Het Wetstraatvolk pakt zijn vakantiekoffers. Na de zomer kan het de opgedane energie gebruiken voor een nieuwe poging om zich, veertien maanden na de federale stembusslag en tien maanden voor nieuwe regionale verkiezingen, uit de politieke en institutionele impasse te worstelen.
De drie koninklijke bemiddelaars François-Xavier de Donnea (MR), Raymond Langendries (CDH) en Karl-Heinz Lambertz (SP) leggen deze week in een (tussentijds?) verslag aan Albert II uit welke mogelijkheden er zijn om de onderhandelingen over een nieuwe staatshervorming voort te zetten. Na hun raadplegingen van federaal premier Yves Leterme (CD&V) en zijn drie vicepremiers Laurette Onkelinx (PS), Jo Vandeurzen (CD&V) en Didier Reynders (MR), de minister-presidenten van de deelstaten en de voorzitters van de Octopuspartijen zal in het verslag van het drietal zeker staan dat ‘iedereen bereid’ is om tot ‘een grote staatshervorming’ te komen. Maar dat refrein is haast versleten. Tot een wezenlijke vooruitgang inzake een betere bevoegdheidsverdeling, een andere financiering van de (con)federale staat en het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V) heeft dit nog niet geleid.
EXIT N-VA
In de Wetstraat wordt vooral uitgekeken naar de onderhandelingsformule die de drie bemiddelaars uit hun politieke hoed zouden moeten toveren. Van het Vlaamse kartelduo Marianne Thyssen (CD&V) en Bart De Wever (N-VA) kregen ze vorige week woensdag te horen dat er dit keer duidelijke garanties van de Franstaligen moeten komen om werk te maken van een ‘confederaal model’ en dat dit zal moeten gebeuren in onderhandelingen ‘van gemeenschap tot gemeenschap’. Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V), die bij hen langsging met een mandaat van de Vlaamse regering, bracht dezelfde boodschap.
Maar in die samenstelling en vorm willen de Franstaligen niet aan tafel plaatsnemen. Zij verdedigen een overlegmodel waarin de drie gewesten een hoofdrol krijgen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dus een volwaardige derde gesprekspartner is. In Le Soir bevestigden Brussels minister-president Charles Picqué (PS) en ook Brussels minister Guy Vanhengel (Open VLD) maandag nog die opstelling. Volgens hen doet een overleg tussen alleen Vlamingen en Franstaligen Brussel opschuiven in de richting van een stelsel met subnationaliteiten en dat staat volledig haaks op ‘de meervoudige identiteit’ van de Brusselaars. Dat Brussel op gelijke voet met Vlaanderen en Wallonië aan onderhandelingen zou deelnemen, is in de visie van Picqué en Vanhengel een uitvloeisel van het ‘federale Belgische pact’ en het economisch en internationaal belang van de hoofdstad.
De Franstaligen zullen ook graag verwijzen naar een nota die premier Leterme op 14 juli omstreeks middernacht, in een wanhoopspoging om zijn regering overeind te houden en net voor het indienen van zijn ontslag, verspreidde. In die nota is weliswaar sprake van ‘een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap’, maar heet het ook ‘vanzelfsprekend’ te zijn dat ‘de voorzitters van de deelnemende politieke partijen en vertegenwoordigers van de federale regering en van de gewesten – meer in het bijzonder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – en de Duitstalige Gemeenschap’ zouden aanschuiven. De Franstaligen gaven toen hun fiat aan dat voorstel, het Vlaams kartel zette de hakken in het zand.
De noodgreep van Leterme had dan misschien het voordeel dat op die manier ook de MR van Reynders (die niet in de deelstaatregeringen zit) betrokken kon worden en dat de machtsverhoudingen binnen de meerderheidspartijen zouden worden gerespecteerd. Maar ook in een dialoog waarin Vlaams minister-president Peeters samen met zijn evenknie en PS’er Rudy Demotte (die zowel de Waalse Gewest- als de Franse Gemeenschapsregering leidt) het voortouw zou nemen, biedt die aanpak voor de Vlaamse partijen niet direct stevige waarborgen voor een communautaire doorbraak. Daarvoor hoeven Peeters en co. slechts de resoluties te lezen die het Waals Parlement op 16 juli goedkeurde en die het mandaat van Demotte mee inhoud geven. Die resoluties gaan over een federalisme met drie volwaardige gewesten, de federatie Wallonië-Brussel, de sociale zekerheid als basis voor de interpersoonlijke solidariteit en de financieringswet als instrument voor de interregionale solidariteit. Het Waals Parlement wil niet weten van fiscale concurrentie tussen de gewesten en evenmin van een overheveling van nieuwe bevoegdheden zonder het nodige geld. Een uitbreiding van Brussel en de goedkeuring van het Europese kaderverdrag over de bescherming van de nationale minderheden behoren wel tot de eisen van de Franstaligen.
Dat in een dergelijke context de N-VA stilaan haar zegeningen begint te tellen – De Wever schoof anderhalve week geleden 31 juli naar voren als deadline voor een beslissing over verdere steun aan de regering-Leterme – wekt politiek geen verbazing meer. De Wever zei in maart al in Knack dat ’15 juli geen fetisj’ voor hem was, maar ook dat hij door het vooruitzicht van de regionale verkiezingen in juni 2009 niet langer wilde geloven in een goede afloop van communautaire onderhandelingen na de zomer. ‘Een akkoord dat je dan niet hebt, zul je nooit meer binnenhalen’, aldus De Wever. Bij de N-VA wordt daarom voor september een ledencongres gepland, dat een evaluatie van de voorbije veertien crisismaanden zal houden en de koers van de partij moet vastleggen. Trekt de N-VA eruit, en die kant lijkt het op te gaan, dan betekent dat meteen ook het einde voor Geert Bourgeois als Vlaams minister en de breuk in het kartel met CD&V.
ORDE VAN DE DAG
Met die laatste mogelijkheid leek premier Leterme weinig rekening te houden toen hij vorige week woensdag nauwelijks een kwartier uittrok om de vlijmscherpe kritiek van de oppositie over het uitblijven van de voor 15 juli aangekondigde verklaring over het begrotingswerk van de regering, haar sociaaleconomisch beleid en een nieuwe staatshervorming, te dribbelen. De verdedigingslinie van Leterme bestond uit ‘verantwoordelijkheid opnemen’ omdat ‘sociaaleconomisch de zaken er niet goed voor staan’.
‘Men mag niet kiezen voor de chaos’, aldus Leterme, die met zijn argumenten om als premier door te gaan in meer dan een opzicht de door hem zo fel bekritiseerde Guy Verhofstadt (Open VLD) kopieerde, maar dan niet met diens oratorisch talent. ‘Verhofstadt was een politieke beroepsleugenaar, maar hij deed dat tenminste met stijl. Leterme klonk in de Kamer vooral heelzuur’, liet een ontgoocheld lid van de meerderheid na afloop optekenen.
Leterme gaf overigens een bijzondere motivatie voor zijn ontslag bij de koning, omdat de datum van 15 juli voor een tweede pakket van de staatshervorming niet gehaald werd. ‘Ik heb toen de verantwoordelijkheid opgenomen niet zomaar over te gaan tot de orde van dag, maar een punt te maken dat dit niet kon’, aldus de premier, die daarop van de meerderheid in de Kamer de goedkeuring kreeg om over te gaan tot… de orde van de dag.
Wat dat laatste in de praktijk zoal betekent, maakte zijn regering vorige vrijdag tijdens de laatste ministerraad voor het zomerreces prompt weer duidelijk. In het dossier van de mandaatverlening van Belgacomtopman Didier Bellens rolde ze de bal netjes terug naar de raad van bestuur van het overheidsbedrijf. Defensieminister Pieter De Crem (CD&V) sleepte op een diefje een uitbreiding van een missie met F16’s naar het zuiden van Afghanistan uit de brand. En over het asielbeleid zat het er andermaal bovenarms op omdat CD&V, MR en Open VLD de steun van de PS en het CDH aan hongerstakende en andere mensen zonder papieren beu zijn. Een beslissing over het asiel- en migratiebeleid is zodoende weer verschoven naar later.
Wel klaar is de regering-Leterme met de begroting van 2008. Ondanks de beslissing om voor 110 miljoen euro extra de koopkracht te versterken en ondanks almaar ongunstigere economische parameters (het vertrouwen van consumenten en ondernemers zakt in; de vrees voor bedrijfsherstructureringen en sluitingen vanaf het najaar neemt toe), zou het budget in evenwicht blijven. Dat houdt ook sociaaleconomisch directeur Caroline Ven van het kabinet van Leterme vol. ‘Bij de begrotingscontrole is rekening gehouden met twee tegenvallers: de economische groei valt terug naar 1,7 procent en de inflatie versnelt. De stijging van de kosten van levensonderhoud is op twee manieren meegeteld. Mogelijk is er in augustus voor dit jaar al een derde en vervroegde indexering van de sociale uitkeringen en de ambtenarenwedden. Daarvoor zijn de middelen voorzien. Tegelijk is een hogere inschatting van de opbrengsten van de personenbelasting als gevolg van een hogere inflatie niet ten volle doorberekend. De regering heeft zich dus tamelijk conservatief opgesteld’, aldus Ven. ‘De financiën van de sociale zekerheid lopen beter in de pas dan voorspeld door het Planbureau. En de fiscale ontvangsten zitten wel degelijk op koers. Desondanks is de regering niet blind geweest voor de effecten van de economische groeivertraging in de tweede helft van 2008. Daarom is de spontane groei van de primaire uitgaven een halt toegeroepen met diverse kleinere maatregelen voor in totaal 300 à 400 miljoen euro. Daarnaast hadden we in de begroting al een buffer van 200 miljoen, die we niet hebben moeten aanspreken.’
ZWAAIEN MET CHEQUES
Ven, die in het verleden als macro-econoom aan de slag was bij het Verbond van Belgische Ondernemingen en de VKW-denktank Metena, wordt ook niet verontrust door onzekerheden over onder meer de opbrengst van een energieheffing (250 miljoen) en de bijdrage van de Vlaamse regering (400 miljoen) aan het begrotingsevenwicht. ‘Over de energieheffing lopen de gesprekken met Suez en andere producenten. Er zijn geen indicaties dat het overleg niet zal lukken’, zegt Ven. ‘En inzake de bijdrage van de deelstaten en de lokale besturen aan het budgettair evenwicht, gaat de regering ervan uit dat alle entiteiten hun engagementen zullen naleven om de begrotingsdoelstelling van de nv België te halen. Dat de Vlaamse regering dit koppelt aan een nieuwe staatshervorming, is bekend. Maar die hervorming is niet alleen belangrijk voor de overheidsfinanciën, maar ook voor een effectief sociaaleconomisch beleid. Net daarom is er stilaan bij iedereen de wil om de communautaire problemen op te lossen.’
Ven maakt zich meer zorgen over de begroting van 2009. Bij een voorspelde economische groei van 1,5 procent moet die resulteren in een overschot van 0,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Ze maakt deel uit van een ‘meerjarenbegrotingskader’ voor het sociaaleconomisch beleid van de regering, waarover er volgens Leterme zelf nog altijd niet meer dan ‘een principeakkoord’ is. Volgens een nota over dat budgettair kader lopen de inspanningen tegen 2011 bij ongewijzigd beleid op tot bijna 7 miljard euro om dan een overschot van 1 procent te kunnen boeken. Ven: ‘De nota is een theoretische oefening over de begrotingsimpact van de recentste vooruitzichten van het Planbureau. Dat doet elke regering. Het grote verschil met de periode van Paars is dat er toen rentemeevallers waren en nu niet meer. De oefening toont dat de inspanning elk jaar groter wordt als de regering vanaf 2009 geen overschotten realiseert. Omgekeerd zal in 2011 minder dan 7 miljard nodig zijn als het afgesproken begrotingstraject met oplopende overschotten intussen wordt gevolgd. Dan komen we in een veel comfortabeler scenario terecht.’
Voorlopig is ook slechts 500 miljoen euro per jaar voor ‘nieuw beleid’ uitgetrokken. Of dat niet te weinig is om bijvoorbeeld het komende overleg over een nieuw centraal loonakkoord voor 2009-2010 een duw in de rug te geven? Ven: ‘Afhankelijk van de economische ontwikkelingen kan dat bedrag lager of hoger worden. Een verhoging van de sociale uitkeringen bijvoorbeeld zal de consumptie ondersteunen en een lastenverlaging voor de bedrijven zal gunstig zijn voor de werkgelegenheid. Die dynamische effecten resulteren in lagere nettokosten. Maar dat is dan ook de essentie van het sociaaleconomische programma van de regering: het moet het economisch weefsel versterken en positief zijn voor de overheidsfinanciën. Het komende loonoverleg is in elk geval een prioritair aandachtspunt voor de regering. Ze wil op vragen van de sociale partners naar bijkomende lastenverlagingen voor werkgevers én werknemers ingaan, maar niet als ze die verlagingen buiten de nog af te spreken loonnorm voor 2009-2010 zouden houden. Het loonoverleg is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de vakbonden en werkgeversorganisaties. Zij moeten een akkoord bereiken en op het einde van de rit kunnen ze met vragen bij de regering aankloppen. Die zal alleszins niet op voorhand met cheques zwaaien, zoals Paars dat wel gedaan heeft.’
HARDNEKKIGHEID
Voor een nieuwe staatshervorming dichtte premier Leterme zichzelf in de Kamer intussen ook een nieuwe kwaliteit toe: ‘hardnekkigheid’. Volgens hem zijn er in de voorbije maanden ‘geen taboes’ geweest in de besprekingen over nieuwe bevoegdheidsoverhevelingen (arbeidsmarkt, gezondheidszorg, justitie) en financieringsregels. En rond B-H-V zou met ‘een open geest’ gewerkt zijn en liggen er ‘heel wat proeven van voorstellen’ klaar. Helaas voor Leterme lopen ook daarover de meningen binnen zijn meerderheid uiteen. ‘Alleen in de aanloop naar 15 juli heeft hij geprobeerd om te versnellen, maar toen was het te laat. Er is te veel tijd verloren en er is nooit een sfeer van vertrouwen ontstaan. Zo kan men niet tot akkoorden komen’, aldus vicepremier Patrick Dewael (Open VLD) in Het Belang van Limburg.
Blijft de vraag welke rol Leterme in nieuwe communautaire onderhandelingen zal spelen en hoe zijn verhouding met partijgenoot Peeters daarbij zal evolueren. Voor die laatste zijn de regionale verkiezingen van 7 juni 2009 een niet te ontkomen mikpunt. Na de zomer zal Peeters snel te maken krijgen met een (pre)electorale sfeer. Daarin zal hij niet alleen moeten letten op de samenhang binnen zijn Vlaamse regering, maar ook moeten zien dat hij politiek niet besmeurd wordt als Leterme bis de politieke en institutionele chaos van de voorbije maanden voortzet.
Leterme daarentegen heeft sinds 15 juli kennelijk geen communautaire tijdslimieten meer. Een staatshervorming mag van hem nu ‘weken, maanden, jaren’ kosten, als ze er maar ooit komt. Maar zo lang willen ook de Vlaamse liberalen niet meer wachten. Dewael: ‘Is er tegen juni 2009 geen communautair akkoord, dan heeft de regering-Leterme geen enkele zin meer.’
DOOR PATRICK MARTENS