Volgende week dinsdag speelt Anderlecht zijn tweede match in de Champions League tegen Bayern München. Met Duitsers, het hoeft niet gezegd, is het altijd oppassen geblazen.
Wat wij nu gaan vertellen, dateert van lang geleden, van in de tijd dat Dirk Abrams nog voor de televisie werkte. Nee, nog langer: hij werkte voor de BRT-televisie. Dirk was met een camerateam naar München getrokken om daar manager Uli Höness van FC Bayern een paar noodzakelijke vragen te stellen. De camera was geïnstalleerd in het kantoor van de manager, den Abrams was in een comfortabele stoel in stilte zijn Duitse naamvallen en zijn aus-bei-mit-nach-von-zu-seit-gegenüber nog wat aan het repeteren, en Uli zat klaar achter zijn bureau. Vanwaar hij naar een aanpalend kantoortje nog even een Duits Befehl schreeuwde: ‘Frau Müller!! Kein Telefon, ich habe ein Interview.’
‘Herr Höness, wie geht’s mit Bayern’, was de listige openingsvraag van Abrams, die zorgvuldig het gebruik van voorzetsels probeerde te vermijden. Voer op radio of televisie een interview in koeter-Frans of kolenûEngels, niemand reageert. Maar doe het in het Duits en zeg die Name in plaats van der Name, en je hebt meteen het hele leger gefrustreerde germanisten over je heen. Dus: wie geht’s mit Bayern?
Höness was precies vier woorden weg in zijn antwoord (‘Ja, ich muss sagen…’) TRRIIINNGG. Telefoon!!
Die anderhalve seconde verbijstering op het gelaat van Höness, die was geld waard. Nu vertonen Duitsers wel vaker een verraste uitdrukking. Bijvoorbeeld verkleumde Duitsers die in Stalingrad plotseling de Kozakken van maarschalk Zjoekov vanuit het steppegras tevoorschijn zien springen. Maar dat minder dan een minuut nadat hij ‘Kein Telefon’ had geblaft de telefoon zou rinkelen, nee, daar was zelfs Uli Höness niet op voorbereid. De verbazing van de Bayernmanager duurde zoals gezegd anderhalve seconde. En toen, zich niet in het minst inhoudend omdat de camera nog liep, ontplofte Uli Höness: ‘FRAU MÜLLER!! Ich habe doch gesagt: kein Telefon. Hast du keine Ohre, dreckiges Weib? Na, so eine Kuh.’
Dirk Abrams, die zelf ook wel eens uit zijn krammen kon schieten, zat aan zijn stoel genageld. Zijn meester gevonden. Tevens vreesde hij voor het verdere verloop van zijn interview. Maar neen, alsof er niets gebeurd was, ging Höness op zijn normale toon gewoon verder: ‘… das wir in dieser Saison…’ Hij hernam niet eens zijn eerste vier woorden, alsof het vanzelf sprak dat de reporter die er bij de montage wel zou voor plakken en de passage met Frau Müller zou wegknippen. Maar dan kent zo een Beier de monteurs van de BRT niet. Allemaal op antenne. Al wie misschien had gedacht dat Höness een sympathieke mens is, was meteen van zijn misvatting bevrijd.
Frau Müller kon zich troosten met de wetenschap dat het dezelfde Höness was die in de finale van het EK ’76 de laatste penalty voor de Duitsers miste. Waarna Antonin Panenka uitpakte met zijn legendarische stifter naast Sepp Maier in het midden van het doel, en Tsjechoslovakije Europees kampioen werd. Toen had Uli heel wat minder praats.
DE LAATSTE MINUUT
Met Bayern München weet je maar nooit. De ploeg is sterk genoeg om elk jaar Deutsche Meister te worden, maar net zo goed wordt ze al in de eerste ronde van de Pokal gewipt door de amateurs van Rot-Weiss Donauesschingen. Eén-nul voor in de 90e minuut van de Champions-Leaguefinale, wie geeft dat nog uit handen? Ja, Club Brugge. Dat heeft in dat domein ook al een en ander gepresteerd. Maar verder? Bayern! In 1999 tegen Manchester United. Twee goals in drie blessuretijdminuten: Sheringham en Solskjaer. In eigen competitie vorige week: 1-2 voor op Wolfsburg, bij Volkswagen. Wel, in de laatste drie minuten wordt het 3-2.
Het is al jaren zo. Duitsers zijn mannen van de laatste minuut. In 2001 werd de competitie op de laatste speeldag beslist. Schalke 04 of Bayern zouden kampioen worden. Schalke won thuis in het Parkstadion met 5-3 van Unterhaching, een ploeg uit de periferie van München. Een gigantisch feest barstte los toen op het scorebord verscheen dat Bayern met 1-0 verloren had in Hamburg: Schalke kampioen. Voor het eerst in 43 jaar. Helaas was de match in Hamburg niet helemaal afgelopen. In de 93e minuut mocht Bayern nog een vrijschop nemen. De Zweed Patrick Andersson zette zich achter de bal en poeierde hem dwars door de muur in één keer binnen: 1-1, Bayern kampioen. De 60.000 vierende fans in Gelsenkirchen beleefden de grootste ontgoocheling uit hun leven. En in de Kohlenpot van het Ruhrgebied wil dat wat zeggen. Vijf dagen later won Bayern in Milaan ook de finale van de Champions League, met de strafschoppen tegen Valencia.
Bayern had dat stuntje van kampioen worden op de laatste speeldag in 1986 ook al geflikt, toen ten nadele van Werder Bremen. Dat dan weer zeven jaar later weerwraak nam door op de slotdag Bayern te onttronen toen dat de fatale punten liet liggen tegen… Schalke 04. Dat de geschiedenis zich steeds herhaalt, zij het met kleine ironische afwijkingen, is iets wat men Duitsers uiteraard niet moet vertellen. Don’t mention the war. Drie jaar geleden was het weer Bayer ‘Neverkusen’ dat op de laatste dag nog gepasseerd werd door Bayern München.
Met Bayern is het alles of niets, ’t was altijd zo. Tegen het grote Ajax van Johan Cruijff? Vier-nul op hun kas. En dan de afscheidsmatch van diezelfde Cruijff in een volgepakt Olympisch stadion in Amsterdam: 0-8! Nog steeds een van de waanzinnigste uitslagen uit de geschiedenis van het voetbal. Het was natuurlijk maar vriendschappelijk, maar reden te meer dat toch geen enkele ploeg het afscheidsfeest van een zo grote voetballer als Cruijff gaat verstoren.
Cruijff speelde toen eigenlijk niet bij Ajax. Hij was in 1973 naar Barcelona vertrokken, maar toen hij daar in 1978 een punt achter zijn actieve carrière zette, kwam hij bij Ajax nog wat ‘aftrainen’. En wat sportief advies geven, lees: ruzie stoken. Door financiële problemen gedwongen zou hij snel weer met voetballen herbeginnen, eerst in Amerika, dan korte tijd bij Levante, en ten slotte weer bij Ajax en uit woede bij Feyenoord. Maar dat wisten ze in 1978 allemaal niet, en dus werd in Amsterdam een groot afscheidsfeest voor hun ‘Lieverdje’ georganiseerd: een galamatch van Ajax tegen Bayern München, met Cruijff bij het Ajax van toen. Waar hij na al zijn gestook en kritiek blijkbaar niet erg welkom was: 0-8 zeg. Later heeft Sepp Maier, kapitein van Bayern in die dramatische vertoning, in een interview betreurd wat was gebeurd. ‘Maar wij wisten niet wat ons overkwam’, vertelde Maier. ‘Zonder door te drukken stonden we bij de rust 0-6 voor. Wij hadden gedacht dat er wel iemand van Ajax in onze kleedkamer zou komen vragen om het wat kalmer aan te doen, maar tot onze verbazing kwam er niemand. Na, so etwas.’
EIN PLäTTEISEN
Ook Anderlecht, dit jaar aan zijn veertigste (!!) opeenvolgende Europese campagne toe, heeft vanzelfsprekend al meermaals het pad van Bayern gekruist. Twee confrontaties staan daarbij meer dan de andere op ieders netvlies gebrand. In 1976 won paars-wit de Europese Supercup tegen het grote Bayern van Sepp Maier, Franz Beckenbauer en Gerd Müller. In München 2-1 verloren, thuis 4-1 gewonnen. Dat was zonder overdrijven het beste Anderlecht-elftal aller tijden: Ruiter, Van Binst, Broos, Van den Daele, Dockx, Van der Elst, Coeck, Haan, Vercauteren, Ressel, Rensenbrink. Allemaal in de vorm van hun leven. En besef nu goed dat in die periode Anderlecht niet eens kampioen van België kon worden: drie keer Club Brugge en één keer RWDM hielden de Brusselaars van de titel. Het woord ‘wanbeleid’ stond toen nog niet in van Dale, laat staan in de kolommen van de VUM-kranten.
Nu kan men zeggen: die Supercup telt niet mee, KV Mechelen heeft ze tenslotte ook gewonnen. Dat is juist, tegen PSV, grote match van Polleke De Mesmaeker die Eric Gerets tot wanhoop bracht. Maar ten eerste was het KV Mechelen waarvan sprake gedurende twee jaar subtop in Europa, en ten tweede heeft Anderlecht ook in de Beker voor Landskampioenen, toen het er wél echt om ging, Bayern München al te grazen genomen. In het seizoen ’85-’86 bijvoorbeeld, 2-1 verloren in München, 2-0 gewonnen thuis.
Alleen is daar die match uit 1987, ook bij de Landskampioenen, als zwarte vlek op het blazoen. Voor één keer was de Belgische voetbalpers, meesters in het maken van de juiste voorspellingen, positief gestemd. Bayern was Bayern niet meer, en van een versleten paard als Dieter Höness, de broer van Uli, hoefde men niet bepaald bang te zijn. Een strijkijzer. Ein Plätteisen! Vijf-nul. Vijf-nul!! Twee goals van Höness die de andere drie panklaar voor de voeten van Pflügler, Rummenigge en Wolfahrt legde. Men moet zich al tot de duurdere modellen van Princess wenden om een beter Plätteisen te vinden dan Dieter Höness die avond. Hij is tegenwoordig manager van Hertha Berlijn, de club van Bart Goor.
Tot overmaat van ramp stond die avond in het Bayern-doel Jean-Marie Pfaff te glunderen. In de terugmatch speelde Anderlecht nog 2-2 gelijk, met onder meer een flinke flater van Jean-Marie bij het tweede Anderlecht-doelpunt van Luc Nilis. Maar toen was de uitschakeling al lang een feit, al speelde Anderlecht Bayern bij momenten van de mat: twee goals afgekeurd voor buitenspel, wij mogen daar graag het adjectief ‘vermeend’ voor zetten, en twee ballen van Gudjohnsen op de paal. Enfin, twee kopballen.
Tussen twee haakjes: Jean-Marie zou in de halve finale met een ware wondermatch in Bernabeu Bayern langs Real Madrid naar de finale in Wenen loodsen. Maar die verloren de Duitsers dan weer met 2-1 tegen Porto. Kögl had Bayern op voorsprong gebracht, maar toen werd Pfaff verrast door het historische hakje van de Algerijn Madjer, en twee minuten later bezorgde de Braziliaan Juary Porto de beker. Dat hakje van Madjer herinnert iedereen zich, weinigen weten nog dat Alex Ponnet die finale leidde. Toen hadden we nog arbiters zie. Frans Van den Wijngaert was grensrechter.
OP DE ERELIJST
Bayern München is dan wel een van de reuzen uit het Europese voetbal en is achttien keer kampioen van Duitsland geworden, maar de internationale erelijst van de club is al bij al niet zo indrukwekkend. Drie keer de Europacup voor Landskampioenen en één keer de Champions League, één keer Europacup II en één keer de Uefacup. Maar die Europacup II dateert al uit 1967, en de drie Europacups I uit ’74, ’75 en ’76. De voorbije 27 jaar heeft Bayern dus één keer de Champions League en één keer de Uefacup gewonnen. Tja.
Vorig jaar lag het al na de eerste ronde uit de Champions League. Ondanks het feit dat het zich had versterkt met de Duitse toptalenten Michael Ballack van Bayer Leverkusen en Sebastian Deisler van Hertha Berlijn, en met de Braziliaan Zé Roberto, ook van Leverkusen. ‘Onze beste selectie aller tijden’, orakelde vice-voorzitter Karl-Heinz Rummenigge, die zoals de meeste Duitsers terugschrikt voor een grondige studie van de geschiedenis. Bayern verloor zowel thuis als uit van Deportivo La Coruna en van AC Milan, en kwam tegen Lens niet verder dan twee keer een gelijkspel. Laatste in zijn groep met twee punten op achttien en niet eens naar het opvangnet van de Uefacup. ‘Bayern is dood’, schreef voorzitter Franz Beckenbauer in Bild.
Beckenbauer zelf heeft, helaas voor zijn vele slachtoffers, recht van spreken. En bedient zich daar ruimschoots van. Franz is samen met de Braziliaan Mario Zagallo de enige die zowel als speler als als coach de wereldbeker heeft gewonnen. Beide heren lijken trouwens verdacht veel op elkaar. Ooit zal blijken dat ze in een buitenaards laboratorium zijn gecreëerd. Of bij professor Antinori.
Met zijn column in Bild is ‘der Kaiser’ tijdens elk groot landentoernooi de gesel van de opeenvolgende Duitse bondscoaches. Zoals de vernietigende commentaren van Johan Cruijff elke Nederlandse trainer nachtmerries bezorgen. Onlangs nog Dick Advocaat. ‘Normaal gezien ben ik voorzichtig met het leveren van kritiek op collega’s’, begon Cruijff niet zonder sarcasme zijn uiteenzetting op zijn eigen website, ‘maar als er grenzen overschreden worden, heb ik er geen moeite mee om dit principe los te laten.’ Hierna volgde een analyse over de nederlaag van het Oranje-elftal in Tsjechië en liet Cruijff het principe los. Einde Dick Advocaat, schrijf dat maar op.
Zoals Cruijff is ook Beckenbauer genadeloos. Het verschil is dat Cruijff nu al jaren aan de kant blijft staan roepen, iets wat je van Beckenbauer niet kunt zeggen. Franz is alles: voorzitter van Bayern, interimcoach als trainers als Erich Ribbeck of Otto Rehhagel worden afgedankt, voorzitter van het Organisatiecomité voor de wereldbeker 2006, iets in de Duitse Voetbalbond, iets bij Adidas, iets in zaken, en een keer of zes getrouwd, al dan niet met maîtresses van tijdens vorige huwelijken, hun moeders of hun dochters. Het is zelfs voor de specialisten van de roddelpers niet eenvoudig om er klaar in te zien. Vergeleken met dat van Franz is het huwelijksleven van Johan Vande Lanotte transparant.
Het heet dat grote voetbalclubs moeten worden geleid door gewezen grote voetbalspelers. Dat beweren althans veel gewezen grote voetbalspelers. De juistheid van hun betoog is nooit bewezen. Veel grote spelers zijn zodanig geschift dat men ze maar beter ver van wat voor bestuursfunctie ook verwijderd kan houden. Maar bij Bayern is het de huisstijl geworden. Niemand evenaart hen op dat gebied. Beckenbauer voorzitter, Rummenigge vice-voorzitter, Uli Höness manager, en Gerd Müller achter de bar. De belangrijkste vier functies in de club zijn dus in handen van vier van de belangrijkste clubcoryfeeën.
Leiders, Führer met aanzien, dat heeft een Duitse vereniging nodig. Bayern heeft door de jaren heen niet alleen naast maar ook op het veld altijd leiders gehad. Franz Beckenbauer, Paul Breitner, Karl-Heinz Rummenigge, Lothar Matthäus, Stefan Effenberg… Na het vertrek van Effenberg is die rol nu weggelegd voor Michael Ballack, 27 en dus op het toppunt van zijn sportieve kunnen. Goed eerste seizoen in München maar één zwakte: hij wordt onvoldoende gehaat door de tegenstanders. Matthäus en Effenberg, dat waren kerels die door hun onmetelijke arrogantie vriend en vijand tot razernij brachten. Wat een zalig moment was het niet toen PSV-trainer Eric Gerets midden in de match van zijn bank sprong en Matthäus een mep rond zijn verwaande oren gaf. Zo is Ballack niet, en daarom durven wij eraan te twijfelen of hij echt de status van zijn roemruchte voorgangers kan overnemen. Maar dat is niet zo erg: op de bank heeft Bayern wél een ijzeren patron zitten: Ottmar Hitzfeld, de fröhliche Franz die in ’98 bij Borussia Dortmund werd weggeplukt en aan een ongebruikelijk lang verblijf in München bezig is. Hitzfeld won zowel met Borussia als met Bayern de Champions League, hem hoef je de knepen niet te leren.
Met Bayern is dus alles mogelijk. Anderlecht moet het voor ogen houden en voluit zijn kans gaan. Tot in de 93e minuut. Al mogen we ook niet al te naïef zijn. Niet voor niets rolt het in het Olympiastadion telkens van de tribunes: ‘Marmor, Stein und Eisen bricht, aber FC Bayern nicht.’ Drafti Deutscher, weet u het nog? Weine nicht wenn der Regen fällt, damdam, damdam. Es gibt einen der zu dir hält, damdam, damdam. Uli Höness tegen Frau Müller.
Koen Meulenaere
En toen ontplofte Uli Höness.