Maakt God een comeback?
We zitten niet in een tijdperk van verandering, beweert Guido Venheeswijck, maar in een verandering van tijdperk. Hij hoopt via het ecologische denken het transcendente te redden.
Op 4 september 476 viel het West-Romeinse Rijk. De laatste keizer, Romulus Augustulus, werd toen door Odoaker van de troon gestoten, maar de ondergang was natuurlijk al een paar eeuwen aan de gang. We kunnen ons voorstellen dat sommigen toen opmerkten dat ze in een tijdperk van verandering leefden, net zoals wij dat vandaag weleens doen − alleen was er meer aan de hand. Zij maakten een verandering van tijdperk mee, meent Guido Vanheeswijck in Tegendraadse beschouwingen, en wij net zo zeer.
Om dit punt sterk te maken duikt de auteur Vanheeswijck de ideeëngeschiedenis in en toont hij dat grote paradigmaverschuivingen niet op alle terreinen tegelijkertijd plaatsvinden. Eerst ontstaat er een nieuw wereldbeeld, daarna volgt een nieuw mensbeeld en als laatste is God aan de beurt. Het duidelijkst zien we dat tijdens het ontstaansproces van de moderniteit. In de zestiende eeuw zorgden wetenschap en technologie voor de onttovering van de wereld. Copernicus opperde dat de aarde rond de zon wentelde en Vesalius ontheiligde het menselijk lichaam door het open te snijden omdat hij er de werking van wilde kennen. Het duurde nog een eeuw voor ook het mensbeeld veranderde, en wel met Descartes, die beweerde dat hij bestond omdat hij dacht. Het luidde een tijdperk van individualisme en autonomie in dat pas in de eerste helft van de twintigste eeuw tot een hoogtepunt kwam met het algemeen stemrecht. En dat was meteen ook het moment dat God de deur werd gewezen. Die had al die tijd redelijk goed standgehouden, maar na de Tweede Wereldoorlog was het definitief gedaan. De kerken liepen leeg.
Er is weer meer aandacht voor het transcendente.
Vandaag zien we een soortgelijke verandering van tijdperk aan het werk, beweert Vanheeswijck, emeritus hoogleraar filosofie aan de universiteiten van Leuven en Antwerpen. Stond het moderne wereldbeeld door de kwantummechanica en haar onzekerheidsbeginsel al danig onder druk, de huidige klimaatcrisis en het inzicht dat de mens niet los te zien is van de natuur, maken het nog veel ongeloofwaardiger. Daar is het nieuwe tijdperk dus al ingetreden. Maar niet op het vlak van het mensbeeld, dat nog steeds blaakt van het liberale optimisme, al zien steeds meer mensen in dat die ongeremde vrijheidsdrang onhoudbaar is, willen we de planeet leefbaar houden. En dan het godsbeeld nog, want daar is het Vanheeswijck natuurlijk allemaal om te doen. Vandaag is God zo ver weg dat er zelfs niet meer over gesproken wordt, geeft hij toe, maar spiritualiteit en een gevoel voor het transcendente lijken aan een comeback bezig. Hij haalt Pankaj Mishra aan, maar hij had net zo goed naar Karen Armstrongs nieuwste boek, Sacred Nature, kunnen verwijzen, of naar de honderden andere denkers en schrijvers die een bijna religieuze omgang met de natuur om ons heen bepleiten.
Met zijn theorie over de ongelijktijdige gelijktijdigheid van tijdperken is Tegendraadse beschouwingen een regelrechte openbaring. Vanheeswijck heeft echt wel een punt wanneer hij beweert dat de slinger die ooit heel ver doorsloeg naar het mechanistische wereldbeeld al een tijdje de andere, meer transcendente kant aan het uit gaan is. Maar of dat God zal terugbrengen, durven we toch te betwijfelen.
Guido Vanheeswijck, Tegendraadse beschouwingen, Op zoek naar houvast in een verandering van tijdperk, Pelckmans, 160 blz., 22,50 euro.