Tijdens zijn twintigste antiekbeurs besteedt Eurantica in Brussel extra aandacht aan de Tijd.
Antiek heeft per definitie met vervlogen tijden te maken, maar ook met onvergankelijkheid. Want de tijd was er reeds lang voor Babylonische en Egyptische astronomen in overleg met hun koningen voor het eerst het aantal maanden in een jaar bepaalden. De opdeling van de tijd mag dan nog relatief zijn, de tijd zelf blijft synoniem van beweging en die probeerden de muurschilders in de grotten van Lascaux reeds 15.000 jaar voor onze tijdrekening in beeld te brengen toen zij galopperende paarden afbeeldden. Net zoals de Egyptische kunstenaars dat deden en de Grieken op de vazen die zij naar Etrurië exporteerden. Ook de rondedans van naakte danseressen en atleten die Henri Matisse in 1909 schilderde, is een en al beweging.
Precies omdat de tijd niet uitsluitend geassocieerd kan worden met de meetinstrumenten waarvoor Eurantica-Brussel tussen 23 maart en 1 april bijzondere aandacht heeft, kan het boeiend zijn om bij een rondgang ook de impliciete verwijzingen van kunstenaars naar het begrip tijd in het oog te houden. Te midden van zeldzame zonnewijzers, zandlopers, slingeruurwerken en horloges, is er immers het besef dat de mens met de fabricatie van de eerste mechanische uurwerken een mechanisme in het leven riep dat het ritme en de betrouwbaarheid van zijn hart evenaart. Deze leerling-tovenaars begonnen niet alleen de uren maar later ook de seconden, de dagen en de stand van de planeten weer te geven en nog veel complexere functies in alsmaar kleinere uurwerken in te bouwen.
Even boeiend op een antiekbeurs als deze is de vraag waarom de plastische kunst in Europa de tijd een bijna uitsluitend nostalgisch karakter geeft, terwijl andere culturen het verleden als een krachtige inspiratiebron ervaren.
Sinds een etmaal 24 uren of 1440 minuten of 86.400 seconden telt, loopt de tijd wel minder snel dan een hart in rust maar hollen de meeste mensen de wijzers zodanig achterna dat zij reeds met ene voet in de toekomst staan, nog voor zij het heden ten volle ervaren hebben. Dat heden is echter niet noodzakelijk deel van de toekomst, laat staan van de eeuwigheid.
Voor Griekse wijsgeren en beeldhouwers was Kairos de god van het geschikte ogenblik en Aion de god van de eeuwigheid. Beiden werden voorgesteld als gevleugelde jongemannen. Zo ook Hypnos, de god van de slaap, en zijn broer Thanatos, de god van de dood. Dezelfde vleugels – symbool van de vluchtigheid van het lot? – droegen ook Cronus (Aions vader) en Saturnus (Cronus’ Romeinse opvolger). Saturnus, die de geneugten van het leven cultiveerde, werd echter al vlug een legendarische melancholie toegeschreven die zeker vanaf de Renaissance droefgeestige indien niet morbide trekjes kreeg. Omdat hij, beter dan wie ook, wist hoe onherroepelijk de tijd voortschrijdt. Zo werden de goden die met de tijd te maken hadden op den duur nog bijna uitsluitend geassocieerd met de dood. Parca, een van de drie schikgodinnen, was reeds door de Romeinen vervangen door Morta. Nu werd de tijd steeds vaker afgebeeld als een aftakelende grijsaard met een slang of een zeis: een reminiscentie aan de sikkel waarmee Zeus Cronus ontmande? Niettegenstaande een zeis ook dient om voedsel mee te oogsten en een slang in vele niet-Europese culturen symbool staat voor nieuw leven.
MOOI MAAR VERGANKELIJK
Op een antiekbeurs met de tijd als thema zitten de verwijzingen naar zijn morbide karakter niet alleen in allegorieën. In schilderijen, gravures, etsen en tekeningen zijn door de eeuwen heen brandende kaarsen, zeepbellen, bloemen, vruchten, water, wolken en schaduwen aangewend om de voorbijvliedende tijd en de vergankelijkheid van het leven te verbeelden. Zelfs in ogenschijnlijk idyllische decors. Zo toont de Antwerpse galerij Prints and Frames op deze beurs niet alleen een kopergravure van Johann Balthazar Probst uit 1710 waarop een engeltje de gewichten van een klok in de handen houdt met de melding dat het de zorgen tot rust herleidt: Laxat in otia curas. Prints and Frames van Lydia Cordon pronkt ook met een Promenade du Soir, een kopergravure uit 1806, geschilderd door Jean-Louis Demarne, een naar Parijs uitgeweken Vlaming. Dit bucolisch tafereel is zo vreedzaam dat de ondergaande zon en het bijgaande versje iedereen doen beseffen dat het te mooi is om te duren: D’un oeil tranquille et sans regret, nous pouvons voir le jour s’éteindre; dans ce jour nous n’avons rien fait dont la vertu puisse se plaindre.
En hoe treffend is de vergankelijkheid niet in de Sla die Rik Wouters in 1914 schilderde en waar Galerij Ooidonk Fine Arts nu op de beurs mee uitpakt. En zo evoceren vele van de ruim 5000 tentoongestelde werken hoe kunstenaars en ambachtslui hun relatie tot de tijd dikwijls onbewust in hun werk leggen.
Bewuster waren uiteraard de makers van de grote calendrier perpétuel in geelkoper, tentoongesteld door de Brusselse Galerij Micheline Weydt en daterend van voor de invoering van de republikeinse kalender in 1793, met portretten van Robespierre en Louis XVI.
Tijdsbewust waren ook de makers van de gestileerde uurwerksleutels, onmisbare instrumenten om zakhorloges op te winden en bij te stellen tot de stichter van het Zwitserse merk Patek-Philippe in 1842 het opwindmechanisme voorzag van een gekantelde kroon aan de buitenkant van het uurwerk. De sleutels werden versierd met edelstenen en camee en in verschillende vormen vervaardigd, gaande van pistolen tot vrijmetselaarssymbolen. Ook voor deze essentiële onderdelen geven verzamelaars vandaag zeer veel geld. Want de grootste revoluties in de horlogerie betreffen de aandrijving van de mechanismen. De werken die Eurantica-Brussel toont, moeten dan ook in dit perspectief bekeken worden.
KEERPUNTEN
Vanaf begin 16de eeuw worden de kamerklokken stilaan kleiner en mogen zij mee op reis, ook om hun eigenaar meer status te verlenen. Zij hebben echter nog maar één wijzer en worden aangedreven door rudimentaire systemen. Vandaar het belang van Christiaan Huygens (1629-1695). Halfweg de 17de eeuw bedenkt deze Nederlandse fysicus – en zoon van Trijntje Cornelis‘ geestelijke vader – de vrije slinger ter vervanging van de foliot, de horizontale draagarm die met zijn zwenkingen de gelijknamige klokken op dreef houdt. Daardoor worden de pendules nauwkeuriger en worden zij makkelijker aangepast aan het meubilair van de opeenvolgende Louis. Huygens zorgt nog voor een tweede vondst. Hij vervangt de slinger door een heen en weer gaand wieltje en koppelt deze zogenaamde onrust ( balancier) aan een nieuwsoortige stalen spiraalveer, ook balansveer genoemd, waarvan de spanning voor een nog grotere precisie zorgde. Hoe korter de veer hoe sneller de klok loopt, hoe langer de veer hoe trager. Maar om 86.400 seconden per etmaal weer te geven, moet de onrust om de 2/11de seconden zijn zwenking voltooien, zal de spiraalveer zich mettertijd wel 500.000 keren per dag op- en ontspannen en brengt de ankergang ( echappement) die veerkracht telkens weer over op de raderwerken van het uurwerk. Dit krijgt nu ook een tweede wijzer.
De ankergang zoals Thomas Mudge (1715-1776) die midden de 18de eeuw in Engeland perfectioneert, blijft onvervangbaar. Al wordt hij vanzelfsprekend telkens opnieuw verbeterd. Ook omdat de eigenaars van de horloges willen reizen en dus moeten de uurwerken tegen een stootje kunnen. Bovendien gaan de Franse en Britse vloten de wereld verkennen en daarbij is een klok die de exacte tijd blijft aangeven een onmisbaar instrument bij de plaatsbepaling op zee. Vier minuten staat gelijk met één lengtegraad. Een zeiler die bijvoorbeeld uit een haven op 2 graden westerlengte vertrekt, in westelijke richting vaart en enkele dagen later om 12 uur – als de zon in het zenith staat – zijn plaats bepaalt, kan dan vaststellen dat het bijvoorbeeld 13.28 uur is op de scheepsklok. Dit geeft een verschil van 88 minuten of 22 graden. Met inbegrip van de positie van de haven (op 2° WL) bevindt het schip zich op dat ogenblik dus op 24 graden westerlengte. Vandaar het belang van uiterst betrouwbare scheepsuurwerken zoals John Harrison (1693-1776) die voor de Britse marine en Ferdinand Berthoud (1727-1807) die voor de Franse marine ontwerpt.
James Cook kon zijn ontdekkingsreizen niet aanvatten zonder Harrisons scheepsuurwerken, Jean François de Galoup comte de Lapérouse niet zonder Berthoud. Geen wonder dat deze uurwerken en hun nakomelingen vandaag fortuinen waard zijn. Zij staan immers model voor technisch vernuft en geopolitieke avonturen. En zijn verweven met het Verlichtingsdenken en de tijd waarin uurwerkmakers merken vastleggen die eeuwen later nog toonaangevend zijn. Denk aan Jean-Antoine Lépine (1720-1814), Abraham-Louis Breguet (1747-1823), Ferdinand-Adolf Lange (1815-1875), Charles-Antoine leCoultre (1803-1881), Adrien Philippe (1815-1894), Constant Girard (1825-1903) en anderen.
LEVEN ROND DE KLOK
De carrière van Abraham-Louis Breguet, zoals zijn jongste afstammeling die in een lijvig boek reconstrueerde (zie kader) is in menig opzicht tekenend voor de uurwerkindustrie. Als de jongeman in 1762 uit het Zwitserse Neufchâtel naar Parijs afzakt, zijn de horlogers in Parijs, Blois en Lyon even belangrijk als hun concurrenten in Nürnberg en Augsburg. Begin van de 17de eeuw hadden de corporations des horlogers het moeilijk gehad om de naar Zwitserland uitgeweken hugenoten en de Londense Clockmakers’ Company het hoofd te bieden, maar nu is die tijd voorbij. Mede dankzij kunstige hout- en bronsbewerkers. En dankzij politici die op hun manier de grandeur van Frankrijk beogen.
Abraham-Louis Breguet vestigt zich in 1775 aan de quai de l’Horloge, op een hoek van het eiland in de Seine. Voltaire is op dat ogenblik 81 en probeert (tot kort voor zijn dood in 1778) tevergeefs de Manufacture Royale d’Horlogerie aan de Frans-Zwitserse grens in Ferney vlot te krijgen door ze op massaproductie af te stemmen. En door zijn kennissen aan het Hof in Versailles in te schakelen. Aan Richelieu vertelt hij zonder blozen dat ‘de uurwerken van Ferney de beste van Europa zijn’. En kort voor de kroning van Louis XVI en Marie-Antoinette in 1774 bezorgt Voltaire zes van zijn uurwerken ‘ belles et bonnes‘ aan de gravin de Choiseul om ze mogelijk als geschenk te geven.
In 1784 koopt Louis XVI zelf een van de eerste automatische uurwerken die Breguet vier jaar eerder heeft ontworpen. Kostprijs 1680 pond, vandaag ruim 1 miljoen Belgische frank (24.790 euro). Breguet is thuis in betere kringen, al moet ook hij vaststellen dat Talleyrand een trouwe klant maar een slechte betaler is. Breguet frequenteert een toen nog vrijwel onbekende dokter Jean-Paul Marat en Jacques-Pierre Brissot, de pamfletschrijver. In 1789 is Breguet lid van de Club des Jacobins en is hij veeleer voorstander van een constitutionele monarchie, in de geest van Montesquieus driemachtenleer. Toch helpt hij zijn oude vriend Marat heel even onderduiken na een virulent artikel tegen Financiën-minister Jacques Necker. Naarmate de revolutie bloediger wordt, neemt ook Breguet afstand. Hij vreest zelfs opgepakt te worden. In augustus 1793 krijgt hij echter van de Convention het paspoort dat hij in juni voor hem, zijn zoon en zijn schoonzus had aangevraagd om naar Zwitserland terug te keren. Voordien had hij in Parijs in volle revolutie de horlogerie een aantal innovaties bijgebracht, die bewijzen dat uurwerkmakers evenals kunstenaars tijdsgebonden zijn in hun oeuvre. Breguets wijzerplaat en wijzers met uitgeholde punt uit 1783 zijn niet alleen neoklassiek van vorm maar ook beter leesbaar. Zijn echappement uit 1789 is niet alleen smeervrij maar kunstig. Als hij dan in mei 1795 terugkeert uit Zwitserland blijft hij een kind van zijn tijd. Napoleon vertrekt naar Egypte met een Breguet-reiswekker. Hij verkoopt uurwerken à souscription, waarbij de koper eenderde van de prijs betaalt bij de bestelling. Breguet levert de allereerste damespolshorloge aan Caroline Murat, koningin van Napels. Enzovoorts.
Net zoals zijn concurrenten van toen en van vandaag combineert Breguet de virtuositeit van de kunstenaar, de technische kennis van een ambachtsman en de precisie van een chirurg. Geen wonder dat hun werk zo duur gebleven is en blijft fascineren. Hij is immers nog meester van de tijd en dat gevoel delen klanten en bewonderaars graag.
Eurantica in Brussels Expo (Heizel) Paleis 1 van 23 maart tot en met 1 april. Elke weekdag van 14 tot 20 uur, tijdens de weekends van 11 tot 20 uur. Op 27 maart gratis toegang voor dames.
Inlichtingen 0800/30.007 of eurantica.brussels@artexis.com
Frank De Moor