Congolese volksschilders bekijken 50 jaar republiek in de Warande.
Gi Mateusen, in een vorig leven werkzaam voor Van Pool tot Evenaar op tv, raakte in Congolese toestanden geïnteresseerd toen hij etnografische films van zijn ‘nonkel pater’ uit de jaren dertig terugvond. Hij bleef voldoende geconnecteerd in zwarte netwerken om voor de Turnhoutse Warande de exposities O Congo en Futur Congo samen te stellen. Ze tonen zowat hetzelfde: een halve eeuw onafhankelijkheid doorheen schilderijen van Congolese straat-, stads- of volksschilders. Die verkopen hun waar op markten en komen ook met publiciteitsopdrachten aan de kost. ‘Je vindt er geen affiches’, zegt Mateusen. ‘Reclame wordt rechtstreeks op de muren geschilderd.’
O Congo toont de eerste generatie, die soms nog op meelzakken schilderde. De stijl is vals naïef, de inhoud politiek kritisch, de waarde groot – want opgepikt door Europese collectioneurs. Chéri Samba, de meest veelzijdige, verzacht een bittere ondertoon met geestige beeldvondsten. Tshibumba schilderde en becommentarieerde op verzoek van de Duitse antropoloog Johannes Fabian de geschiedenis van Congo in 100 schilderijen. Ze behoren tot de collectie van het Tropenmuseum in Amsterdam. Enkele kwamen naar de Warande. Eén toont de nationale held Patrice Lumumba, dood op de grond, bevlekt met bloed. ‘In het geloof van de Simba’s en de mensen uit het oosten, waren ze beschermd tegen kogels als ze geïntroduceerd waren in de cultus: als ze mai mai riepen, zouden de kogels in water veranderen’, zegt Mateusen. ‘In dat geloof kon Lumumba dus ook niet met kogels zijn vermoord. Zo ontstond een legende dat hij met een machete is afgemaakt, vandaar die bloedplek.’
In Futur Congo hangen de jongeren. Door Mateusen gevraagd om in de toekomst te kijken, graven ze – op enkele escapades in een kosmopolitisch Utopia na – met verve en ironie in de prangende episodes van de postkolonisatie, en eerder voorzichtig in de democratie van Kabila. Geschoold aan de academie van Kinshasa, schilderen ze met de nodige zwier. Ik volg Mateusen op zijn rondleiding voor zwarten in het kader van een inburgeringsproject. Een Congolees, lid van de oppositiepartij UDPS, neemt spontaan zijn taak over. Geen detail ontgaat hem, alle taferelen kloppen met wat hij zelf aan den lijve meemaakte. In O Congo herkent hij een scène uit de Mobututijd. Een militair trapt met zijn laars op de getande metalen gordel, bevestigd boven de genitaliën van een ondervraagde. ‘Dan moest je inderdaad bloed pissen’, zegt hij.
In Futur Congo, bij A la conquête du pouvoir door Sapin-Art., klaart de hemel op. Een reusachtige haan, symbool van een nieuw begin, begeleidt een verkiezingsmars van de UDPS. ‘Bij ons zou er een leeuw bij moeten staan’, grapt Mateusen. Een leeuw bij een haan? Onmogelijk, zijn de zwarten het eens. ‘Les lions bouffent les coqs, ça c’est clair.’ Gelach.
Jan Braet