solidariteit en empathie. De propagandisten van de ongebreidelde vrije markt worden aangevallen en je kunt nu nog niet zeggen wat voor gevolgen dat zal hebben. Welhaast zeker is dat president Barack Obama niet gekozen zou zijn als de economie niet was ingestort. Ik had al heel lang plannen om over empathie te schrijven, maar toen mijn boek zo ongeveer in zijn laatste stadium was, oktober 2008, kwam de clash. Dat is ook de reden waarom we het Een tijd voor empathie hebben genoemd: het was duidelijk dat er een enorme omslag in het denken heeft plaatsgevonden. De mens is niet slechts een wolf voor andere mensen. De zelfzuchtige genen, de moordzuchtige aap, de natuur met rode kaken en klauwen, zijn zeker niet het hele verhaal. Niet meer. Hebzucht is uit, empathie is in.

FRANS DE WAAL , DE AAP UIT DE MOUW, UITGEVERIJ CONTACT, AMSTERDAM, 221 BLZ., 18,95 EURO.

DOOR ROBERT DULMERS

‘De band tussen mens en dier wordt momenteel geherwaardeerd. Zo zien de neurowetenschappen dat geen enkel onderdeel van mensenhersenen ook niet in apenhersenen zit. Geen enkel.’

‘Er heeft een duidelijke omslag in het denken plaatsgevonden: de zelfzuchtige genen zijn zeker niet het hele verhaal. Niet meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content