Vertrouwensartsencentra worden overstelpt met noodoproepen over mishandelde, ver- waarloosde en seksueel misbruikte kinderen.

Geweld tegen kinderen bestaat overal ter wereld en is van alle tijden. Het gaat niet enkel om de tragische dood van Loubna, An en Eefje, Julie en Mélissa, maar om misbruik van duizenden anonieme kinderen. Daar kan Marjan Michiels over meepraten. Ze is kinderarts en directeur van het Vertrouwensartsencentrum (VAC) van Antwerpen. Dat VAC is, samen met dat van Brussel, het oudste van het land, en Marjan Michiels werkt er van bij het prille begin in ’79. ?Niemand had ooit kunnen denken dat het zulke proporties zou aannemen. Elk jaar opnieuw hopen we dat het aantal oproepen zich zal stabiliseren, maar het blijft stijgen. In ’88 kreeg het Antwerpse VAC nog maar 354 meldingen, in ’96 waren dat er 1705, en die hadden betrekking op 2186 kinderen : per melding was meer dan één kind het slachtoffer. En die getallen gelden enkel voor de provincie Antwerpen.?

Heeft u een verklaring voor die toename ?

MARJAN MICHIELS : Ze volgt uit verschillende factoren. Jarenlang bleef kindermishandeling, verwaarlozing of seksueel misbruik een taboe : het werd verborgen gehouden of genegeerd. De eerste jaren van onze werking kregen we van overal kritiek en tegenkanting. Als wij aan zoiets durfden denken, waren wij gestoord. Wij waren de geperverteerden en geobsedeerden. Ook professionelen werkten tegen. Artsen vonden dat wij ons niet hielden aan het beroepsgeheim, gerechtelijke instanties wilden liever alles zelf regelen, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg oordeelden dat het VAC overbodig was omdat zij al werkten met mishandelde kinderen. Er kwam pas een eind aan het voortdurend palaberen toen in ’87 minister voor Gezin en Welzijnszorg Rika Steyaert (CVP) per decreet uitvaardigde dat elke provincie een Centrum voor Hulp bij Kindermishandeling moest krijgen. Dat decreet gaf ons het mandaat om te werken met kindermishandeling. De bekendheid van het centrum groeide, waardoor men er ook vaker een beroep op doet. De problematiek van kindermishandeling wordt ook beter en sneller onderkend als men weet waar men hulp kan vragen.

Waarin onderscheidt een VAC zich van andere diensten ?

MICHIELS : Het VAC is een meldpost voor vermoedens van kindermishandeling en kan zich richten tot jongeren en gezinnen, zonder dat de vraag van hen uitgaat. Door het mandaat van ’87 kunnen wij eisen om kinderen te zien, ook achter de rug van ouders om. Andere structuren, zoals een PMS of een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg, hebben altijd de toestemming van de ouders nodig.

In een VAC moet altijd een arts werken, voorts zijn er pedagogen, psychologen en maatschappelijk werkers om een oplossing te zoeken zonder tussenkomst van gerechtelijke instanties. Intrafamiliaal geweld komt doorgaans terecht in de hulpverlening, meestal zonder medeweten van justitie.

Waarom stelt het VAC de hulpverlening centraal en niet de straf ? Mishandeling en misbruik zijn toch strafbaar ?

MICHIELS : Het is een complexe situatie. Bij intrafamiliaal geweld hebben de betrokkenen niet alleen een slachtoffer-pleger-relatie, maar ook een gezins- of familierelatie. Een kind vraagt ook zelden of nooit dat de pleger wordt gestraft of in gevangenis wordt gestopt, noch dat het zelf in een instelling wordt geplaatst. Het kind wil dat het misbruik ophoudt zonder er iets bij te verliezen. Daar komt nog bij dat een rechtbank en een straf nooit hetzelfde effect kunnen sorteren als een VAC. Bij een VAC moét de dader de feiten erkennen en er de verantwoorlijkheid voor opnemen. Via het gerecht komt alle verantwoordelijkheid weer bij het kind terecht : als je op de woorden van het kind de dader in de gevangenis stopt, heeft het een stem in de straf, en dat is voor een kind ondraaglijk.

Merkt u een andere evolutie in de meldingen, behalve de toename ?

MICHIELS : Aanvankelijk kregen we vooral meldingen in verband met kindermishandeling en -verwaarlozing. Amper vijf procent betrof seksueel misbruik. In ’84 – ’85 liep het aantal meldingen van seksueel misbruik op tot één op twee. Nu is dat nog zo’n dertig procent. De eerste jaren wisten we vaak niet wat we ermee aanmoesten. Het is fout te denken dat vooral psychopaten en zwaarcriminelen zich vergrijpen aan kinderen. Zulke voorvallen zijn oneindig veel zeldzamer dan intrafamiliaal seksueel geweld. Meer dan tachtig procent van alle meldingen houdt verband met geweld in het gezin. De meeste gevallen van kindermishandeling en seksueel misbruik gebeuren thuis, door personen die verondersteld zijn voor de kinderen te zorgen.

Als u spreekt over intrafamiliaal seksueel geweld, bedoelt u dan incest ?

MICHIELS : Die term is te beperkend. De definitie van incest is : ?seksueel contact tussen bloedverwanten die geen huwelijk met elkaar kunnen aangaan.? Intrafamilaal seksueel geweld is veel breder. Het betreft om het even welke volwassene in een ouderrol, iedereen die in het gezin een machtspositie heeft tegenover het kind, waardoor het kind niet nee kan zeggen. Doorgaans zijn de plegers vaderfiguren, maar het zijn vaker niet-biologische dan biologische vaders : pleeg-, stief- of adoptievaders. Het hoeft niet de partner van de moeder te zijn. Soms is het een occasionele vriend van de moeder, of een broer, of een grootvader.

Wie zijn de slachtoffers ?

MICHIELS : Kinderen van elke leeftijd. Twaalf procent van hen zijn jonger dan drie jaar. Meer meisjes dan jongens zijn slachtoffer, niet enkel van seksueel geweld, ook van mishandeling en verwaarlozing.

Wie brengt het VAC van het misbruik op de hoogte ?

MICHIELS : Op enkele uitzonderingen na, kent het VAC de identiteit van de melder altijd, maar voor de betrokken ouders blijft die anoniem. De jongste jaren zijn de helft van de melders professionelen, zoals artsen, onderwijzers, een PMS. In de andere vijftig procent van de gevallen gaat het voor de helft om zelfmeldingen : het slachtoffer, de pleger of een ander gezinslid, soms de moeder van het kind. Anders zijn het mensen uit de omgeving van het gezin : buren, grootouders, kennissen. Zij maken zich zorgen om het kind.

Lopen niet veel verdachtmakingen binnen ?

MICHIELS : Dat onderzoeken is onze eerste taak. Zo omzichtig mogelijk verifiëren we de melding, proberen we een volledig en juist inzicht te krijgen in de aard, ernst en omvang van het probleem. Die informatie verzamelen we bij anderen, die vanuit hun beroep een objectieve beoordeling van de situatie kunnen geven, bij voorkeur mensen die hun beroepsgeheim met het centrum kunnen delen, de huisarts of de school, bijvoorbeeld.

De kans op valse meldingen is bij de politie groter dan bij een VAC. Bij ons hebben mensen niets te winnen met een valse melding. Wij ondernemen geen acties die de vermoedelijke pleger in diskrediet brengt. Wij sturen er geen politie op af. We zijn wel extra voorzichtig als er een echtscheiding in het spel is. Is het geen touwtrekkerij, of een poging om het bezoekrecht af te schaffen ? Als een kind na een weekend bij de vader thuiskomt met de boodschap : ?Papa heeft een stokje in mijn poep gestoken?, is het logisch dat je als moeder zeer ongerust bent, terwijl dat stokje misschien gewoon een koortsthermometer was.

Veruit de meeste valse meldingen gebeuren niet met opzet. Mensen verzamelen pas na rijp beraad de moed om ons te bellen. Een melding bij het VAC is een vraag om hulp, geen verraad. Als het vermoeden gefundeerd is, en het kind is groot genoeg om erover te kunnen praten, willen we dat het naar het VAC komt voor een gesprek.

Wat moeten we ons voorstellen van een gesprek met een misbruikt kind ?

MICHIELS : Zo’n kind praat nooit spontaan, het is bang en beschaamd. Het heeft er ook geen taal voor, kent de juiste woorden niet. Een kind zal nooit vertellen dat het papa oraal moet bevredigen. Wij kunnen iets vragen in de trant van : ?We horen van andere kinderen dat ze aan de piemel van papa moeten zuigen, moest jij dat ook ??

Dat is wel een zeer suggestieve manier van ondervragen.

MICHIELS : Inderdaad. Maar aan de reacties zie je genoeg. Bewijzen van dergelijke feiten zijn er meestal niet : net zoals je niet kunt bewijzen dat er seksueel misbruik plaatsvond, kan niemand bewijzen dat het niet gebeurde. Bewijzen zijn ook niet nodig, toch niet in de juridische zin. Wij bouwen onze diagnose op het gedrag van kinderen en op hun antwoorden op vragen als : ?Wat zou er gebeuren als je het vertelt ?? Je weet al veel als het kind antwoordt. ?Mijn papa zegt dat niemand mij ooit zou geloven.? Of : ?Opa zou naar de gevangenis moeten en dat wil ik niet.? Of : ?Hij zegt dat ik dan naar een instelling moet.? Ook het antwoord op de vraag of papa, of opa, of wie dan ook, ooit gezegd heeft waarom hij het doet, spreekt boekdelen. ?Om mij voor te bereiden op later.?

Waarom doen die mannen het ?

MICHIELS : Dat vragen kinderen ook : ?Waarom doet hij dat met mij ?? Dat blijft de grote vraag. We weten er nog altijd het fijne niet van. De plegers zijn zeker niet allemaal pedofielen. Vaak zijn het mannen die alleen op een seksuele manier kunnen tonen dat ze van iemand houden. Veel plegers groeiden zelf op in een incestueus gezin : of hun zussen werden misbruikt, of vader zat in de gevangenis voor dezelfde feiten. Intrafamiliaal seksueel geweld is tegelijk machtsmisbruik en seksueel misbruik. Feministen beweren dat het niks te maken heeft met seks maar alles met macht, maar je kunt die twee niet van elkaar losmaken. Seksueel misbruik is de ultieme onderdrukking. Waarom verkrachten soldaten in elke oorlog de vrouwen van de vijand ?

Liegt een kind nooit als u het ondervraagt ?

MICHIELS : Zeer zelden. Soms voelen wij intuïtief dat er iets niet klopt, maar je kunt je niet permitteren om te zeggen dat je het niet gelooft. Je merkt het aan bepaalde signalen. Verhalen die altijd maar sterker worden, een kind dat zegt : ?Je gelooft mij niet, hè ?? Een kind dat misbruikt is, zegt dat nooit. Het gaat ervan uit dat niemand het zal geloven. Maar ook kinderen die de verhalen zelf bedenken, nemen we ernstig. Aan de basis van hun verzinsels liggen serieuze problemen. Als een kind liegt, heeft het daar altijd een reden voor. Het kind wil, bijvoorbeeld, de nieuwe vriend van mama niet in huis, het wil de eigen papa terug.

Hoe helpt u een kind dat misbruikt is ?

MICHIELS :Alle kinderen denken dat het hun eigen schuld is. Wij beginnen met de schuld en de verantwoordelijkheid bij hen weg te nemen. Wij leggen hen onze strategie uit : proberen het misbruik te stoppen en het gerecht erbuiten te houden, want daar zijn ze doodsbenauwd voor. We zullen hen eerst in veiligheid brengen, en dan papa en mama uitnodigen om te komen praten. Aanvankelijk willen kinderen daar dikwijls niets over horen, na een tijd gaan de meesten akkoord met onze werkwijze. Ze hebben zelf zoveel geprobeerd om het misbruik te ontlopen : zich slapende houden, vermijden alleen te zijn met die man…

Is een uitnodiging om naar het VAC te komen, hoe vriendelijk ook, niet altijd een bedreiging ?

MICHIELS : De pleger zit er doorgaans veeleer rustig bij. Hij is erop voorbereid dat het ooit aan het licht komt. Vaak is hij opgelucht : hij wou er al lang mee ophouden, maar kwam er niet toe zelf hulp te zoeken. Het werken met de pleger is vaak gemakkelijker dan met de moeder. Voor haar is de confrontatie met onze diagnose een schok. Zij is meestal de persoon die het het laatst te weten komt, en haar wereld stort in. De jongste jaren eisen we dat de vrouw op de hoogte is van het misbruik en dat ze mee naar het VAC komt.

Geloven moeders u ?

MICHIELS : Dat is de grootste angst van kinderen : mama zal het niet geloven. Het gros van de moeders heeft er de grootste moeite mee. Als een moeder het meteen gelooft, is er ook iets niet pluis, want dan heeft zij hem er altijd van verdacht. Gewoonlijk zegt zij iets als : ?Het is onmogelijk, want ik ben altijd thuis.? Maar misbruik hoeft geen uren te duren. Aanrakingen, ’s nachts naar de kinderkamer gaan : dikwijls gebeurt het terwijl zij de vaat doet of slaapt. De moeder verwijt het kind vaak ook dat het niets heeft verteld. Maar elke pleger wil dat het kind zwijgt, zeker tegen de moeder. Een pleger geeft er altijd een uitleg aan die het kind wel moet geloven, want de dader is een machtsfiguur die het allemaal veel beter weet. Die kinderen nemen niemand in vertrouwen, maar hoe langer het misbruik duurt, hoe minder geloofwaardig ze worden. Al die jaren hebben ze gezwegen en het zogenaamd goed gevonden. Vaak snappen ze niet wat hen overkomt. Misbruik is ook niet meteen een verkrachting. Het begint met spelletjes, met kietelen op ongewone plekjes, en met stapjes gaat het geleidelijk verder. Wanneer zouden ze dan beginnen praten ? Gisteren was het nog oké, en vandaag ineens niet meer ?

Soms zijn we weken bezig een moeder ervan te overtuigen dat haar kind de waarheid zegt. Veel van zulke moeders hebben zelf een verleden van seksueel misbruik. De pijn van hun eigen voorgeschiedenis kan zo groot zijn dat ze de pijn van hun kind er niet bij kunnen nemen.

Geeft een dader snel toe ?

MICHIELS : Aanvankelijk ontkent hij alles of gedeeltelijk, probeert het te verdoezelen, bagatelliseert de feiten, praat ze goed als seksuele voorlichting, of beweert dat het kind het heeft uitgelokt. Sommige kinderen vertonen inderdaad uitdagend gedrag. Maar dat is een overlevingsstrategie, een vorm van controle : ?Als het dan toch moet, dan liever wanneer ik het wil.? Kinderen zitten ermee dat ze het soms uitlokten, en dat gebruikt de pleger ook tegen hen. Maar gewoonlijk geeft hij toch toe. Daar kan hij alleen maar voordeel bij hebben : als hij meewerkt, hoeft hij niet naar de politie of de rechtbank. Die kans is te nemen of te laten. Ons maakt het niet uit of de ouders een hulpverleningscontract met ons afsluiten of niet. Het kan ons niet schelen of die man verkiest in de gevangenis te zitten of bij een therapeut, als er maar een einde komt aan het misbruik. Dat contract is niet vrijwillig, en zeker niet vrijblijvend. Wij gebruiken druk om iets gedaan te krijgen.

Wat houdt zo’n hulpverleningscontract in ?

MICHIELS : De pleger neemt de verantwoordelijkheid voor zijn daden op en stelt dat het kind onschuldig is aan het geleden onrecht. Dat is een hoofdvoorwaarde. Een andere is : de veiligheid van het kind waarborgen. Als de moeder de kant van het kind kiest wat wenselijk is, maar lang niet altijd het geval moet die man het huis uit, minstens voor drie maanden. Hij moet er voor blijven zorgen dat er thuis nog geld is. Met de moeder mag hij uiteraard contact hebben, met de andere kinderen in het gezin eventueel ook, maar niet met het kind in kwestie. Ook niet telefonisch.

Een andere voorwaarde van het contract is dat de pleger in therapie gaat, en de therapeut toestemming geeft om ons op de hoogte te houden. Op die manier houdt het VAC controle op de gang van zaken en kan de reguliere hulpverlening zuiver therapeutisch werken. Aanvankelijk deden wij beide : controle en hulpverlening. Maar dan raak je niet van het gezeur af : ?Mag ik nog niet terug naar huis ?? De pleger kan niet marchanderen bij zijn therapeut, want die heeft daar niks over te vertellen, daarover beslist het VAC. De therapeut krijgt dus meer ruimte en VAC heeft een stok achter de deur. Als de pleger het contract niet naleeft, zetten wij andere stappen, eventueel gerechtelijke.

Moet u die stok achter de deur vaak gebruiken ?

MICHIELS : Het systeem werkt meestal. Het hulpverleningscontract blijkt goed voor alle partijen, zowel voor ons, de melders, de hulpverleners, de ouders en de kinderen. Het succes van onze strategie valt vooraf niet altijd in te schatten. Soms denken we dat het een fluitje van een cent zal zijn, maar moet de politie er toch aan te pas komen. Andere keren weten we van tevoren zo goed als zeker dat het zal mislukken, maar elk kind moet de kans krijgen op een oplossing buiten het gerecht om. Het blijft dus mogelijk dat er toch politie aan de deur komt. Van een kind dat jaren gedwongen was om te zwijgen, en dat eindelijk de moed heeft gehad om te spreken, kun je niet verlangen dat het opnieuw zwijgt. Misschien dienen anderen wel klacht in bij politie of rijkswacht.

Kunnen kinderen seksueel misbruik verwerken ?

MICHIELS : De gevolgen kunnen zeer erg zijn. Onderzoeken in psychiatrische instellingen wijzen uit dat een op drie van de patiënten een verleden hebben waarin kindermishandeling een cruciale rol speelde. Misbruikte kinderen komen ook vaak in de prostitutie terecht : zij waren altijd al een object, met hen en hun wensen werd geen rekening gehouden. Zij leerden dat zij alleen maar deugden voor seks, dan willen ze het nu op hun eigen condities, en er nog geld mee verdienen ook.

Misbruikte kinderen zijn blijvend geschaad, maar met een goede begeleiding kunnen ze er op termijn mee leren leven. Voor het verwerkingsproces is het zeer belangrijk dat het kind weet dat het zelf geen schuld treft, dat het misbruik ophoudt en dat de pleger er de verantwoordelijkheid voor opneemt. Een kind dat geen hulp vindt, blijft opgroeien met het idee dat het zelf slecht is.

En de moeders van misbruikte kinderen, kunnen zij het de dader vergeven ? Vooral als hij ook hun partner is ?

MICHIELS : Ook dat is niet te voorspellen. De ellende van seksueel misbruik is veel groter dan die van het kind. Een heel netwerk van mensen wordt getraumatiseerd. Niet alleen de moeder, vaak de hele familie. Neem het voorbeeld van een grootvader die zijn kleindochter seksueel misbruikt, en dat vroeger bij zijn dochters ook had gedaan. Opa komt naar het VAC, oma moet meekomen, en die weet nergens van. Noch van haar eigen dochters, noch van haar kleinkinderen.

Als de pleger een opa of een oom is, onstaan er vaak twee kampen in de familie die lijnrecht tegenover elkaar staan : zij die het wel geloven, en de anderen die het voor onmogelijk houden. Dat veroorzaakt breuken in de familie.

Geef de pleger een naam, en je krijgt problemen. Als de plegers allemaal psychopaten waren, was het simpel, maar van eerbare burgers weigert men het te geloven.

Minister-president Laurette Onkelinx van de Franse Gemeenschapsregering, wil een meldingsplicht. Houdt dat geen risico in van een heksenjacht ?

MICHIELS : In Amerika bestaat dat al. Iedereen, ook mensen met een beroepsgeheim worden vervolgd als ze het verzwijgen. Bij meldingsplicht blijft de vraag : aan wie ? Dat is niet uitgeklaard. Aan een VAC ? Aan justitie ? In het laatste geval is een heksenjacht niet denkbeeldig. Maar ook als ze bij een VAC moeten melden, ontstaan er problemen. Door de explosieve aangroei van oproepen is alles ons al over het hoofd gegroeid. Het VAC heeft al een antwoordapparaat moeten aansluiten, een meldingsstop moeten invoeren. Maar het is toch immoreel om de bevolking gevoelig te maken voor de problematiek, aan te sporen tot melden, en dan niet te kunnen zorgen voor gepaste ondersteuning of hulp ? Om wachtlijsten te moeten aanleggen ? En intussen komen er dagelijks tien tot twintig nieuwe meldingen, bovenop de lopende dossiers.

In de regel is de tussenkomst van het VAC van korte duur ?

MICHIELS : De overheid zegt dat het VAC enkel de meldingen moeten aannemen. ?Zet de trechter maar goed open, hou de drempel laag, laat iedereen maar opbellen. Daarna zorgen jullie dat de hulpverlening op gang komt, want er zijn voldoende hulpdiensten in Vlaanderen.? Helaas, zo werkt het niet. Tussen melding en doorverwijzing zit heel veel werk, maar dat wil de overheid niet horen, want dat houdt in dat er meer geld en meer middelen moeten vrijkomen.

Als het VAC een melding krijgt, duurt het weken of maanden vooraleer wij kunnen doorverwijzen. We moeten eerst een diagnose stellen, de veiligheid van het kind waarborgen, de ouders met de mishandelingsfeiten confronteren, elke gezinslid afzonderlijk ondersteunen : de man bij één therapeut, de moeder bij een andere, het kind bij nog een andere. Liefst willen wij ook eventuele broertjes en zusjes zien : aan het ?lievelingetje? wordt veel meer toegegeven dan de anderen, het krijgt extra gunsten, al is het maar in de vorm van meer affectie. We moeten ook het hulpverleningscontract opstellen en de controle houden over de uitvoering ervan. Als blijkt dat de pleger bedreigend blijft en het kind niet echt veilig is, vragen we beschermende maatregelen voor het kind en wordt het buitenshuis geplaatst. Maar de weinige opvangcentra die nog bestaan, zijn overvol. Als we dan eindelijk kunnen doorverwijzen, hebben alle kinderdiensten en ook de diensten voor volwassenen wachtlijsten van drie tot zes maanden. Dat is toch onverantwoord ?

Griet Schrauwen

Waarom doet hij dat met mij ?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content