Dit is het verhaal van Tijl van Limburg, de dief die zelfs de paus een geweten schopte. Het is een oud verhaal, dat straks door de theatermakers van De Queeste uit de vergetelheid teruggefloten wordt. En dat is geen toeval: het is niet alleen onze versie van Robin Hood. Het is ook een verhaal dat, zovele jaren later, blijft intrigeren. Omdat er nog altijd meer vragen in staan dan antwoorden.

In zaal 10 van het Rijksmuseum in Amsterdam, op de eerste verdieping, hangt het schilderij De liefdesbrief van Jan Vermeer. Een huiselijk tafereel: een vrouw met een luit ontvangt een liefdesbrief. Ze kijkt vragend op naar haar dienstmaagd. Groot is het schilderij niet: 44 x 38,5 centimeter. Maar wel een van de hoogtepunten uit de Gouden Eeuw van de Nederlandse schilderkunst.

Onderaan het schilderij, daar waar de bezem staat, is er iets. ‘Als je het niet weet, zie je het niet’, zegt de restauratrice van het Rijksmuseum. ‘Heel af en toe vraagt er iemand: “Mevrouw, daar aan die bezem, wat is dat…?”‘

Nee, dat heeft Vermeer niet gedaan. En het is ook niet te restaureren.

Een mens heeft op sommige momenten verhalen nodig. Of hij wordt gaga.

Het verhaal achter de kras van De liefdesbrief is een klassieker. ‘Was dit in Amerika gebeurd’, zeggen ze dan, ‘Spielberg had er allang een film van gemaakt.’

Maar het verhaal achter de kras is vooral een klassieker omdat het nog altijd gaat over het leven van nu.

MAANDAG 8 JANUARI 1979

‘Het heeft de Heer behaagd tot zich te roepen: de ziel van zijn trouwe dienaar Mario Roymans, geboren te Nerem op 14 juli 1950 en overleden in Luik op 5 januari 1979.’

Zo gaat een overlijdensbericht.

Een paar dagen eerder vonden politieagenten Roymans in de sneeuw. Ze dachten dat hij dronken was, maar er bleek meer aan de hand. Een paar dagen later sterft hij in het Bavièreziekenhuis in Luik.

Officiële doodsoorzaak: een inwendige bloeduitstorting. Maar er doen veel geruchten de ronde. Het hardnekkigste heet ‘zelfmoord’.

DONDERDAG 7 OKTOBER 1971

Halftwee ’s nachts, in een politiekantoor in Hasselt. Een jongen gaat op een stoel zitten. Hij stinkt naar de koeienstront.

‘Ik heb geen spijt, mijnheer’, prevelt hij. ‘Ik moest dat schilderij stelen.’

Hij pauzeert even en prevelt verder: ‘Twee weken geleden was ik op wandel in Brussel. Overal hing reclame voor de tentoonstelling Rembrandt en zijn Tijd in het Paleis voor Schone Kunsten. Ik kocht de catalogus. En las: ” De liefdesbrief van Jan Vermeer is het meesterwerk van deze tentoonstelling. Het staat op een ereplaats in het Paleis.” Ik vond het maar niks. Frans Hals, dat was goed. Maar De liefdesbrief?

‘De dag daarna wandelde ik de trappen van de Kunstberg op. En bezocht de tentoonstelling – de eerste keer dat ik in een museum kwam. Uren heb ik in de zaal van De liefdesbrief rondgehangen. Zo lang dat de bewakers op den duur argwaan begonnen te krijgen. “Ik heb hier een afspraak met mijn lief”, vertelde ik hen. Ze lachten. Plots zag ik een rommelkot. Toen niemand keek, heb ik mij erin verstopt. Ik wachtte tot de lichten een voor een doofden, de gesprekken van de zaalwachters uitstierven.

Ik kroop uit het kot en haalde De liefdesbrief van de muur. Dat ging heel makkelijk. Ik wou het onder mijn trui steken, maar het was veel te groot. Ik nam mijn breekmes, sneed het uit de lijst. En verstopte mij met het schilderij in de luchtkoker. Deed mijn schoenen uit, knoopte ze met mijn veters rond mijn hoofd. En zo, op mijn kousen, ben ik naar buiten geklommen, de trappen van de Kunstberg af. Daar waar het paard staat, reed er toevallig een taxi.

Ik stak mijn hand op en zei: ‘Tongeren.’ De volgende dag ben ik gaan solliciteren in Hotel Soetewey in Bolderberg. Ze zochten een kelner. Ik werd direct aangenomen, kreeg een kamer met een luchtmatras. Nam het schilderij vanonder mijn kleren en stak het in de kussenloop.’

ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1971

Het is een koude september. Henry Kissinger bezoekt Mao. De NAVO stuurt een verkenner naar Moskou. En Gaston Eyskens keurt de herziening van de werklozensteun goed.

Maar de kranten openen allemaal met de diefstal van De liefdesbrief. ‘Groot mysterie’.

Maar er worden ook vragen gesteld. De liefdesbrief is eigendom van het Rijksmuseum in Amsterdam, maar was uitzonderlijk uitgeleend aan het Paleis voor Schone Kunsten. ‘Was dit wel verantwoord?’ vraagt Het Parool zich hardop af.

‘Ik begrijp er volstrekt niets van’, zegt de directeur van het Paleis. ‘Iedereen in de wereld kent dat schilderij. Ze gaan dat nergens kunnen verkopen.’

De verzekeringsmaatschappij looft intussen twee miljoen frank uit voor elk bruikbaar spoor. Ze hebben ook weinig keuze: De liefdesbrief is verzekerd voor 264 miljoen frank.

ZATERDAG 2 OKTOBER 1971

Nog altijd geen spoor van De liefdesbrief.

Avond. In de Koningstraat, op de redactie van Le Soir, gaat de telefoon. Walter Schwilden, chef-basket, neemt op.

‘Hallo, bij Le Soir.’

-‘Goedenavond, mijnheer. U spreekt met Tijl Uilenspiegel. Ik heb De liefdesbrief.’

Stilte.

‘Kunt u dat bewijzen?’ vraagt Schwilden verbaasd. Hebt u foto’s?’

Tuut-tuut-tuut.

Een halfuur later, opnieuw telefoon.

‘Hallo, bij Le Soir.’

– ‘Ik nodig u uit om te komen kijken. Neem een fototoestel mee.’

‘Oké, goed. We zullen morgen afspreken.’

– ‘Nee, het moet nu gebeuren.’

Drie uur later. Walter Schwilden parkeert zijn lichtgroene BMW voor de kerk van Herk-de-Stad. Hij wacht. De klok slaat halftwee. Uit de mist doemt plots een rijzige figuur met een masker op.

‘Ik ben Tijl’, zegt hij. Hij blinddoekt Schwilden en neemt het stuur over van zijn BMW. Een halfuur later stopt hij bruusk, laadt iets in de BMW en rijdt weer verder. Nog een halfuur later zegt hij. ‘Doe uw blinddoek maar af, mijnheer Schwilden.’

Een doodlopende straat in een sparrenbos. Alleen de mist- en koplampen van de BMW branden. Het hart van Schwilden doet overwerk. In de lichtbundel van de lampen haalt Roymans De liefdesbrief tevoorschijn.

Schwilden neemt twee foto’s.

Op de terugweg vertelt Roymans zijn plan: er moet zo snel mogelijk 200 miljoen frank gestort worden op de rekening van Caritas Catholica voor de vluchtelingen van Oost-Pakistan. ‘Als dat gebeurt, geef ik De liefdesbrief terug. En als dat niet gebeurt, steel ik de andere 39 Vermeers.’

‘Waarom doet u dit allemaal?’ vraagt Schwilden.

‘Ik ben een wees, mijnheer’, antwoordt Roymans. ‘Ik kan er niet tegen dat mensen lijden.’

Aan de kerk van Herk-de-Stad nemen ze afscheid. ‘Hou u aan uw beloften’, roept Roymans nog. En rijdt met zijn bromfiets de mist in.

MAANDAG 4 OKTOBER 1971

‘Fantastische historie verlegt aandacht op Bengaals vluchtelingenprobleem’ kopt Gazet van Antwerpen.

Persconferentie in het Paleis voor Schone Kunsten. Arthur van Schendel, directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam, wandelt de Kunstberg op. Tot bij het Paleis. Tientallen fototoestellen flitsen.

‘We hebben hier blijkbaar te maken met een idealist’, zucht Van Schendel. ‘Maar de foto’s van Le Soir van vandaag waren zeer onduidelijk. Ik ben niet overtuigd dat het over de echte ‘Liefdesbrief’ gaat. Ik wil meer bewijzen. En dan kan er eventueel onderhandeld worden met die euh…. Tijl.’

De camera’s zoemen. Honderd kilometer verder, in Hotel Soetewey in Bolderberg, kijken kelner Mario Roymans en zoon-des-huizes Johan Durwael geamuseerd naar de beelden op televisie.

‘Geweldig, hè’, zegt Durwael tegen Roymans. ‘Ik sympathiseer met die Tijl.’

Roymans lacht en zegt: ‘Zou jij Tijl van Limburg graag ’s ontmoeten?’

‘Ken jij hem?’

‘Ja.’

‘Och zot, ge maakt mij maar wat wijs.’

Roymans wandelt naar buiten. Stapt in een telefooncel en tikt een nummer in.

MAANDAG 10 SEPTEMBER 2007

Duizenden manen later. Mao en de vluchtelingen in Oost-Pakistan zijn allang dood. En Gaston Eyskens nog langer. En op de spoorwegbrug aan de Kuringer Steenweg in Hasselt, ter hoogte van het JET-benzinestation, staat nog altijd de leuze ‘LEVE TIJL’.

De witte letters zijn na zesendertig jaar serieus aan het vervagen, maar ze doen nog altijd hun werk. ‘Ik dacht vroeger dat het een slogan was van een Vlaams-nationalist’, zegt Christophe Aussems van theatergezelschap De Queeste. ‘Tot ik hoorde dat het over Tijl van Limburg ging. Toen ik zijn verhaal hoorde, dacht ik direct: daar wil ik een theaterstuk over maken. Maar hoe dieper we in zijn leven begonnen te graven, hoe groter het mysterie werd.

‘Zijn advocaat vertelde me: “Als ik vandaag een tweede geval Mario Roymans zou moeten pleiten, zou ik zeker zeggen dat hij depressief is. Had ik dat toen gezegd: ze hadden mij opgesloten.”

‘Daar is wel iets van. Roymans groeide op in Nerem, een boerengat niet ver van Tongeren. Zijn moeder is vroeg gestorven. Zijn vader had een bouwbedrijf in Spanje, maar keek nauwelijks naar hem om. Hij werd opgevoed door zijn zus en grootmoeder. Mario doolde wat rond, was vooral heel eenzaam. Iemand die het ook moeilijk had met de vooruitgang.

‘Hij wil paracommando worden. Op een bepaald moment heeft een van zijn medesoldaten een ongeval in Marche-les-Dames. Hij wil bij zijn vriend blijven, maar de commandant geeft het bevel door te gaan. Hij negeert dat bevel, vliegt in het cachot.

‘Dat typeert hem wel: hij was een idealist. Iemand die ook altijd alles weggaf wat hij had. Zo is het ook gegaan met die diefstal. Hij zag op televisie beelden van hongerende mensen in Oost-Pakistan. Vandaag zijn we dat soort beelden wel gewend. Maar toen… Het is allemaal heel impulsief gegaan. Tijl wist niet eens waar Oost-Pakistan lag. Hij wou alleen geld inzamelen. Anderen gelukkig maken – en indirect ook zichzelf.

‘En dus ging hij naar Brussel. Want, redeneerde hij, daar wonen de rijke mensen en is het geld te vinden. Maar dan gebeurt er iets wat hij niet verwachtte: ze geven dat geld niet, mensen beginnen te twijfelen aan de echtheid van het schilderij… Hij is plots opgejaagd wild. En daar zit hij met dat schilderij…’

WOENSDAG 6 OKTOBER 1971

‘Tijl vraagt onze hulp’, kopt De Standaard. Roymans heeft een ultimatum gesteld. Vanavond moet het geld op televisie overhandigd worden aan Caritas Catholica. Of hij verkoopt het schilderij. ‘Gaat hij nog ’s een keer bellen?’ vraagt de krant zich af.

In Hotel Soetewey twijfelt Roymans. Hij vraagt aan de bazin of hij zijn grootmoeder in Hasselt mag bezoeken en vertrekt. Op de bagagedrager van zijn bromfiets liggen een hoop kranten. Aan het uiteinde wappert een Tijl Uilenspiegelvlag.

In een BP-tankstation in Kuringen houdt hij halt. Vraagt aan de baas of hij even mag telefoneren. In de achterkamer haalt hij een verfrommeld papiertje uit zijn vestzak. Met daarop: het telefoonnummer van de BRT.

Vijf minuten later zit hij live in het radiojournaal van één uur.

‘Zegt u dat u Tijl Uilenspiegel bent?’ vraagt BRT-journaliste Jacqueline Caenberghs.

‘Ja.’

‘Waar is het schilderij nu, Tijl?’

‘Ik heb het in Duitsland in veiligheid gesteld. Het is in elk geval niet meer op de plaats waar het zaterdag was.’

‘Mag ik jou ’s een pertinente vraag stellen, Tijl? Lag het zaterdag op het speelplein van de camping van de omloop van Zolder?’

(betrapt) ‘Euh nee.’

‘Wat zijn uw plannen nu, Tijl?

‘Ik zal zien of het vanavond op tv in orde komt. Ik heb nog geen koper, maar lang zal dat niet meer duren. Ik kan het nu ook niet meer te lang trekken. Gij kunt straks…’

Verbinding verbroken. In Kuringen legt Roymans een briefje van twintig op de toog en vertrekt. Op dat moment belt zijn zus naar de politie. De vrouw van het tankstation doet hetzelfde.

Haar man neemt de auto en rijdt Roymans achterna. De BOB ook. Roymans laat zijn bromfiets vallen en vlucht de velden in. Loopt abdij Herkenrode binnen. Verstopt zich in de stallen, in de koeienstront.

‘We hebben hem in de stront kunnen arresteren’, zegt een agent later op televisie. ‘Het schilderij lag nog altijd in Hotel Soetewey en was ernstig beschadigd. Mario Roymans heeft vandaag hoog spel gespeeld. En verloren.’

WOENSDAG 12 JANUARI 1972

Drie maanden later. De twintigste kamer van de correctionele rechtbank in Brussel zit overvol. Mario Roymans komt binnen. Massaal applaus. Mensen scanderen luid: ‘TIJL! TIJL! TIJL!’ Tientallen fotocamera’s flitsen. Roymans lacht, steekt zijn hand op.

Na zijn arrestatie was hij wekenlang hét onderwerp van gesprek in België. Phil Bosmans van de Bond Zonder Naam schreef: ‘We leven in een maatschappij die meer belang schijnt te hechten aan een beschadigd schilderij dan aan de mensenlevens van miljoenen.’ Er volgden petities, acties en boven Antwerpen cirkelde dagenlang een sportvliegtuig. Met allemaal dezelfde slogan: SOS TIJL VRIJ. Bij Caritas Catholica stroomde het geld binnen. En niet alleen in België wisten ze plots waar Oost-Pakistan lag: paus Paulus VI gaf 1 miljoen frank.

TIJL! TIJL! LEVE TIJL!

Niet iedereen was in de ban. De bekende Gentse professor-met-de-strik Paul Ghysbrecht noemde Roymans ‘jeudig overmoedig en niet buitengewoon intelligent’. En de Nederlandse staatssecretaris van Cultuur: ‘Zijn vandalendaden zijn verachtelijk. Ze zullen geen enkel wereldvraagstuk oplossen en kunnen alleen maar de culturele samenwerking tussen België en Nederland schaden.’

‘TIJL! TIJL! LEVE TIJL!’

‘Stilte!’ roept de rechter.

Hij leest het vonnis voor. Roymans luistert onbewogen. Lacht alleen even als de rechter uit het verslag van psycholoog Lievens citeert: ‘… vertoont duidelijke tekenen van imbeciliteit’.

‘… daarom’, vervolgt de rechter, ‘veroordeel ik u tot 24 maanden, waarvan 18 met uitstel. En een geldboete van 7500 frank.’

De zaal wordt muisstil, Roymans lijkbleek. Zijn vader schreeuwt: ‘BREEK UIT! SLECHTE MENSEN! Hij wordt hardhandig uit de rechtszaal verwijderd. Roymans kijkt om. Naar de man die nooit naar hem omkeek.

***

Lichtjaren later. Zoveel gezien, zoveel gehoord. En toch blijft het verhaal intrigeren. Misschien is het nostalgie naar een tijd die nog vrij was van cynisme. Naar Tijl en zijn tijd.

‘Ik heb mij vaak afgevraagd’, zegt Aussems van De Queeste. ‘Waarom stappen wij geen museum meer binnen en nemen we… Natuurlijk, omdat de musea vandaag veel beter beveiligd zijn. Maar ook… Tijl had iets wat wij allemaal allang verloren hebben. Iets naïefs, hij was een soort Peter Pan.

‘Tot die rechtszaak, waar hij helemaal breekt. Ik denk dat de rechters nog wel sympathie voor hem voelden, maar ze moesten hem straffen. Dat was voor hem de declic. Hij besefte dat de wereld, ondanks al zijn goede bedoelingen, zo niet werkt. Hij zegt dat op een bepaald moment ook: “Als het zo is, dan bestaat Tijl niet meer. Dan is Tijl dood.” En op dat moment kon hij nog maar twee dingen doen: zich aanpassen of doodgaan.’

Het werd het laatste. In de gevangenis verloor hij zijn haren. Later trouwde hij nog, kreeg een kind, maar scheidde even later. Het jongensboek was al veel langer achter hem dichtgeklapt.

Zijn dood in 1979 was nauwelijks meer dan vijf regels waard in de krant.

Verhalen baren verhalen. De advocaat van Tijl van Limburg, Leo Goovaerts, werd later penningmeester van de VLD en stichtte een eigen partij ‘Veilig Blauw’.

Hotel Soetewey in Bolderberg heeft vandaag een andere eigenaar. Jaren later zou er trouwens nog ‘een-verhaal-op-zich’ werken. Als kelner ook: Olivier Trusnach, de mythomaan die Elio Di Rupo betichtte van pedofilie.

En dan is er nog het BP-tankstation in Kuringen. De baas van het benzinestation heeft nooit willen praten over de Tijlaffaire.

‘Hallo, met Felix Mommen.

‘Over Tijl? (stilte) … Het is na zesendertig jaar misschien wel ’s tijd om mijn versie te vertellen. U weet hoe dat gaat met verhalen, hè: er zijn altijd twee versies. En bij Tijl zijn er zelfs meerdere versies. Er zijn indertijd heel veel roddels verteld over ons.

‘Toen hij bij ons binnen wandelde, waren wij juist terug van vakantie. Heel het land volgde de affaire. Behalve wij. Later zeiden ze: “Ge hebt hem afgeluisterd.” Maar dat is niet waar! Ik was naar de radio aan het luisteren. Hoorde daar iemand zeggen dat hij De liefdesbrief gestolen had… “Verdomme,” zei ik tegen mijn vrouw, “dat is die man die daar staat te bellen.”

‘Ik ben achter hem aan gegaan… en zou vandaag net hetzelfde doen. Een dief blijft een dief. Ook al doet hij het voor de goede zaak. Maar na de arrestatie begon het… Ge weet hoe de mensen zijn, hè meneer. De publieke opinie stond achter Tijl. En wij hadden het gedaan: mijn pompen werden beklad, pesterijen… Op straat werden we uitgemaakt voor verraders. Voor geldwolven zelfs. Terwijl zijn eigen zus eerder had gebeld. Wij hebben trouwens nooit een frank gezien van de verzekeringen. Ik heb klanten verloren, ja. Maar tezelfdertijd heb ik er ook veel bij gewonnen. Mensen die mij kwamen zeggen: “Goed gedaan, Felix.” Ik heb steunbrieven gekregen uit heel het land. Advocaten die hun kaartje kwamen afgeven en zo…’

In 1979, het jaar dat Roymans stierf, vertrok Felix voor altijd uit Limburg. ‘BP wou het tankstation automatiseren. De vooruitgang, hè, mijnheer.’

Maar die ene dag in 1971 vergeet Felix nooit. ‘Mijn vrouw kan er nog altijd niet over praten. Zo diep zit dat nog. Maar goed… dat ze er maar een mooi theaterstuk van maken, dan heeft het toch nog ergens toe geleid.’

‘Tijl van Limburg’, door theatergezelschap De Queeste, Op locatie in Limburg: Tongeren, Hasselt, Bolderberg en Waterschei, van 21 september tot 6 oktober. Info: www.dequeeste.be

DOOR STIJN TORMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content