Voor de ambitieuze Vlaamse politicus is het Europees parlement geen doel op zich. De Europese lijsttrekkers bakten het erg bruin.
In een kiescampagne waarin de Europese thema’s nauwelijks aan bod kwamen, waagde De Zevende Dag het één keer om enkele Europese lijsttrekkers samen te brengen. Annemie Neyts (VLD), Frank Vandenbroucke (SP), Bert Anciaux (VU-ID21) en Miet Smet (CVP) legden de kijker toen het grote belang van de Unie uit. Bij sommigen trilde de stem toen ze aankondigden dat ze in het Europees parlement nagels met koppen zouden slaan.
Van het viertal trekt alleen Smet naar Straatsburg. De drie anderen zitten weer tot over hun oren in de Brusselse, de Vlaamse of de federale politiek. Zonder de minste moeite (Anciaux) of na grote twijfels (Vandenbroucke) ruilden drie lijsttrekkers hun Europees mandaat in voor een ministerportefeuille. Daarmee zetten ze nog eens dik in de verf dat het Europese parlementaire werk voor bekende Belgische politici niet op de eerste plaats komt. Het ministerschap krijgt voorrang, zelfs in een regering van pygmeeën.
Tijdens de campagne gaven (bijna) alle kandidaten nochtans de indruk dat de Europese eenwording, omwille van het eminent belang, absolute prioriteit genoot. Daarvoor zouden alle binnenlandse besognes moeten wijken. Alleen Neyts liet nog een ontsnappingsroute open. Ze had het over haar twee politieke liefdes: Europa en Brussel. Ze koos voor Brussel, maar ijverde tot het laatste moment om staatssecretaris voor Europese Zaken te worden en zou in dat geval het Brusselse niveau hebben verlaten voor het federale.
Enkele commentaarschrijvers bestempelden de aftocht van de lijsttrekkers als kiesbedrog. Dat is het ongetwijfeld. Maar evengoed kan het worden bekeken als een signaal: politici beschouwen het Europees parlement alleen maar als een wachtkamer. Terwijl ze er zitten, worden ze nog goed betaald ook. Hoewel ze altijd het tegendeel beweren – in privé-gesprekken zijn ze soms iets duidelijker -, hebben Belgische toppolitici geen hoge hoed op van het Europees parlement. Het is er misschien wel boeiend, maar het weegt zeker niet op tegen een portefeuille. Na één Europees mandaat hield Freddy Willockx (SP), lijsttrekker in 1994, het voor bekeken. Ook Magda Aelvoet (Agalev) die in 1994 Paul Staes het lijsttrekkerschap afsnoepte en als fractieleidster veel invloed in het parlement had, kondigde een jaar geleden al aan dat ze voor het Vlaams parlement zou kandideren. Ze schopte het tot federaal minister en vice-premier.
Voor politici die van de nationale politiek proefden, is het Europees parlement slechts ersatz. Te groot; te weinig nationale media; te ver van de dorpstoren, de nationale politiek en de eigen partijcenakels. Allemaal vrezen ze zoals Wilfried Martens (CVP) van de eigen partij te vervreemden en niet langer ingewijd te zijn in het geheim van de Belgische en Vlaamse goden.
Toch wordt er bij elke Europese verkiezing door toppolitici slag geleverd om het beste plaatsje op de lijst. Zo kwam het in 1994 tot een discrete maar bikkelharde krachtproef tussen Willockx en Vandenbroucke. Met Europa hebben zulke gevechten meestal weinig te maken. Een Europese kopplaats geldt zoals de senaatslijst als een soort Vlaamse pop-poll, en kan dus als een hefboom in de binnenlandse politiek gebruikt worden. In het Europees parlement daarentegen verliezen die voorkeurstemmen al hun betekenis.
Toen Anciaux aankondigde dat hij de Europese lijst zou trekken, was niet iedereen verbaasd. Al geruime tijd deed het gerucht de ronde dat Anciaux op een zitje in het Europees parlement aasde. Wat echter vragen opriep, waren de argumenten van het VU-boegbeeld. Anciaux sprak van senaatsmoeheid en een grotere beschikbaarheid voor zijn gezin. Kortom, praat in de privé-sfeer. Alsof een mandaat de individuele problemen van iemand moet oplossen.
Vandenbroucke gebruikte wel uitgesproken politieke argumenten. Hij stelde zich onmiddellijk een ambitieus en zinvol doel: controle van de Europese Centrale Bank (ECB) en parlementaire toetsing van het Europees monetair beleid. “Ik heb er zin in”, zei hij bij herhaling, “want het gaat om een van de belangrijkste dossiers van de Unie.” Toch verhuisde Vandenbroucke naar Sociale Zaken en Pensioenen, hoewel een Willockx stond te trappelen om deze portefeuilles te beheren. Om hem over de ontgoocheling heen te helpen, werd hij en niet Anne Van Lancker regeringscommissaris.
In de plaats van Anciaux komt de zeer degelijke Bart Staes. In het Europees parlement was die jarenlang de directe medewerker van Jaak Vandemeulebroucke. Vandenbroucke wordt opgevolgd door ene Peter Bossu, een West-Vlaming die in ecologie geïnteresseerd zou zijn. Beiden zullen zich de volgende vijf jaar ongetwijfeld te pletter werken om te bewijzen dat ze de promotie waard zijn. Toch hoeven ze zich weinig illusies te maken. De kans dat ze over vijf jaar een verkiesbare plaats krijgen, is vrijwel onbestaande. Staes zal opzijgeschoven worden voor een binnenlandse coryfee. Als West-Vlaming heeft Bossu niet eens uitzicht op de derde plaats, want die is Limburgs eigendomsrecht.
Zo verging het ook Philippe De Coene (SP). Hij kwam in 1994 als eerste opvolger in de plaats van Louis Tobback (SP) in het parlement en onderscheidde zich met hard werken en stevige dossiers. Toch moest hij wijken voor de Limburger Louis Vanvelthoven (SP) die in de Kamer plaats wou maken voor zijn zoon. De Coene is nu op zoek naar een baan, terwijl de SP vijf jaar Europese parlementaire knowhow verkwanselde.
Voor de meeste partijvoorzitters is het Europees parlement nauwelijks meer dan de voortzetting van het binnenlands partijgerommel. Voormalig minister van Arbeid Smet kan daarover boeiende dingen vertellen. En ook Ward Beysen (VLD). Als eerste opvolger op de liberale eurolijst vervangt hij Neyts in het parlement. Omdat hij in Antwerpen en het Vlaams parlement werd afgeblokt wegens te veel aanvaringen met de partijtop, “koos” hij voor Straatsburg. Daarmee voegt hij zich bij de drie andere Vlaamse europarlementsleden die er, bij gebrek aan beter, komen uitbollen.
Paul Goossens