Marc Van Peel trekt naar de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen met een campagne die alle communicatiespecialisten hem hebben afgeraden. ‘Zij zeggen dat ik het niet over veiligheid mag hebben omdat het Vlaams Blok dat al doet. Maar half Antwerpen spreekt daarover.’
Bezoekers die aanbellen bij de CVP-Antwerpen aan de drukke Italiëlei kijken toch even op. Van boven tot onder draagt de voordeur schrammen en sporen van een koevoet. ‘Drie keer hebben onbekenden hier al ingebroken,’ legt Marc Van Peel uit, ‘om de hoek ligt het beruchte Sint-Jansplein. Dan weet je het wel.’ Zo gehavend de deur, zo glimmend van zelfvertrouwen de bewoners van het huis. Op 13 juni 1999 behaalde de Antwerpse CVP immers een relatief ‘goede’ uitslag: ondanks het forse nationale verlies hielden de christen-democraten in de diamantstad goed stand. Dat wettigde voor lijsttrekker Marc Van Peel de ambitie om op acht oktober zelf mee te dingen naar de burgemeesterssjerp. Maar dat lukt alleen, zo blijft hij beklemtonen, als de CVP zich ook uitspreekt over de zaken waarover half Antwerpen praat. Daarom spreekt Van Peel in onderstaand gesprek flink van de borst.
In 1994 heette deze onuitgegeven meerderheid met alle democratische partijen ‘de coalitie van de laatste kans’ tegen het Vlaams Blok. Kun je zeggen dat die kans met beide handen werd gegrepen?
Van Peel: Het grootste politieke probleem van Antwerpen is inderdaad dat de situatie tegenover het Vlaams Blok min of meer onveranderd blijft. Op acht oktober kunnen Dewinter en co. status-quo blijven, licht stijgen of een beetje achteruitgaan, maar het Vlaams Blok zal zeker 28 tot 30 procent van de stemmen behalen.
Waarom blijft een op de drie Antwerpenaren op dat Vlaams Blok stemmen?
Van Peel: Omdat ze dat gewend zijn. Meer nog, ze zijn er zelfs trots op. Maar dit betekent inderdaad dat de Antwerpse coalitie er onvoldoende in geslaagd is een antwoord te vinden op het belangrijkste politieke probleem. Want daarover gaat het natuurlijk: het Vlaams Blok is het belangrijkste politieke probleem van Antwerpen. We breken ons het hoofd wel over mobiliteit, veiligheid of vuilheid, maar de permanente aanwezigheid van het Vlaams Blok staat bovenaan de politieke agenda. En dat moet dringend veranderen.
Christian Leysen, ondernemer en VLD’er, vindt dat Antwerpse politici te veel over het Vlaams Blok praten en beter meer energie kunnen stoppen in het stedelijke beleid.
Van Peel: Ik vind dat je de problemen die er zijn bij de naam moet noemen. Antwerpen is een van de gezelligste, meest bruisende en opwindende steden van de hele Benelux, en dan blijf ik nog bescheiden. Het is in deze stad beter leven dan twaalf jaar geleden. Antwerpen gaat vooruit. Alleen tegenover het grootste politieke probleem maken we pas op de plaats.
Het Antwerpse experiment heeft vooral geleden onder twee mankementen die van het begin af aan ingebakken zaten. Eén: de eeuwige ruzies tussen groen en blauw. Of juister: het onophoudelijke gehakketak tussen Ward Beysen en Mieke Vogels. Dat werd niet alleen gevoed door grote politieke verschillen, maar ook door een viscerale persoonlijke afkeer. Dat irrationele element heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat er nooit een globaal mobiliteitsplan kon komen zoals in Gent, want telkens opnieuw werden praktische, concrete dossiers erdoor geblokkeerd. Je zag die twist op de duur zelfs in het straatbeeld. Een stukje fietspad dat even verderop bruusk ophoudt: weer een gevolg van een ruzie tussen groen en blauw die een gezonde beslissing in de weg stond. De antagonie Vogels-Beysen was zonder discussie het grootste probleem van de Antwerpse coalitie.
Voelde u dan die spanning niet toen u in 1994 wekenlang in ‘Lokaal Schipperswelzijn’ rond de tafel zat om deze wel erg veelkleurige coalitie te vormen?
Van Peel: Ik vermoedde toen niet dat er tussen groen en blauw zulke buitensporige aversie zou ontstaan. Met de twee nieuwe Agalev-schepenen Edwin Pairon en Dirk Geldhof, vervangers van Vogels en Sörensen, gaat het al veel beter. Van de dossiers die waren vastgelopen op de persoonlijke tegenstelling Vogels-Beysen, trekt Pairon er gelukkig een paar vlot. Valt het trouwens niet op dat alle ’tegenspelers’ van het Antwerpse toneel verdwenen zijn? De groenen verhuisden Mieke Vogels en Patsy Sörensen. Ook de VLD heeft ingegrepen. Ward Beysen staat zelfs niet meer op de lijst. De man die erin slaagt twee stenen te laten vechten, heeft dat in zijn eigen partij blijkbaar ook net iets te veel gedaan.
Dat is het eerste mankement. En het tweede?
Van Peel: Een moeilijke coalitie als de Antwerpse vraagt om natuurlijk leiderschap. Leona Detiège heeft ongetwijfeld veel kwaliteiten, maar leiderschap hoort daar niet echt bij. Je kan van iemand als de Donnéa veel zeggen, maar hij is wel degelijk het gezicht van Brussel. Zo zou ook de burgemeester van Antwerpen duidelijker aanwezig moeten zijn. Een burgemeester moet laten zien dat hij of zij de stad in handen heeft. Dat doet Detiège niet.
Hebt u daarover met haar al gesproken, of zegt u: ‘Op acht oktober de grootste partij worden, want dan is de sjerp voor mijzelf’?
Van Peel: Daarvoor dienen verkiezingen toch? Ik wil de Antwerpse problemen op een fatsoenlijke manier aanpakken en ik matig mij aan om te zeggen dat ik dat zou kunnen. De kiezers zullen wel uitmaken of ze me geloven.
Daarbij komt dat je eigen inbreng vaak moeilijk opvalt als je de leiding van zo’n coalitie niet in handen neemt. Niet toevallig klaagde Johan Vande Lanotte onlangs dat hij het beu is om ‘de maïzena’ van de coalitie te zijn. Nu had ik nooit een pak maïzena in Vande Lanotte herkend, maar het gevoel waarover hij spreekt, bekruipt me in Antwerpen ook vaak. Zonder de CVP en de SP zou deze Antwerpse coalitie allang gesprongen zijn. Zonder deze twee partijen zou er zelfs nauwelijks een beleid mogelijk zijn geweest. En media-aandacht koop je er al helemaal niet mee. Die was voor de schepenen met enige nationale ‘naam’: Mieke Vogels, Hugo Schiltz, Leona Detiège soms, Patsy Sörensen op haar manier. Terwijl niet iedereen uit dat rijtje tot de beste beleidsvoerders behoort. Maar CVP-schepen Marc Wellens krijgt veel minder aandacht, hoewel hij schitterend werk heeft geleverd. Hij heeft de gelden van het Sociaal Impuls Fonds (SIF) op voorbeeldige wijze in het zogenaamde ‘sociale weefsel’ geïnjecteerd. Maar met zijn bevoegdheid is het veel moeilijker de kiezer aan te spreken.
VLD-schepenen André Gantmann en Leo Delwaide slaagden er anders wel in ruimere naambekendheid te krijgen.
Van Peel: Voor Delwaide ligt dat voor de hand: hij is havenschepen. En wat Gantmann betreft heb ik geen moeite – nu nog altijd niet – om te zeggen dat hij een buitengewoon goed schepen was. Dat is me niet altijd in dank afgenomen. De dag voor hij werd opgepakt nam Gantmann ontslag uit de gemeenteraad. Daar werd zijn vertrek droogjes meegedeeld. Ik dacht toen dat de burgemeester of de VLD-fractie wel zouden zeggen dat Gantmann goed werk had geleverd. Maar niets daarvan. Daarop heb ik, vanaf de CVP-banken, maar gezegd dat ik weliswaar de redenen niet kende voor Gantmanns ontslag, maar dat hij als schepen goed werk had geleverd. Ik vond die interpellatie nodig, al was het maar om zijn verdienste voor de annalen te boekstaven.
Sommigen pleiten voor de afschaffing van de decumulregel waardoor een belangrijk stedelijk mandaat niet met een parlementair mandaat mag worden gecombineerd. Dat zou zowel het niveau van de stedelijke politici optrekken als Antwerpen meer gehoor geven in Brussel.
Van Peel: Dat is een mythe. Ik kan me niet voorstellen dat de burgemeester van Antwerpen zich actief in het parlement zou inzetten. Je zou als Antwerps burgemeester natuurlijk als lobbyist voor Antwerpse dossiers kunnen optreden en verder alleen maar donderdagmiddag komen stemmen. Maar dat werkte vroeger ook al niet. Toen ik in ’88 in het parlement kwam, zinderden daar nog de verhalen na van de Antwerpse schepenen en burgemeesters die zich donderdag lieten voorrijden om te stemmen en die voor de rest niet te zien waren. Ik ben ervan overtuigd dat zij de anti-Antwerpse gevoelens eerder hebben gevoed dan weggenomen. Die anti-sfeer veranderde pas na Zwarte Zondag in ’91, met de overname van een deel van de schulden en de oprichting van het Sociaal Impuls Fonds (SIF). Samen met anderen heb ik daar toen nog stevig voor moeten pleiten. Dat bleef zeer moeizaam lobbywerk.
In die zin waren de overwinningen van het Vlaams Blok voor u een steun in de rug?
Van Peel: Dat heeft zeker geholpen. Maar dan nog. Hoe lang wilden andere parlementsleden niet geloven dat dit fenomeen ooit bij hen zou kunnnen bestaan? Zeker tot ’91 deden collega’s in de CVP-fractie onze waarschuwingen voor het Vlaams Blok af als typische excuses van Antwerpenaars die niet willen toegeven dat er zware fouten waren gemaakt in het beleid. En vanuit de SP hoorde ik hetzelfde verhaal.
Maar er zijn toch ook beleidsfouten gemaakt? Het Vlaams Blok is toch ook zo gegroeid omdat het Antwerpse bestuur soms te weinig daadkracht of ambitie toonde?
Van Peel: Ik ben inderdaad voorstander van een duidelijk beleid. Daarmee beginnen we al tijdens de verkiezingscampagne. De CVP legt het accent volledig op ‘bescherming’. De communicatiespecialisten hebben dat natuurlijk afgeraden. Ik heb hen gezegd: ‘Ik ga geen politieke communicatie voeren in een virtuele stad. Ik zeg wat ik denk dat op dit moment belangrijk is. Vandaar de slogan: Mensen verdienen bescherming.’ Ik baal van die theorie dat ik mij niet op het terrein van het Vlaams Blok mag begeven. Zij zeggen dat ik het niet over veiligheid mag hebben omdat het Vlaams Blok dat al doet. Maar half Antwerpen spreekt daarover! Kijk, ik hoor het ook ik-weet-niet-hoe vaak: ‘Meneer, ik zijn gene racist…‘
(Allen in koor) maar…
Van Peel: Juist het bestaan van een wel degelijk racistische partij als het Vlaams Blok maakt dat de political correctness iedereen verplichtte verhalen van die mensen niet ernstig te nemen. Ook al ging het om schrijnende toestanden: ‘Wij kunnen in ’t Stad geen jeugdfuiven meer organiseren, want er staan dan vaak migrantenbendes aan de deur, waardoor zaaluitbaters zeggen: dan geen enkele fuif meer.’ Of de bekende verhalen van afpersingspraktijkjes op speelpleintjes: twintig frank betalen, of niet van de glijbaan af. Als je die mensen dan wandelen stuurt met opmerkingen als ‘Meneer, het zijn allemaal mensen, nietwaar’, of je beperkt je in hoorzittingen in volkswijken tot de – overigens correcte – uitleg dat die allochtonen een kwetsbare sociale groep zijn en cultureel tussen twee stoelen vallen, dan krijgen die mensen maar één boodschap: ‘Hij neemt ons niet ernstig.’ Daarom zeg ik dat het bestaan van het Vlaams Blok ons grootste politieke probleem is: uit angst voor hen durfden we de problematiek rond migranten niet bespreken omdat het politiek niet correct zou zijn.
Verwart u politieke communicatie niet met de politieke praxis? Voeling hebben met de bevolking is iets anders dan de methode-Beysen, die als eerste het Vlaams Blok op eigen terrein wou kloppen. Heeft de praktijk u niet geleerd dat dit electoraal nauwelijks loont?
Van Peel: Integendeel. Ik zeg dat onze strategie nog maar zelden is toegepast. Maar wij passen voor sloganeske toestanden à la Beysen. Bij de CVP primeert inhoud. Bescherming omvat alle maatschappelijke aspecten. De kinderen op zebrapaden vragen onze bescherming. Het theater ook, daar moet schepen Erik Antonis zich schrap zetten tegen mijnheer Beysen, die protesteerde tegen een voorstelling van Het Toneelhuis. Wat sociale bescherming betreft, mogen wij met het daarnet vermelde beleid van Marc Wellens een pluim op eigen hoed steken. Bij Antwerpen hoort ook het uitgaansleven, en dat willen we bewaren, en dus beschermen. Of neem de ‘kankerplek’ het Falconplein. Ik zou niet graag hebben dat het typische leven met die Oost-Europese matrozen daar verdwijnt. Maar de vrij recente infiltratie van de grote criminaliteit, met mannen die elkaar in Hollywoodstijl doodschieten in een restaurant op de Keyserlei, dat is nog iets anders. Gelukkig treedt onze nieuwe procureur Bart Van Lysebeth daar hard tegen op.
En bovendien willen wij ook niet meer zwijgen over allerlei vormen van vandalisme. Ik illustreer dat met een voorbeeld uit mijn eigen buurt, op Linkeroever. In een parkje dat vroeger alleen ‘kijkgroen’ was (je mocht er niet in) heeft de gemeente nu een speeltuintje geïnstalleerd. Een hele verbetering. (ironisch) Ik dacht dat de dankbaarheid in de buurt zou opwellen. Ja wadde. Veel mensen, zelfs ook ouders met kinderen, wilden dat speeltuintje liefst zo snel mogelijk weg. Ik begreep er eerst niets van. Wat blijkt nu? Wat verderop staan de grote blokken van Europark: veel kinderen, dus een heel grote speeltuin. Daar gebeuren dus van die pesterijtjes waardoor in plaats van de wederzijdse verdraagzaamheid de tegenstellingen tussen de zogenaamde ‘etnieën’ toenemen. En dat dijt uit, tot in het kleine speeltuintje in onze buurt.
En zijn die pesterijtjes altijd te wijten aan één ‘etnie’?
Van Peel: Wij moeten dit moeilijke debat durven te voeren, net zoals in Nederland. Doordat ginds extreem-rechts niet bestaat, praten ze er veel opener over allerlei problemen die de multiculturele samenleving nu eenmaal meebrengt. Een onverdachte mijnheer als Scheffer van het wetenschappelijke bureau van de PvdA forceerde daarover een parlementair debat. Hij legde de vinger op de wonde: ondanks hun financiële inspanningen aangaande de inburgering – en die zijn in Nederland aanzienlijk groter dan hier – kennen ze nog altijd geen harmonieuze multiculturele samenleving. Er blijft een allochtone sociale onderlaag. Er is het probleem van de gedwongen huwelijken en ook het element van de criminaliteit.
In België zouden we dat allemaal niet mogen zeggen. Tien jaar geleden mocht er in de criminaliteitscijfers vooral niet naar allochtonen verwezen worden. Nu blijkt echter dat bepaalde vormen van criminaliteit vooral een zaak zijn van Marokkanen, veel meer trouwens dan van Turken. Je kunt dat probleem duiden met wat vulgariserende sociologie: Marokkanen hebben een minder patriarchale structuur dan de Turken, er is ook minder sociale controle, de Turken hebben meer (maar niet altijd ongevaarlijke) sociale structuren opgezet. Die uitleg neemt niet weg dat het Marokkaanse element in de criminaliteit bestaat.
Alleen als we over adequate gegevens beschikken, kunnen we werken aan goede oplossingen. Vandaar dat ik erg verontwaardigd was over de heisa die werd gemaakt toen Verwilghen zijn studie over het verband tussen allochtonen en criminaliteit wilde bestellen. Je kunt van Verwilghen veel zeggen, maar hij werd in eigen gelederen bijna van racisme beschuldigd. Hoe durfde hij zoiets te doen! Hoe durft hij het snelrecht efficiënt te maken! Hoe durfde hij te pleiten voor gesloten jeugdinstellingen!
U vraagt uw collega’s-politici om die schroom te laten vallen?
Van Peel: Inderdaad. En ook de pers. Toen ik hierover een vrije tribune inzond, weigerde De Standaard die op te nemen. Maar er is al een kentering. Nahima Lanjiro of Fatima Bali kritiseren openlijk de gearrangeerde huwelijken die nog altijd op grote schaal plaatsvinden. Maar zij kennen natuurlijk van nabij de menselijke drama’s, wanneer Belgisch-Marokkaanse meisjes moeten huwen met berberjongens die ze van haar noch pluim kennen. Maar dat probleem is onbespreekbaar voor mensen die van zichzelf zeggen zeer humanistisch te zijn. Ze willen immers onder geen beding aan de wet op de gezinsherenigingen komen.
Hetzelfde met de discussie over een gesloten jeugdinternaat, wat ze vroeger een ‘opvoedingsgesticht’ noemden. Grote consternatie aan Franstalige kant en bij een aantal groenen. Zowel de CVP als de VLD, en zelfs Leona Detiège of Mieke Vogels, hoef je er niet van te overtuigen dat dit het geschikte instrument is om een relatief kleine groep criminele jongeren – helaas meestal van allochtone afkomst – van straat te halen en herop te voeden. Maar je moet ze dus ook van straat halen. Een gedoogbeleid voor die jeugddelinquenten creëert een ongelooflijk slecht klimaat, in de eerste plaats binnen de Marokkaanse gemeenschap. Want nu komen die ouders het eerst klagen: ‘Hoe moet ik nu aan mijn zoon uitleggen dat hij moet studeren, dat hij alleen zo een goede, zij het misschien niet altijd uitstekend betaalde job vindt, als hij die jongens ziet met hun gsm’s en auto’s. Dan wil hij dat ook.’ Want onderschat de invloed van het rolmodel niet, hé, waar macho’s het zogezegd gemaakt hebben.
Het is geen kleine paradox. Door de groei van het Vlaams Blok zien de andere partijen zich tot elkaar veroordeeld in een paarsbonte coalitie. En net die verscheidenheid maakt het extra moeilijk om de problemen aan te pakken die de voedingsbodem zijn van het Vlaams Blok.
Van Peel: Dat klopt. Maar dat fenomeen zie ik duidelijker bij de paarse regering dan bij de Antwerpse coalitie. Ik heb Hugo Coveliers trouwens zien lijden op zijn bankje bij de stemming van de snel-Belgwet. Omdat het parket onvoldoende kan controleren, zou de twee procent criminelen bij die aanvragers België kunnen binnenglippen. En zo dreigt de paarse aanpak weer een hele bevolkingsgroep te stigmatiseren.
Welke prognose heeft Marc Van Peel voor acht oktober?
Van Peel: Ik doe geen voorspellingen. Ik formuleer een duidelijke doelstelling: de CVP moet de grootste partij van Vlaanderen blijven.
Dat botst met de ambitie van de VLD, en zeker met die van Karel De Gucht. Die wil de CVP aflossen als de grootste Vlaamse volkspartij.
Van Peel: Het typische CVP-concept – een volkspartij die in haar synthese alle maatschappelijke groepen verenigt – is eigen aan de CVP alleen. De VLD kan dat niet. Zij zal zich altijd richten tot de zelfstandigen, de vrije beroepen, alle min of meer welgestelden en beati possedentes van deze wereld. De VLD kan zich dus niet omvormen tot een volkspartij, want dan geeft zij haar core business op. Dat kan zij niet en dat zal zij dus ook niet doen. Dat merkte je prima in de VLD-opstelling in de discussie over ‘centen of procenten’ bij de belastinghervorming. De Gucht is ook ongeveer de enige regeringspartner die het Zilverfonds van Vande Lanotte expliciet afwijst. Dat zijn te veel centen opzijgezet die nu niet kunnen worden uitgegeven. Dan komt de ware VLD snel naar boven.
Dat de VLD zich nog niet vaak klassiek-liberaal heeft geprofileerd, komt omdat zij als grootste regeringspartij altijd veel water bij de wijn moet doen, een positie die ik – helaas – maar al te goed ken. Héél veel water: de regularisatieprocedure, de snel-Belgwet, de complete uitholling van het snelrecht, het weggommen van de bestrijding van de straatcriminaliteit als grote prioriteit in het veiligheidsplan. Terwijl de groenen met Doel nog maar één vernedering hebben meegemaakt, heeft de VLD al vele nederlagen moeten slikken. Daarom ook dat De Gucht zenuwachtig is. Hij vindt dat de VLD moet scoren met de State of the Union. Dat zal niet eenvoudig zijn, want er zullen knopen doorgehakt moeten worden. De regering wil dus tegen haar State of the Union van 17 oktober een doorbraak realiseren in de pensioenen, de concrete lastenverlaging, dus daaraan gekoppeld in de financiering van de gemeenschappen en dus in het onderwijsdossier enzovoort… (grinnikt) Dat zal een boeiende oefening zijn.
Tot nu toe kon deze meerderheid immers geen moeilijke beslissingen nemen. Gemakkelijke en populaire zaken zoals de afcentiemen zijn natuurlijk geen probleem. Maar bij moeilijke beslissingen – de pensioenen, Doel of Deurne – blijkt er telkens verdeeldheid. Ik denk dus dat de état de grâce voor paars zo lang duurt omdat er nauwelijks harde noten te kraken vielen. Toegegeven, de snel-Belgwet of het regularisatiedossier waren niet evident voor de VLD. Maar dat stond in het regeerakkoord, dus die klip was al genomen. Maar met alle hete hangijzers die ze bij het opstellen van het regeerakkoord gemakshalve hebben uitgesteld (denk aan Doel) of waar ze wel erg vaag over bleven (zoals de verhoging van de activiteitsgraad) krijgt paars het lastig. Wie zou zogezegd tegen die verhoging van de activiteitsgraad zijn? Tot je aan de leraars moet zeggen dat de beschikkingstelling op 55 jaar niet meer kan en dat ze langer moeten werken. Dan barst de hel los. Gevolg: ze improviseren en nemen slechte beslissingen. Het blijft 55, maar er komen ‘uitzonderingen’. Alleen geloof ik nooit dat ze zo tot het einde van de regeerperiode kunnen doorgaan. Niet dat ik reken of aanstuur op een snelle val van de regering, maar je kunt problemen geen vier jaar voor je uit blijven schuiven.
Een slotvraagje. Toen ‘Humo’ aan Stefaan De Clerck de namen vroeg van de beste paarse ministers, speelde hij zonder verpinken een SP-tiercé: Johan Vande Lanotte, Frank Vandenbroucke, Luc Van den Bossche. Wat heeft de CVP toch met de SP?
Van Peel: Nu moet ik oppassen, of ze concluderen dat ik de SP aan het opvrijen ben. (lacht) Nee, als ik een eerlijke analyse maak, steken de SP-ministers met kop en schouder boven het gros van hun collega’s uit. Het is een kwestie van soortelijk gewicht, een combinatie van onmiskenbaar politiek talent, ervaring en beroepsernst. Dat laatste is duidelijk groter bij de SP’ers dan bij een aantal andere ministers, genre Duquesne en zeker Jaak Gabriëls, die met volle teugen geniet van zijn wellicht eenmalige ministerschap. Maar natuurlijk is bekwaamheid niet alles, hè. In de lijstjes van La Libre Belgique staat Bert Anciaux voortdurend ergens hoog bovenaan en zoek je vruchteloos naar Frank Vandenbroucke. Want als de SP’ers ergens slecht in zijn, dan wel in politieke communicatie.
Walter Pauli – Filip Rogiers