Liefde op het tweede gezicht
De beredeneerde blik van Virginie Bailly, vastgelegd in een ‘Herbarium’.
De eerste blik op een kunstwerk is de doorslaggevende, zo nam ik altijd als axioma aan. En ik was niet de enige. Een steekhoudende uitleg, een schitterende theorie nam ik zelfs niet ter kennis indien het schilderij, de sculptuur, de installatie of video me bij hun eerste verschijning niet in materieel en esthetisch opzicht hadden weten te bekoren. Vermoedelijk is dat een burgerlijke houding, tot daar aan toe. Luciano Fabro (1936-2007), de grote, allesbehalve burgerlijke sculpteur uit de Arte Povera, sprak graag over sympathie tussen twee mensen, om de eerste toenadering van een kijker tegenover een werk te beschrijven. Sympathie als voorwaarde om tot een diepere relatie over te gaan.
Ik herinner me niet meer precies wat of wie ik in 2006 mooi of sympathiek vond op de groepstentoonstelling Freestate in de duinen van Bredene, op het terrein van het vervallen militair ziekenhuis. Het pas door galerie Transit uitgegeven boek ( Herbarium) over het werk van Virginie Bailly deed me eraan terugdenken hoe vreemd, misschien geïntrigeerd maar zeker ook afwerend ik had gereageerd op haar installatie Looking at the First Terrace. Nu, alleen onverschilligheid is dodelijk. En de rare houten constructie die leek omgewaaid, een hoop stenen in de vorm van een afgeknotte kegel, ze hadden het effect dat vogelverschrikkers horen te hebben op vogels. Verleid door de perfecte maatvoering waarmee Bailly’s schilderijen, installaties en video’s nu in het Herbarium zijn ingepast – ook in verhouding tot de teksten – gunde ik Looking at the First Terrace een tweede kans.
Tekstschrijver Frank Maes had gezien dat je de constructie (die hij vergelijkt met een kanon of een neergelegde schoorsteen) ook kunt betreden. Na een steile klim stond hij in de loop van het kanon, eigenlijk een kleine horizontale kijkopening. Die bood hem een uitzicht op de afgeknotte kegel en op het door een gat in de muur vrijgegeven binnenste van een militair gebouw. De kegel noemde Bailly zelf een folly of een fabriekje, geïnspireerd op Botticelli’s tekening van het vagevuur in Dante’s Divina Commedia. Maes herinnert zich dat Marcel Broodthaers ‘la fabrique’ als de ‘oude gietvorm van de rook’ omschreef, en maakt van Bailly’s kijkgat dan maar een ‘gietvorm van de blik’. Een blik die door het contrast tussen het duister in het kanon en het felle zonlicht buiten, de steenhoop slechts waarneemt als een troebele, vibrerende massa. Zo komt de essentie van haar oeuvre weer om de hoek kijken: ‘de bevraging van de ervaring van de omgevende ruimte’ en ‘de vertaling daarvan in een beeld’. Vijf jaar na datum speet het me dat ik Looking at the First Terrace niet op het eerste gezicht sympathiek had gevonden.
Jan Braet