Met het maxi-decreet kan de ?nieuwe? BRTN voorgoed van start. Een pragmatische manager Bert De Graeve over zijn klanten, de kwaliteit die hij hen brengt en de omgeving waarin hij moet werken.

Is er nog leven bij de BRTN na het voorgenomen vertrek van Chris Van den Durpel naar de commerciële omroep VT4 ? Beslist, gedelegeerd bestuurder Bert De Graeve moet er niet over nadenken. Niet dat hij er blij mee is, natuurlijk.

BERT DE GRAEVE : We moeten ermee leven dat we worden gefinancierd met overheidsgeld, en dat is een vast bedrag. VT4 kan uitrekenen hoeveel extra kijkers het met Van den Durpel kan aantrekken en hoeveel het zo extra aan reclame kan verdienen. Dat Chris bij ons 500.000 of 2 miljoen kijkers trekt, maakt voor ons geen frank verschil uit. Het gaat om het linken van prestaties aan inkomsten en uitgaven. Vandaar dat wij afhaken voor het voetbal, misschien voor de Olympische Spelen. Wij zitten vast aan onze dotatie. Wij zullen moeten leren leven met het aantrekken van jong talent, het kweken en het zien vertrekken ervan.

Hoe tevreden de kijker ook is over wat Van den Durpel doet bij de BRTN, het volstaat niet om de man bij de BRTN te houden. Hij voelt dat zijn waarde is gestegen en die wil hij nu ook vergoed zien. Maar zo verandert men wel de regels van het spel wanneer men nog aan het spelen is : plots rekent men niet meer in termen van kijkersvoldoening, maar in marktwaarde en dan vertrekt men. Dan moet wie vertrokken is, zich afvragen wat hij of zij het liefst heeft, iets meer geld of meer kijkers.

Het wettelijke kader waarbinnen u daarover moet nadenken, is het pas door het Vlaams parlement goedgekeurde maxi-decreet. U heeft dat eigenlijk zelf mogen schrijven.

DE GRAEVE : Nee, want in het mini-decreet lagen de krachtlijnen al vast. Wie het uiteindelijk schreef, maakt niet veel uit, het ging om de inhoud. Dat er, bijvoorbeeld, een pensioenprobleem was, heb ik niet uitgevonden, dat was er. Voor het eerst heeft men over de BRTN beslist op basis van een dossier, en zich niet beperkt tot relatief vrijblijvende discussies.

Met vrijblijvend bedoelt u : zonder kennis van zaken ?

DE GRAEVE : Ja.

Wat is uw ervaring met de politieke wereld ? Weten de politici wat zij willen ?

DE GRAEVE : Dat zijn twee vragen (lacht). Wanneer men een onafhankelijk iemand wou, bedoelde men dat de politiek er zich niet langer mee moest bemoeien. Ik heb nochtans geen enkele slechte ervaring met de politiek : ik heb met mijn dossier bij de Vlaamse regering gehoor gevonden. Op een paar ongelukkige verklaringen na, komt de politiek ook niet tussen. Maar de uitzendingen door derden, dat is natuurlijk wél een politieke verantwoordelijkheid. Wij zijn daar niet gelukkig mee, maar ik heb er mij niet mee bemoeid. Het verbaasde me wel dat de discussie in het Vlaams parlement zo lang duurde. Daar speelde de politiek wel mee, maar dat is daar ook hun metier. Wel vond ik het eigenaardig dat men langer luisterde naar iemand met een belang dat tegengesteld is aan dat van de openbare omroep, dan naar de gedelegeerd bestuurder.

U bedoelt ?

DE GRAEVE : Ik bedoel (VTM-raadsman)Leo Neels. Het masker viel toen hij stelde dat de BRTN geen middagjournaal hoeft te maken. VTM doet dat goed, zei hij.

Bent u nu tevreden ?

DE GRAEVE : We kunnen vooruit. Dus : ja. Al was ik zelf graag nóg verder gegaan. Dit is de eerste stap in de eerste fase. Het landschap verandert zo snel dat men nóg zal moeten spreken over het statuut van de BRTN en ik vraag me af of we dat niet net zo goed nu hadden kunnen doen. Het was ook vanuit dat perspectief op langere termijn dat ik de mogelijkheid wou openhouden van een partnership van de openbare omroep met privé-partners.

U onderhandelt nu over een beheersovereenkomst met de Vlaamse regering. Hoe zwaar weegt dat ?

DE GRAEVE : Dat weegt zwaar omdat daarin staat hoe zal worden gemeten of we de doelstellingen halen. Dat is de stok achter de deur. De kern van de zaak ligt binnen de BRTN : enerzijds de structuur, anderzijds de inhoud of het creatieve. Die twee moeten samenkomen, en dat gaat om mensen. Zoiets kan je niet op papier zetten. Je kan daar eindeloos over discussiëren, maar dan gebeurt er niets en dat was de fout van het verleden.

Een nieuwe bedrijfscultuur, maar met dezelfde mensen ?

DE GRAEVE : Ja.

En de BRTN is lang een ministerie geweest, je ziet het nog aan de gangen hier.

DE GRAEVE : Niet in de wonde wrijven, alstublieft.

Pardon.

DE GRAEVE : Je zou iedereen kunnen ontslaan en opnieuw beginnen, maar ik ga ervan uit dat het kan met dezelfde mensen. Men zegt wel eens van niet, dat dit hier iets anders is dan de privé-sector. Ik spreek dat tegen. Ik kom uit een sector (elektronicareus Alcatel) waarin het creatieve zeer snel groeide, de software. Je moet een software-ingenieur intellectueel de vrijheid geven, maar die mannen moeten wel binnen bepaalde tijdgrenzen een tastbaar en voor de klant bruikbaar product kunnen voorleggen. Vroeger werkte de BRTN met een middelenverbintenis : men kreeg zeven miljard en men deed wat men wou. Nu gaat het om een resultatenverbintenis : je moet met die zeven miljard een resultaat halen en dat beperkt de ongelimiteerde vrijheid. Men zal dus creatief moeten zijn om zijn creativiteit aan bod te laten komen. Ik stel vast dat sommige mensen het daar zeer lastig mee hebben.

Ja, er wordt bijvoorbeeld nogal lacherig gedaan over de zogeheten creatieve briefings die u organiseert.

DE GRAEVE : Ik vind dat problematisch. Hoe noemt men mij in huis ? De boekhouder. Of nog erger : de topmanager. Men wil zich daarvan distantiëren en zo laat men de wereld aan zich voorbij gaan. Wie de creatieve briefings verwerpt, aanvaardt niet de grenzen waarbinnen de creativiteit wordt aangesproken. De enige juiste manier om zich te verdedigen is met goeie ideeën voor de dag te komen. Wie die niet heeft, trekt dan maar het systeem in twijfel. Het lijkt me zo bijzonder twijfelachtig dat creativiteit gebonden zou zijn aan de titel van een programma dat al veertig jaar bestaat. Men moet zichzelf voortdurend her-denken, en dat heeft men vroeger nooit gedaan.

Volgens de beheersovereenkomst moet u meetbare resultaten kunnen voorleggen. Hoe kan dat ?

DE GRAEVE : Dat kan relatief snel en gedetailleerd. Die gegevens veranderen de discussie. Je kan niet zomaar spreken over een slecht of goed programma. Wil u weten hoeveel informatie wij brengen ? Hoe reageren de mensen erop ? Voldoen we aan onze opdracht ? Want televisie is een massamedium en we moeten het ook zo gebruiken.

Maar u kwantificeert dat ?

DE GRAEVE : Wat er gisteren is gebeurd, kan je vandaag zien. Je kan kwaliteit in absolute termen willen definiëren en dan ben je weer weg voor een lange discussie. Maar je kan ook rekening houden met de perceptie : zolang de kijkers vinden dat we beter zijn dàn…, ja, dan bréngen we ook iets beters. De kwaliteit wordt voor een groot stuk bepaald door de klant, die zegt : dit beantwoordt als product in voldoende mate aan mijn behoefte. Daarnaast hebben we een opdracht om producten te brengen waar niet zoveel klanten een behoefte aan hebben. We hebben duidelijk bepaald dat we die twee groepen niet met hetzelfde net bedienen. Dat is allemaal meetbaar, niet met dezelfde maatstaven, maar wel met hetzelfde instrument.

Voor ons telt het bereik, geen marktaandelen. (Neemt een stapel documenten met staafdiagrammen en cijferreeksen.) Hier, de cijfers voor de informatieve programma’s in de eerste helft van april. We hadden een uitschieter op 3 april, welke programma’s hadden we toen ? De drie journaals, Ter Zake, plus een Panorama over zwartwerk, waar we plots 400.000 kijkers bijwonnen. Je kan dat dus opvolgen, voor alle soorten programma’s : wat we brengen, hoeveel tijd we eraan geven, hoeveel mensen we ermee bereiken. Je meet niet of dat nu goede of slechte programma’s zijn, maar dat is een discussie die je bijna maatschappelijk moet voeren. Een discussie over wat nu cultuur is, daar ben ik zeer voorzichtig mee. Is, op de radio, alleen Radio 3 cultuur, of is Donna dat ook ? Is de jeugdcultuur ook cultuur ? Is de BRTN alleen cultuur als het met een B is, en wat schort eraan als we onze culturele identiteit met de V van VRT willen uitdrukken ? Overigens vind ik die naamskwestie niet prioritair, maar ik zie er ook geen graten in om onze culturele autonomie te bevestigen.

Maar u blijft bij kijkcijfers. Spelen waarderingscijfers nog een rol ?

DE GRAEVE : Ja, maar ook die zijn niet absoluut. De vraag is : waar leg je de lat ? Als je 800.000 kijkers wil voor een cultuurprogramma, heb je een probleem.

Dat kan u wel empirisch vaststellen, maar het zegt niets over de betekenis of de kwaliteit van een programma.

DE GRAEVE : Als we zeggen dat TV-1 een verbredend net is, kunnen we daar niet met pieken en dalen werken, anders valt het medium plat. Goed, we brengen dat op TV-2, waar de lat een stuk lager ligt. We moeten het medium gebruiken zoals het hoort. Onze opdracht is : iets inhoudelijks brengen voor zoveel mogelijk mensen. Als men iets anders wil, moet men het maar anders formuleren.

Wie houdt van abstracte kunst, zal hoge waarderingscijfers geven aan een programma over abstracte kunst. Maar onze opdracht is : kunst brengen, dit wil zeggen, ruimer gaan. Die liefhebbers van abstracte kunst zullen zich daar dus wel een beetje ongelukkig bij voelen, de waardering zal zakken, maar je bereikt méér mensen en dan hebben wij onze opdracht beter ingevuld. Hetzelfde met de eeuwige discussie over Radio 3 : is het woord of muziek ? Wel, met de middelen die we hebben, moeten die twee samen op één net. Onze opdracht moeten we ook binnen een bepaald kader uitoefenen.

Als kunstprogramma’s nu pakweg 50.000 à 80.000 kijkers halen, zegt u dat dit te weinig is. Wat is uw limiet ?

DE GRAEVE : Ik stel daar geen cijfer op. Je moet rekening houden met de omgeving waarin je leeft. We blijven kunst brengen, maar het moet aanvaardbaar blijven voor wie kijkt. Het probleem is dat de kunstenaars en intellectuelen die ons beoordelen ofwel niét kijken, ofwel alleen naar ontspanningsprogramma’s kijken. Als ze kunst willen zien, gaan ze naar een tentoonstelling. Is dàt dan onze doelgroep ? Of moeten wij trachten die mensen te bereiken die anders niét met kunst in contact komen ? Dat is onze opdracht, op beide netten op een verschillend niveau. Als je TV-1 niet lust, kan je naar TV-2 kijken en als het je daar ook niet bevalt, dan is er inderdaad een probleem, dan ben je een potentiële TV-2-kijker die we niet bereiken.

Maar toch : wat bedoelt u als u over kwaliteit spreekt ?

DE GRAEVE : Inhoudelijke kwaliteit zit in het hoofd van onze mensen en onze structuur moet van die aard zijn dat het eruit komt. Je moet ook rekening houden met de omgeving waarin we leven. Je kan wel jaloers zijn op de boekenprogramma’s op de Franse televisie, maar als je een Franse krantenzaak binnenstapt, struikel je over de boeken, terwijl je bij ons in een krantenwinkel nauwelijks nog een boek vindt. Dat verschil merken wij ook.

Wordt, wanneer u cijfers met ideeën wil verzoenen, niet elk criterium arbitrair ? U vindt 50.000 kijkers te weinig, maar is dat getal niet even willekeurig als een streefcijfer van pakweg een half miljoen ? Wanneer wordt voor u een medium een massamedium ?

DE GRAEVE : Dat is inderdaad moeilijk. Maar toen de BRTN indertijd geen 20 procent marktaandeel meer haalde, stond de wereld op zijn kop. Toen vond men dat er een grens was bereikt. Het is niet een wettekst, maar de maatschappelijke omgeving die daarover oordeelt. Dat verandert voortdurend. Vandaar dat het niet kan dat een minderheid, of mensen die al dertig jaar hetzelfde doen, zouden mogen bepalen hoe het moet. Je moet jezelf voortdurend in vraag stellen en een resultaat behalen waarvan men vindt dat het volstaat. Stel dat we zouden willen dat het journaal op TV-1 50 procent bereik haalt. Als we dat niet halen, begint een discussie over dat cijfer. Maar als het zou betekenen dat we dat bereik alleen maar halen door toe te geven op de normen en standaarden waarmee we het nieuws maken, ontstaat een dubbele discussie. En die zal altijd gevoerd worden. Maar je kan dat niet permanent hebben, want dan kom je niet aan werken toe.

De oppositie in het Vlaams parlement moppert dat u nu voor vijf jaar carte blanche krijgt van de regering. Is dat om die discussie niet te moeten voeren ? Het gemopper gaat er ook over dat het parlement niets te zeggen krijgt over het beheerscontract.

DE GRAEVE : Het wordt meegedeeld aan de Commissie-Media. Mij maakt het niets uit, maar ik wil niet dat het weer zeven maanden duurt vooraleer er een besluit komt. Dit behoort ook niet tot mijn taak, dat is de verantwoordelijkheid van de Vlaamse regering. Ik ben blij met elke oplossing die snel gaat, dat men niet weer over de essentie begint want alles hangt met elkaar samen. Als men wéér de missie in vraag stelt, zoals men nu voor een stuk heeft gedaan, als men wéér Leo Neels laat opdraven, dan heb ik veel liever dat het blijft zoals het nu is.

Maar ik héb geen carte blanche. Ik kan er alleen van uitgaan dat we gedurende vijf jaar over bepaalde middelen kunnen beschikken. En als men niet tevreden is over mij, kan men mij morgen ontslaan. Bovendien werk ik met een raad van bestuur.

Die klaagt dat hij als rubber-stamp-raad alleen uw beslissingen mag goedkeuren.

DE GRAEVE : Niet waar. Eén van hen klaagt daarover, ja, maar wie beslist over het personeel ? Structuur, pecuniair, administratief statuut ? Allemaal raad van bestuur. Carte blanche ? Alles moet onderhandeld worden. Men voert daar een valse en gratuite discussie, om niet over dossiers te moeten spreken. Dat er, bijvoorbeeld, twee netten zouden blijven, dat heeft niet ik, maar de raad van bestuur beslist. Dat er, tegen mijn voorstel in, géén privé partner kan participeren in het BRTN, wie heeft dat beslist ? De raad.

Ik wil alles met concrete dossiers staven. Ik pik het dus ook niet dat men zegt dat de BRTN afhaakt bij de Koningin Elisabethwedstrijd : wij betalen één derde meer aan rechten, we gaan twee, drie keer zoveel uitzenden, maar zoals elke andere openbare omroep gaan we er ons programmaschema niet voor overhoop halen, want dat is negatief voor de andere programma’s op dat net. Dus verschuiven we de uitzendingen naar een ander uur. Zo vullen we onze opdracht, denk ik, beter en correcter in. Wie beweert dat ze graag tegelijk kijken én luisteren naar de radio-uitzendingen, om het in stereo te kunnen horen, hen moet ik zeggen : koop een beter televisietoestel. Wij hebben een opdracht tegenover de héle gemeenschap.

Hoe komt dat ? Conservatisme ?

DE GRAEVE : Ja. En nog iets. Er is nauwelijks nog een concert in Vlaanderen dat niét gesponsord wordt, en iedereen aanvaardt dat,…

Bij gebrek aan alternatief.

DE GRAEVE : Jamaar, je moet werken zoals je omgeving je toelaat te werken. Goeie cultuurinformatie in de pers staat toch ook tussen de reclame ? En als je daarmee veel meer mensen bereikt dan met een gespecialiseerd blad ? Zulke omgevingsfactoren spelen voor ons ook.

Wat zegt u wanneer men stelt dat TV-1 amper verschilt van VTM ?

DE GRAEVE : Dat ze eens moeten kijken. Het blijkt uit de perceptie van de kijkers die wij tot de doelgroep van TV-1 rekenen. Zij mérken de verandering en zij merken dat het anders en beter is dan VTM : we hebben geen dating-programma’s, minder en andere muziekprogramma’s, een soap met kwaliteit. Soap is soap ? Nee, er is een verschil. Voor die doelgroep is Thuis kwaliteit, de goede Japanse auto. Familie zit in een lagere klasse.

Wat is dan de bestaansreden van een met openbare middelen betaalde TV-1 ?

DE GRAEVE : Dat TV-1 zijn eigen cultuur brengt. Het brengt de kijker alles wat tot het medium behoort, informatie, human intrest, fictie, drama, educatie, en het garandeert dàt het gebracht wordt. Je kan weer over definities discussiëren, maar wij garanderen dat het er komt voor de brede populatie. Inderdaad, VTM brengt ook nieuws. Goed nieuws, mja, toch het binnenlandse. Maar als VT4 informatie niet interessant vindt, haalt het dat gewoon van het scherm. Wij willen dat allemaal blijven brengen. De radio is een goed voorbeeld : op al onze netten krijgen al die verschillende doelgroepen hetzelfde nieuws. Je kan TV-1 natuurlijk opdoeken, en dat heb ik de politici ook gezegd. Maar dat betekent dat je 75 procent van de bevolking niet eens wil bereiken. Dat is een keuze. Het verschil met een commerciële omroep is dat deze, wanneer het niet wordt opgelegd, alles kan laten vallen waarvan men vindt dat het niet genoeg opbrengt. Dat is meermaals bewezen. Of je het doet, is een keuze, maar als de politiek het wil, moet hij er wel de middelen voor vrijmaken.

U noemt uw kijkers en luisteraars ?klanten?. Zijn ze dat wel ? Zij ?kopen? toch niets bij u, en de omgang met media is toch veel complexer dan iets kopen en verbruiken ?

DE GRAEVE : Ja en nee. Het klantenbewustzijn is toch gegroeid, ook inzake cultuur : men weet wat men wil. Concertzalen zouden bijvoorbeeld, qua klantgerichtheid, een voorbeeld kunnen nemen aan de bioscopen en eens wat comfortabeler zetels plaatsen, dat zou schelen in het publiek. Er is meer dan alleen het product. In mijn vorige werkomgeving waren er ingenieurs die schitterende producten ontwikkelden, maar waar niemand behoefte aan had. Zo ga je van armoe dood onder de brug.

Vroeger telde de kijker of luisteraar niet mee, die had maar te ondergaan wat werd uitgezonden. Vandaag telt diens perceptie wél mee : zolang zij vinden dat wij goed zijn, is het moeilijk om ons af te schaffen. Dat beschermt ons ook, want als zij afhaken, haakt ook de politiek af. Voor ons zijn het klanten, omdat wij moeten erkennen dat zij allemaal, elk apart, met hun eigen smaak een eigen keuze maken. Maar omdat we niet elk individu kunnen bedienen, maken we clusters. Bij radio is dat makkelijker, en daarom staat televisie onder een grotere druk, omdat wij nooit iedereen voor honderd procent tevreden kunnen stellen.

Dus doet u aan behoeftenonderzoek, de fameuze Censydiam-enquêtes.

DE GRAEVE : Niet alleen. We vragen ook hoe ze het resultaat beoordelen. We willen weten of het ook iets uithaalt. Men heeft moeite om te aanvaarden dat hierop marktonderzoek wordt toegepast, hoewel het ideaal is om deze sector te leren kennen.

Maar van een programma als Schalkse Ruiters, dat zowel een publiek als een kritisch succes werd, had geen enkele enquête u kunnen zeggen dat daar een behoefte aan bestond.

DE GRAEVE : Niemand kon dat. Het concept ervan zag er zelfs uit als een ordinaire kwis : waar of niet waar ? Wat het uniek maakte, was de creativiteit en de integriteit van zij die het maakten. Maar Censydiam heeft wel gedefinieerd dat op dat moment behoefte bestond aan een bepaald soort ontspanning. Waarom werd Het Swingpaleis een succes ? Het zat juist : goed geprogrammeerd, juiste avond, juiste tijd, juiste doelgroep en het was iets nieuws. Totaal ongewoon voor Vlamingen : het bewoog.

En er kwam nog gerucht uit ook. Maar op het uitzenduur van Schalkse Ruiters staat nu FC De Kampioenen. Dat is toch een wereld van verschil ?

DE GRAEVE : Ja. Iets als Schalkse Ruiters kon je niet meteen herhalen. We hadden iets anders klaar (De Bloempotshow), maar het was niet af. Dus hebben we daar maar De Kampioenen gezet, om de schade te beperken. Wat we mogen hopen, is dat we genoeg talent in huis hebben om die wereld van verschil wat te verkleinen, naar boven toe. Dat is hùn verantwoordelijkheid. Ik kan dat niet garanderen, mijn stiel is een andere. En het is inderdaad iets waar ook Censydiam ons niet bij kan helpen.

Marc Reynebeau

Het BRTN-gebouw : een opdracht tegenover de hele gemeenschap.

Met minister-president Luc Van den Brande en minister van Media Eric Van Rompuy : We kunnen vooruit.

Het Gouden Bertje : De klant bepaalt de kwaliteit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content