‘LUIK: WAAR DE MENSEN ELKAAR GRAAG ZIEN’

Oud-voetbalbondscoach Robert Waseige houdt innig van zijn thuisstad, zaterdag het decor voor ‘Le Grand Départ’ van de Ronde van Frankrijk. ‘Het wordt een groot volksfestijn.’

DOOR JEF VAN BAELEN

Een proloog van 6,4 kilometer trapt zaterdag de 99e Ronde van Frankrijk af. Start en aankomst van deze korte tijdrit liggen aan het Luikse Parc d’Avroy. Pal in de binnenstad, geen honderd meter van het gezellige jachthaventje aan de Maas.

Een zeer fraaie locatie, vindt ook Robert Waseige, oud-voetbalbondscoach, opper-Luikenaar en sportfan in hart en nieren. Hij neemt de komst van de Tour graag te baat om de lof te zingen van zijn geliefde metropool. ‘Luik heeft, terecht, de reputatie een uitzonderlijk gastvrije stad te zijn. Wie de Tour hier komt volgen, gaat een gemeenschap ontdekken die veel te bieden heeft, waar het goed toeven is en de mensen warm zijn en elkaar graag zien.’

Robert Waseige is al enkele jaren met pensioen, maar oogt nog altijd bijzonder kwiek. Verliefd als hij is op de Vurige Stede, lijst de ge-wezen succescoach graag zijn favoriete buurten op, Luikse parels die de bezoeker zeker niet mag missen.

Waseige: ‘Onovertroffen zijn de grote boulevards: de Boulevard de la Sauvenière en de Boulevard d’Avroy. Zij zijn in feite het kloppende hart van Luik. Die rol moeten ze, sinds de ingrijpende werken in het stadscentrum, meer en meer delen met de vernieuwde buurt rond het gemeentehuis en uiteraard de Place Saint-Lambert. Dat is het chique Luik, het deel van de stad dat gezien wil worden.

‘Natuurlijk zijn er ook minder fraaie buurten, zoals in iedere stad met een verleden, maar die worden de laatste jaren stelselmatig aangepakt. Een goed voorbeeld is het station van Luik-Guillemins. Een imponerend baken van mo-derniteit, van de hand van de Spaanse toparchitect Santiago Calatrava. Er is een groot contrast tussen het modernisme van het station en de wat verouderde straten daaromheen.’

Past dat dure station daar wel?

Robert Waseige: Ik vind van wel. Minder mooie plekken kunnen een monument op een bepaalde manier nog mooier maken, als u begrijpt wat ik bedoel. Het totale plaatje van Guillemins klopt, al is er inderdaad veel weerstand geweest tegen het nieuwe station. Men vreesde het traditionele Luik kwijt te spelen aan het moderne. Maar als je zolang in een stad leeft als ik, en je hebt wijken zien evolueren, begrijp je dat je je nooit kunt of mag afsluiten voor vernieuwing, want daar gaat een stad aan kapot.

Trouwens, wie het echte, traditionele Luik wil leren kennen, raad ik de volksbuurten aan de andere kant van de Maas aan. Daar ligt La République Libre d’Outre-Meuse, een wijk die zich in 1927 officieel onafhankelijk heeft verklaard. ( lacht) In die buurt vind je nog de plezierige folklore van uit mijn jeugd. Bezoekers van de Tour moeten zich in La République maar eens laten vermaken door marionet Tchantchès en zijn vrouw Nanesse. Of beter nog: kom op 15 augustus terug, wanneer La République haar nationale feestdag viert. Wittekes à volonté!

In Luik kunnen we feesten, wees daar maar zeker van. Iedere ge-legenheid is goed. Je mag nu al met zekerheid stellen dat de komst van de Ronde van Frankrijk één groot volksfestijn wordt.

Treffen we u op de Tourstart?

Waseige: Nee. Ik ben wielerliefhebber, ik volg het zelfs vrij goed, maar ik kijk liever op tv. Er is sfeer wanneer je bij zo’n grote koers langs de kant staat, dat wel, maar de renners zijn weg voor je het beseft. En ik ben een sportfan, ik wil de wedstrijd volgen. Dat lukt makkelijker vanuit je eigen huiskamer dan wanneer je op straat kijkt of zelfs wanneer je in een volgwagen zit.

Wat ik wel de moeite vind, is de voorstelling van de ploegen. Die gaat door op donderdag, op de Place Saint-Lambert. Op zulke momenten speelt het wielrennen zijn unieke troef uit, namelijk dat de atleten nog bereikbaar zijn. Toch een groot verschil met voetbal. Wanneer kun je als fan nog je voetbalidolen aanspreken? Wanneer de bus aankomt, vlak voor de match. Als je veel geluk hebt, neemt de vriendelijkste speler van de ploeg dan de tijd om zijn supporters één, maximaal twee foto’s te gunnen. Daarna komt de ploegmanager hem tot de orde roepen.

Wielrennen en voetbal hebben een totaal andere sportcultuur. Daar is maar één reden voor en dat is het geld. In de koers verdient men ook goed, maar wel pas wanneer de persoonlijkheid van de jonge atleet gevormd is. Zelfs de meest getalenteerde coureur wordt pas vanaf zijn 23, 24 stevig betaald. Een voetballer die een beetje talent heeft, kan als prille tiener al groot geld scheppen. Maar een gamin van die leeftijd verliest snel de trappers door al die centen. En zijn omgeving nog gemakkelijker, is mijn ervaring.

Nee, ik pas voor de Tourstart, ook al is het amper een paar kilometer van mijn deur. Ik kom niet zo vaak meer buiten, weet u, zeker niet als het druk wordt. Ik ben ook geen jonge man meer, hè. Dat voel ik aan mijn knie, mijn heup, mijn rug, en niet te vergeten aan de vier hartbruggen die ik elf jaar geleden heb laten steken.

Sinds mijn pensioen doe ik het kalm aan, zonder daarom stil te vallen. Mijn week ziet er zo uit: maandag en vrijdag doe ik revalidatietrainingen voor mijn hart. Dinsdag ga ik naar de film. Woensdag dineer ik met mijn zonen in het Italiaans restaurant van oud-voetballer Moreno Giusto. En donderdag zit ik op de schoolbanken van de Luikse Universiteit voor de Derde Leeftijd, waar ik sociale en culturele antropologie studeer. Zo interessant! Ik heb spijt dat ik niet eerder met die wereld in contact ben gekomen.

U bent toch ook sportief manager bij Club Luik?

Waseige: Ja, maar dat is meer een papieren titel dan dat die job echt iets inhoudt. Ik ga iedere zondag kijken, dat wel, maar eigenlijk sta ik daar vooral om de trainer en de teammanager uit de wind te houden. Dat zijn serieuze mensen, met passie voor de club, die ik graag op mijn bescheiden manier steun.

Is Club Luik de ploeg van uw hart of toch Standard?

Waseige: Ik was een gamin van negen toen ik bij Club Luik mijn eerste aansluitingskaart tekende. Natuurlijk blijft die club voor eeuwig een bijzondere plaats innemen, maar de ploeg van mijn hart… Eerlijk gezegd denk ik aan alle clubs waar ik werkte met veel genegenheid terug. Ook aan Lokeren, Brussels of het woelige Charleroi van Abbas Bayat. De leukste tijd had ik bij Winterslag, de eerste club die ik coachte. Ook omdat ik toen nog zo jong was, uiteraard. Hoe ouder je wordt, des te meer je beseft dat jeugd een groot goed is. Iedereen houdt te weinig rekening met het voortschrijden van de tijd. Totdat die op is.

Vanzelfsprekend neemt ook Standard een belangrijke plaats in mijn leven in. De club riep mij driemaal, toch een bewijs dat je goed werk geleverd hebt. Jammer dat het de laatste keer amper voor twee maanden was, maar ach. Bij Standard heb ik de grootste ontgoocheling uit mijn carrière opgelopen, maar niet toen bij dat ontslag. Ik heb het over het seizoen ’94-’95, toen we de titel op één match na misten. Je kunt het uiteraard niet terugdraaien, maar van die match heb ik spijt. Zo’n grote prijs had mooi op mijn erelijst gestaan. Maar ja, ik heb nooit de rijkste clubs geleid.

Nee, u werkte altijd bij de underdog.

Waseige: Dat is zo. Het paste bij mijn karakter, denk ik. Nu, Standard was in mijn tijd op zijn minst een stevige underdog, al stond de club in de hiërarchie wel achter op Anderlecht en Club Brugge.

In 2008 en 2009 speelde Standard kampioen. Eindelijk, na jaren vol sportieve ontgoochelingen. Wat hebben die successen betekend voor Luik?

Waseige: Niet zo heel erg veel. De stad heeft kunnen jubelen, de fans beleefden een mooi moment, een lichtpunt in de calvarietocht die ieder leven onvermijdelijk is. Maar het heeft Luik niet arrogant of hoogmoedig gemaakt. Deze stad en club beseffen dat ze niet de evenknie van Brussel en Anderlecht zijn, hoogstens een ambitieuze uitdager. En dan nog alleen als er hard gewerkt wordt en het geluk een beetje helpt.

Hoe gaat uw vroegere poulain Marc Wilmots het doen als bondscoach?

Waseige: De bond had geen betere keuze kunnen maken. Marc is een natuurlijke leider met een grote voetbalkennis. Hij speelde op het hoogste niveau, kent de Rode Duivels door en door én bezit een diploma van de prestigieuze Sportschule van Keulen. Zijn cv is met andere woorden perfect. Bovendien hebben belangrijke spelers verklaard dat hij hun voorkeur wegdroeg en het is niet evident voor een speler om een coach zo openlijk te steunen.

Marc zal resultaat halen, maar men moet hem laten doen. Hij is een vrije, trotse man die vanuit het hart spreekt en nooit liegt. Maar mocht hij ervaren dat de bond hem een schoonmoeder probeert op te solferen, iemand die zaken achter zijn rug regelt, zal het vlug voorbij zijn.

Is zijn taak moeilijker dan de uwe vroeger?

Waseige: Alles wordt moeilijker, dus ik ben geneigd om ja te zeggen, al heb ik het als bondscoach zeker niet gemakkelijk gehad. Ik moest vechten tegen een mij slecht gezinde Vlaamse pers en meer bepaald tegen één journalistiek meesterbrein dat het op mij niet begrepen had. Hij was een persoonlijke vriend van Georges Leekens en had achter de schermen veel invloed op zijn collega’s. Ik kwam na Georges, en kon en mocht dus geen succes hebben, want dat zou slecht afstralen op Leekens. En ik was een Waal. Geen Vlaming, geen Brusselaar, maar een Waal. Dat maakte mij in sommige kringen sowieso quantité négligeable. Er waren er genoeg die dachten: die Waseige gaat het niet lang uithouden. Maar ik kwam met passie, vastberaden om iets goeds te doen voor het Belgische voetbal. En met Vince Briganti en Jacky Munaron had ik twee trouwe adjuncten op wie ik altijd kon bouwen en die mij nooit zouden verraden, ook al hebben journalisten hen daartoe proberen te verleiden.

Mijn termijn bij de nationale ploeg was in feite één groot gevecht met de pers. Het dieptepunt was tijdens het WK van 2002, met die persconferentie waar nog één journalist kwam opdagen. Gedaan om mij te treffen, maar eigenlijk vond ik dat hilarisch. Zelden zo gelachen als die dag. Magritte au football. Ach, journalisten. Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar ik heb altijd op hun vragen geantwoord, zelfs al waren die venijnig bedoeld. Mijn wapen was de humor, jammer genoeg mocht ik ervaren dat de journalisten mijn grapjes meestal niet snapten.

Bondscoach zijn is niet gemakkelijk. Je moet hard werken om binnen zo’n groep getalenteerde individuen een ploeggeest te smeden. Gelukkig beschikte ik over enkele sleutelspelers die hun zelfdiscipline en werkethiek aan de anderen opdrongen. Gert Verheyen was daarin belangrijk. En Wilmots was mijn verlengstuk op het plein. Die begreep perfect waar ik tactisch heen wou. Hij stuurde zijn medespelers de juiste kant op.

Heeft Wilmots zelf een Wilmots?

Waseige: Dát is een goeie vraag. En een belangrijke, want een coach kan zich pas onderscheiden wanneer de spelers zich aan zijn tactisch plan houden.

Ik zie drie spelers die die rol kunnen opnemen. De eerste is uiteraard Vincent Kompany, die bij Manchester City bewijst een leider te zijn. De tweede is Eden Hazard, die je na zo’n grote transfer meer verantwoordelijkheid mag geven. Hazard is verkocht voor veertig miljoen euro, een degoutant bedrag, maar zo draait de wereld nu eenmaal. Hij zit voortaan bij de sterren aan tafel. Zo’n speler is vanzelf belangrijk, iemand waarnaar de rest automatisch opkijkt.

De derde Rode Duivel in wie ik een verlengstuk van de trainer zie, daarmee ga ik u verrassen, is Marouane Fellaini. Ik vind dat Marouane te lang niet voor vol aangezien werd bij de nationale ploeg. Hij is een Noord-Afrikaan, heeft een wat komiek coiffure: dan denken de mensen al snel dat hij een speelvogel is. Maar ik moet zeggen dat Fellaini mij in die match op Engeland aangenaam verraste. Hij voetbalde met autoriteit, dirigeerde het tempo van de wedstrijd en was de beste man van het veld. En dat tegen de Engelsen hè, toch geen sukkelaars. Fellaini speelt zeer fysiek, in zijn slechtste momenten op het vicieuze af, maar hij gáát er wel altijd voor. Net wat ze vroeger ook van Wilmots zeiden.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content