Bij seksueel misbruik van kinderen, zijn alle betrokken partijen hulpbehoevend. Het misbruikte kind, in de eerste plaats. Maar ook de dader en de moeder van het kind.

DIT ZAL ZEKER gelezen worden, ” voorspelt Eric Schoentjes van het Brusselse vertrouwenartscentrum. “Incest en andere vormen van seksueel misbruik liggen goed op de markt. Het valt op dat onze maatschappij een veel grotere tolerantie heeft voor emotionele verwaarlozing of fysieke mishandeling dan voor seksueel misbruik. Er moeten maar enkele gevallen uitkomen of de mensen schreeuwen moord en brand, en zetten politici onder druk om haastig maatregelen te nemen. Wat we hier zien aan seksueel misbruik, is echter slechts een exponent van wat er zoal misloopt in onze maatschappij. “

Griet Proost, medewerkster van het vertrouwenscentrum van Antwerpen, is zich ook bewust van het schrikeffekt dat media-aandacht voor bepaalde vormen van seksueel misbruik kan genereren. “Vaak komen alleen de meest sensationele feiten in de pers. Momenteel is er heel wat te doen rond pedofilie. Op andere vormen van seksueel misbruik, vooral dan op incest, blijft echter een sterk maatschappelijk taboe rusten. De feministische golf van de jaren zestig en zeventig vestigde wel de aandacht op seksueel misbruik binnen het gezin, maar inmiddels blijkt er een tegenbeweging aan de gang : herinneringen van slachtoffers worden in twijfel getrokken, de nood aan specifieke hulpverlening eveneens. “

Ondertussen lopen er elk jaar duizenden meldingen van kindermishandeling fysiek, emotioneel of seksueel binnen op de zes Vlaamse centra voor hulpverlening inzake kindermishandeling, beter bekend als vertrouwenartscentra. De rol van die centra is niet duidelijk afgebakend : moeten ze het familiaal geweld aanpakken met behulp van politie en juridisch apparaat, of trachten het gezin door louter terapeutische interventie opnieuw op een goed spoor te brengen ? Of beperkt de rol van het vertrouwensartscentrum zich zoals minister van Welzijn en Gezin Wivina Demeester (CVP) vindt tot het noteren van de meldingen en het doorverwijzen ervan naar andere, al langer bestaande hulpverleners ?

BUITENGERECHTELIJK.

Willy S. zat maandenlang in de gevangenis. Hij werd er door zijn ex-vrouw van beschuldigd hun vierjarig dochtertje te hebben misbruikt. Het kind vertoonde een scheurtje aan de ingang van haar vagina. Willy S. beweert dat hij onschuldig is, dat het scheurtje niets met hem te maken heeft. De rechter oordeelde er geruime tijd anders over. Elders worden andere vonnissen geveld. Een vrouw die met een gelijkaardige aanklacht steun zocht bij het gerecht, ving bot. De rechter meende dat, tenzij het kind sporen zou vertonen van sperma, de aanklacht niet ontvankelijk verklaard kon worden. De vader behoudt het bezoekrecht. Maria V. vertelt : “Als ik bij de jeugdrechter kom, zegt hij dat ik de kinderen opstook. Hij vraagt of ik dan gezien heb wat mijn man deed. Dat is toch een domme vraag. Mijn man ging dat toch niet voor mijn ogen doen. ” Dat haar dochtertje bovendien verkracht werd door haar eigen vader, waar Maria V. een toevlucht zocht toen ze wegging van haar man, dat durft ze al helemaal niet te vertellen aan het gerecht. Uit schrik nog minder geloofd te worden.

Griet Proost : “Nog heel wat politiemensen en magistraten getuigen van vooroordelen naar gescheiden vrouwen toe. Het zal er haar wel om te doen zijn het bezoekrecht ongedaan te maken, klinkt het dan. In Antwerpen is er een goede samenwerking tussen het vertrouwensartscentrum en het juridisch apparaat. Maar de vertrouwenartscentra opteren duidelijk voor een buitengerechtelijke aanpak. Daar sta ik vanuit de praktijk heel erg achter. In sommige gevallen stelt zich echter het probleem van de bescherming van het kind. Dan moet je durven samenwerken met het gerecht. “

“Soms stappen mensen dadelijk naar een politiekantoor met een misbruikt kind, ” zucht Proost. “Het is schrijnend hoe men daar vaak omspringt met slachtoffertjes. Zo’n kind zit in een kale kamer en zegt : papa heeft mij gepoept. Waarop de agent : weet jij wat dat is, poepen ? Het kind, geïntimideerd, geeft geen antwoord. De agent konkludeert dat er niets gebeurd is. Gelukkig verandert die houding langzamerhand. Een minderheid van de afdelingen leidt agenten op in slachtoffervriendelijke aanpak. In Nederland staan ze daar veel verder mee. Daar hebben ze kindvriendelijk ingerichte kamers en meer speciaal getraind personeel dan bij ons. “

GEHEIMHOUDING.

“Het beveiligen van het kind dat gesproken heeft moet centraal staan in de hulpverlening”, stelt Griet Proost. “Je moet de situatie bekijken vanuit het kind. Zolang ik zwijg, gebeurt er niets, redeneert het kind. Zwijgen is veilig, hoe paradoksaal dat ook moge klinken. Vergeet niet dat de dader het kind vaak bedreigd heeft met moord, gevangenis of verbeteringsgesticht, als het zou spreken. Maar in uitzonderlijke situaties, bijvoorbeeld als de vakantie nadert en het kind weet dat het alleen zal zijn met de dader, geraakt het soms in paniek en spreekt toch. Vaak wordt het niet geloofd. Papa of broer dekken het misbruik in door te zorgen dat ze naar de buitenwereld een onbesproken gedrag hebben, waardoor de verklaringen van het kind vaak op ongeloof onthaald worden. Daardoor voelt het kind zich een tweede keer verraden, en kan de dader nog meer dan vroeger ongestraft zijn gang gaan. Het kind trekt niet zelden zijn of haar verklaring in. Want nu wordt bewaarheid waarmee papa gedreigd heeft. Het vraagt een geduldig luisteren naar het kind alvorens aktie te ondernemen. Het kind is heel onzeker over wat de toekomst zal brengen. Je moet dan ook zien dat het slachtoffer voldoende opgevangen wordt als het zijn verhaal doet. En vooral : beveiligd. Voor de veiligheid van het kind eisen wij vaak van daders dat ze het gezin tijdelijk verlaten. Ondertussen bekijken we met alle gezinsleden afzonderlijk hoe de situatie het best tot een oplossing gebracht kan worden. “

Ook in het Brusselse vertrouwensartscentrum, dat niet samenwerkt met het juridisch apparaat, wordt de dader doorgaans gevraagd het gezin tijdelijk te verlaten. Medewerker Johan Galle : “Binnen het gezin vinden wij dikwijls motiverende faktoren voor de dader om mee te werken met ons. Als man en vrouw willen samenblijven of als de man zijn kinderen wil blijven zien, dan beseft hij dat hij zelf baat heeft bij gesprekken met ons. Wij van onze kant respekteren de konfidentialiteit. Onze uiteindelijke bedoeling is gezinnen over de vloer te krijgen die zeggen : er gaat iets mis bij ons. Wij hebben hulp nodig. “

Wat gebeurt er met de geheimhouding als de dader na een tijdje blijkt te hervallen ? Johan Galle : “Van bij het begin worden er klare afspraken gemaakt met die dader. Ik ben geen vrijblijvende terapeut. De prioriteit in onze werking ligt bij het kind. Als het misbruik zich zou herhalen, moeten verdere maatregelen genomen worden om het kind te beveiligen, dat stellen we duidelijk. Dat kan betekenen dat de dader zijn kind niet meer ziet. Of de situatie veilig blijft of niet, weten we gewoonlijk door de terapie van het kind. Daarom is het zo belangrijk de dader te behandelen in de kontekst van het gezin. Alleen door met alle betrokkenen te praten, kunnen we een vrij goed inzicht krijgen in wat er precies gebeurd is. Bovendien zullen we op die manier ook het snelst te weten komen, mocht de dader in herhaling vallen. We kunnen beter inschatten of de situatie veilig is voor het kind en of de hulp baat. Tot nu toe is er nog geen recidive gemeld in het kader van de behandeling. “

ROLOMKERING.

Hoe ziet een dader van seksueel geweld er eigenlijk uit ? Johan Galle : “Daar zijn veel studies over verschenen. Seksueel misbruik komt in alle lagen van de bevolking voor. Wij hebben de indruk dat het echt niet alleen om tyrannieke, autoritaire types gaat. Er zitten ook heel wat daders bij die superaangepast lijken. Die de indruk wekken voor iedereen goed te willen doen. Wij zien hier veel gezinnen met wat men een dubbele moraal noemt : de eigen daden stroken niet met de morele visie die ze voorhouden aan hun kinderen. Er wordt gezegd dat veel plegers van seksueel misbruik, als kind zelf misbruikt geweest zijn. Dat is zeker niet altijd zo. Wel maakten ze vaak een vorm van mishandeling mee. Dat kan fysieke mishandeling zijn, emotionele verwaarlozing door de ouders, of vernedering door vrouwen. Dit in kombinatie met een vaak afwezige vaderfiguur zorgt voor een onderontwikkelde persoonlijkheid, iemand die niet op een gezonde manier voor zichzelf en voor zijn eigen noden kan opkomen. “

Mark Luyten van het centrum voor geboorteregeling en seksuele opvoeding in Aalst : “Ken je het fenomeen van de rolomkering ? Ik zit in een vergadering waar men zo hard praat dat ik niet gehoord word. Dat is een onmachtsituatie. Wat doe ik ? Ik sta recht en begin te bulderen. Toegepast op plegers van seksuele misdrijven kun je zeggen : de grote verdwijntruuk van de pijn is de rolomkering. Waar ze zich vroeger zelf vernederd voelden, gaan ze nu in de andere pool : zelf slachtoffers maken, wat aangenamer is dan slachtoffer zijn. Als dit fenomeen zich een aantal keren voordoet, wordt het een gedragsstijl, maakt het deel uit van de persoonlijkheid. “

Hoe behandel je daders van seksueel geweld ? Mark Luyten : “De dader stelt gewoonlijk zijn eigen miserie centraal : mijn vrouw wil niet meer van mij weten, mijn kinderen willen mij niet meer zien. Voor wie hier in de kontekst van een probatieregeling komt : opgepakt worden door de politie, in voorarrest zitten, moeten voorkomen…, wat denk je niet dat dat allemaal betekent voor mij ? In daderterapie gaat het er nu vooral om dat de dader verantwoordelijkheid neemt voor wat gebeurd is. Omgedraaid kom je zo uit bij de onschuld van het slachtoffer. Ik vraag de dader, bijvoorbeeld, een verontschuldigingsbrief te schrijven aan het slachtoffer. Die krijg ik dan in handen. Dat trekt op niets. Daar staat bijvoorbeeld in : je kwam toen op mijn kamer. Alsof die beslissing van het slachtoffer kwam. Dat klopt niet, daar is vaak iets aan voorafgegaan. Dat verzwijgt hij. Dan zeg ik : terug naar af. Opnieuw beginnen tot het klopt. Vaak voert de dader allerlei argumenten aan om zijn gedrag te rechtvaardigen : ze vond het toch zelf ook fijn. Of : vaders moeten hun kinderen seksueel voorlichten.

De terapie eist van de dader dat hij stilstaat bij de leefwereld van het slachtoffer. Mijn eerste kliënt vandaag was een pedofiel die jongetjes over hun geslachtsorgaan streek in het park. Een van de jongetjes was zo bang dat hij in zijn broek plaste. Wat denk je dat dat voor dat manneke betekende, vroeg ik. Wat betekent het voor u dat u in uw broek plast ? Ah, ja, uit schrik. Dat inleven in het slachtoffer is geen eenvoudig proces bij deze mensen. Pas als we zover zijn, komt het eigen verhaal van de dader aan bod, wat hij zelf allemaal meemaakte in zijn jeugd. “

EERHERSTEL.

Mark Luyten : “Tenslotte moet er een soort eerherstel voor de dader komen. Dat is nog wat anders dan het gebeurde rechtvaardigen. Het is een belangrijke taak van de terapeut de dader als mens te aanvaarden en te respekteren, erkenning geven aan de menselijke waarde van die man. Het gerecht doet dat niet : die richt de aandacht op het te veroordelen gedrag, van eerherstel is geen sprake. Als zijn straf erop zit, wordt die man gewoon de straat op gesjot. Als de probatie er op zit, volgt niet eens een eindevaluatie.

Daders vreten twee keer zoveel energie als gewone kliënten, omdat je met dubbel zoveel weerstand zit. Veel terapeuten weigeren met daders te werken. In onze opleiding worden we getraind om mensen te begeleiden die lijden. En dan worden we ineens gekonfronteerd met mensen die doen lijden. Dat vergt van de hulpverlening een draai van 180 graden. De samenwerking met justitie schiet vele hulpverleners ook in het verkeerde keelgat. Ze voelen zich dan de uitvoerder van straf. De beul. “

“Precies omwille van de grote de weerstand van veel terapeuten om met daders te werken, is het larie te zeggen dat er genoeg hulpverleners zijn, ” meent Griet Proost. Ze is het niet eens met Wivina Demeester die stelt dat vertrouwensartscentra gezinnen net zo goed kunnen doorverwijzen naar het netwerk van al langer bestaande organizaties. “Zo simpel ligt het in de realiteit niet. Het is misschien mogelijk, als er een hele boel voorbereiding aan voorafgaat. We hebben hier te maken met gezinnen in een krisissituatie. Ze kunnen bijna nergens terecht. Bovendien gaat er van deze gezinnen zelf doorgaans geen hulpvraag uit. Het vertrouwensartscentrum moet veel hulpverlenend werk verrichten alvorens te kunnen doorverwijzen. En naar wie, dan wel ? Een onderzoek, dat Miet Smet vijf jaar geleden deed uitvoeren, toonde hoe weinig hulpverleners weten over incest en over de aanpak ervan. “

ROUWPROCES.

Hoe zit het nu met de kinderen die misbruikt werden, en met de moeders van die kinderen ? Uit de hier verzamelde getuigenissen bleek dat het gebeurde vaak een blijvende tol eist : gebroken vertrouwen in het leven, psychosomatische klachten, depressiviteit, suicidaliteit, slaap- of seksuele problemen. Tegelijk betreft het veelal volwassenen en kinderen die kracht en kreativiteit toonden in het overleven van en omgaan met moeilijke situaties. Hen het etiket “slachtoffer” opplakken helpt hen weinig vooruit.

Kinderen onder druk zetten om de vaak nog aanwezige liefde voor de dader te loochenen, kan veel verscheurdheid veroorzaken. Het kind wil dat het misbruik stopt. Het wil niet noodzakelijk dat de dader nooit meer terugkeert, of dat het gezin uit elkaar valt. Dikwijls ziet het slachtoffer de dader nog altijd graag, als hij grappen maakt, of samen met hen naar het museum gaat, of vliegers oplaat.

Evenmin is de vrouw altijd de monsterlijke moeder die het misbruik gedoogde, en er in een aantal gevallen zelfs aktief aan meewerkte. Soms is ze onwetend. Soms is ze zelf slachtoffer van de man en had ze niet de moed het huis te verlaten. Annie G. : “Ik groeide op met de instelling : als je van je kinderen houdt, moet je wat kunnen verdragen van je vent. Ik miste in mijn leven iemand die mij zei : een man kan en mag dat nooit doen, er is nooit een ekskuus voor. Ik dacht dat het menselijk was. Als het misbruik aan het licht komt, dan reageren vele mensen geschokt en met ongeloof : dat kan toch niet. Want de dader heeft een heel systeem opgebouwd, waardoor het misbruik niet herkend wordt. Hij handelt als de goede vader : de kinderen naar school brengen, ze ’s avonds in bed stoppen, enzovoort. Maar ook al reageert iedereen met ongeloof, van de moeder wordt verwacht dat ze het onmiddellijk zal geloven.

Moeders hebben begeleiding nodig. Ze gaan door een rouwproces, want ze hielden ooit van die man. En ze zitten met een enorme schuld. Ik wilde zowel mijn man als mijn dochter geloven, en maakte mezelf zoveel verwijten : ik hoorde toch te weten wat er gebeurde. Nu, ik had zelf heel wat van mijn man te lijden gehad en ik had schrik voor mijn kinderen. Maar als moeder voortdurend rijkswachtertje spelen, dat is geen huwelijk meer, dat is een scheiding. Omwille van mijn kinderen ben ik bij mijn man gebleven, maar dat is me later zuur opgebroken. “

De hulpverlening wijst de moeder doorgaans op het belang zich achter het kind te scharen, omdat dat een positieve faktor is in het verwerkingsproces van het kind. Maar ook als de moeder zich achter het kind zet, betekent dat niet noodzakelijk dat ze ophoudt haar man lief te hebben. Annie G. vervolgt : “Ik voel me verschrikkelijk dat dit mijn dochters overkwam. En dan te denken dat ik hen altijd leerde begripvol te zijn naar mijn man toe. Ik zag hem als een klein, verloren jongetje dat liefde nodig had. Ik wou hem zo graag de thuis geven die hij als kind nooit had. Ik legde mijn dochters uit hoe belangrijk het was lief te zijn. Nu zie ik in dat deze nobele instelling het misbruik bedekt hield. “

Maria V. beschrijft haar huidige situatie : “Ik voel mij een gebroken vrouw, door iedereen verlaten en alleen. Ik heb geen zin meer om uit huis te komen want op straat staan ze altijd te roddelen of mij na te gapen. Ik kan daar niet meer tegen. Voor mij heeft het leven geen zin meer. Als ik geen kinderen had, zou ik er niet meer zijn. Het ergste is wel dat mijn man volledig bezoekrecht kreeg, zodat ik elk weekend in angst zit dat de feiten zich zullen herhalen. “

Griet Proost : “Onze eerste prioriteit is het kind. Maar de moeder heeft vaak even veel steun nodig. De hele mentaliteit speelt misbruiksituaties in de hand. De idee dat mannen hun seksuele drang niet zouden kunnen beheersen, bijvoorbeeld. Of de mentaliteit van elkaar niet aanraken enerzijds, en in elke aanraking iets seksueels zien anderzijds. In sommige gezinnen wordt nooit geknuffeld. Als de vader van bij het begin bij de verzorging van het kind zou betrokken zijn, zou hij zich meer inleven in zijn kind. Dan is het minder waarschijnlijk dat het tot zulke vormen van machtsmisbruik komt. In gezinnen waar misbruik voorkomt, maken principes als eert uw vader en uw moeder en de vuile was niet buitenhangen dat slachtoffers weinig geneigd zijn het misbruik aan het licht te brengen. “

Ria Goris

Vooral op incest blijft een taboe rusten.

Als kinderen worden beloond omdat ze “lief” zijn, vergroot dat de onzekerheid.

Er worden meer meisjes dan jongens gemeld : 57,5 procent in 1991, 69,2 procent in 1993.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content