Twee weken geleden stond op deze pagina een stuk over de hoofddoek dat werkelijk nergens op sloeg. Zelden zo’n etnocentrisch stuk gelezen dat een zwaar verlangen naar een ‘samenleving als een homogeen geheel’ uitademde, én bol stond van de conceptuele fouten. Een Vlaamse moslima die een hoofddoek draagt, zou zich niet willen aanpassen, en zou bijgevolg geen plaats hebben in onze samenleving… De hoofddoek als inzet van het ‘integratiedebat’? Had je gedacht! Het hoofddoekendebat, daar is in feite geen oogje vet meer op.
De versluierde inzet van het integratiedebat ligt op de werkvloer. Op de arbeidsmarkt is de vertegenwoordiging van ‘allochtonen’ ronduit catastrofaal: de werkzaamheidsgraad (het percentage werkenden in de bevolking tussen 15 en 64 jaar) bedraagt voor autochtonen 61 procent, terwijl die voor allochtonen tussen de 26 en de 51 procent ligt (niet-EU-15-burgers, cijfer 2005, nvdr). De nieuwe Belgen van de tweede en derde generatie moeten het met andere woorden met een pak minder startkansen stellen dan hun (groot-)ouders. Ze hebben te kampen met een werkloosheidsgraad die twee tot drie keer hoger ligt dan die van de autochtone medeburger – voor de laag- én hoogopgeleiden welteverstaan. Structurele achteruitstelling door discriminatie en racisme op de arbeidsmarkt zijn anno 2007 nog altijd schering en inslag. Herinnert iemand zich nog de peiling die uitwees dat 80 procent van onze kmo’s liever geen allochtonen aanneemt? Dan moet er toch wel iets aan de attitude van menig werkgever schelen? Tijd voor de overheid misschien om het voortouw te nemen in de activering van sommige werkgevers.
Is dit niet dé grote uitdaging voor de komende regering? Yves Leterme (CD&V) zei het enkele maanden geleden al: ‘Diversiteit is een werkwoord.’ En eigenlijk zit hij er niet zo ver naast, want de diversiteitshype die ons overspoelt, heeft alles met werk te maken. Werk draagt bij tot de groei van de nationale koek, en hoe groter het bruto binnenlands product, hoe sterker de positie in de wereldeconomie. En hoe meer mensen aan de slag, hoe beter we gewapend zijn tegen de aanstormende vergrijzingsgolf.
Daarom onderschreef België in maart 2000 de Lissabondoelstellingen die de EU tegen 2010 in ‘de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld’ moeten transformeren, ‘in staat tot duurzame groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang’. Een van de hoofddoelstellingen van de Lissabonstrategie is het behalen van de 70 procentnorm tegen 2010. Dat impliceert een doordachte en integrale activeringspolitiek. Sindsdien is de Europese Commissie een groot pleitbezorger van het aanboren van de talenten van de kansengroepen (allochtonen, vrouwen, functiebeperkten en laaggeschoolden), om de doelstelling van ’70 werkenden per 100 inwoners’ te halen. Dit jaar is trouwens uitgeroepen tot het jaar van de gelijke kansen en de diversiteit.
Ingrid Pelssers (opdrachthouder Emancipatiezaken voor het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap) zegt hieromtrent dat ‘we tegen 2010 blij zullen zijn dat allochtonen voor de overheid willen werken, omdat we voor één op de vier banen gewoon niemand meer zullen hebben’, door de massale uitstroom van de babyboomgeneratie.
Eurocommissaris voor Gelijke Kansen Vladimir Spidla meent dat we nu nog veel talent ongebruikt laten omdat we vasthouden aan wat en wie we kennen. De instroom van mensen op de arbeidsmarkt is (naast onderwijs) de enige waarachtige hefboom tot integratie. Al op de middellange termijn zitten er voor het individu en de samenleving enorme sociale en economische terugverdieneffecten in. De klok tikt verder, en de economie trouwt de bruid zoals ze is. Een zoveelste schijndebat over de hoofddoek zal ons de dans niet doen ontspringen. Wel integendeel.
De auteur is verbonden aan het interculturele platform kif kif.
Bilal Benyaich