Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

A bad team is like an old bra: no cups and little support. (Oude Engelse wijsheid)

Het was oud-Evertonspeler Alan Ball die beweerde: ‘Ik geloof niet in geluk, maar helaas geloof ik wel dat je geluk nodig hebt.’ Een mooie uitspraak die ook van toepassing is op de Rode Duivels en op bondscoach Robert Waseige. Dat ietsepietsie, dat tikkeltje dat de Italianen wel hadden, en de Turken, en bijna de Kroaten. Wel, dat ietsepietsie dat de Rode Duivels wel hebben in vriendschappelijke wedstrijden, dat hebben ze in echte matchen niet.

Maar: is geluk niet iets dat je moet afdwingen? Staat het geluk niet altijd aan de kant van de sterksten? Zoals de Italiaanse regering als het oorlog is. Is geluk niet een voorbeeld bij uitstek van het Mattheuseffect? Wie veel heeft, krijgt bij, wie weinig heeft, wordt ontnomen. Zoals de filosofie van de VLD luidde vóór Verhofstadt socialist werd. Het antwoord is telkens: ja.

Bij de eerste voorrondewedstrijd van het WK 2002, begin september op de Heizel tegen Kroatië (0-0), ging de ster van bondscoach Robert Waseige aan het tanen. De Belgen tijdens Euro 2000, dat was tomeloos aanvallen geweest, en dan op counter droog gepakt worden. Kansloos eruit na de eerste ronde. Dat scenario wou de coach te allen prijze vermijden tegen de Kroaten, die met Davor Suker een dodelijk efficiënte spits hebben lopen voor wie één kans volstaat. Niet voor niets legde Waseige spitsvondig de link Suker-Sükür, verwijzend naar de Turkse aanvaller die in de Euromatch tegen België twee keer aan de bal kwam en twee keer scoorde.

Tegen Kroatië hamerde Waseige dus op het belang van zekerheid achterin, en verbood met name zijn twee backs Deflandre en Van Kerckhoven om mee naar voren te stormen. Dat bleek in de wedstrijd al heel snel een tactische vergissing. De Kroaten hielden slechts twee spelers vooraan, Balaban en Suker, en trokken zich voor de rest massaal terug. Miroslav Blazevic, de Kroatische coach, had blijkbaar aandachtig de cassette van Italië-België op Euro 2000 bekeken, want daarin deden de Italianen precies hetzelfde. Zij scoorden in de eerste vijf minuten twee keer bijna en één keer helemaal, en bivakkeerden daarna meer dan een uur in de eigen zestien meter. De rest van het veld gaven ze aan de Belgen cadeau. Wie alles van de positieve kant wil bekijken kan dit een verdienste van de aanvallende ploeg noemen, in feite is het een teken van minachting vanwege de verdedigende.

EXTREEM LINKS EN EXTREEM RECHTS

De Kroaten deden dus min of meer hetzelfde, poogden er wel vaker uit te komen dan de Italianen, maar slaagden er niet in op een diefje het verhoopte doelpunt te maken. Al was Suker er net als Sükür erg dichtbij, toen hij kort voor tijd een lage vrijschop van Jarni met een subliem hakje bijna voorbij De Vlieger devieerde. Gelukkig had die een goede reflex in huis en maakte hij ook de rebound onschadelijk. Opmerkelijk was verder dat de Belgen bij die fase met negen in hun eigen strafschopgebied stonden, en dan nog Suker lieten lopen.

Voor de rest had de tactiek tot gevolg dat er negentig minuten lang vier Belgische verdedigers achterin bleven staan, terwijl het zich te pletter werkende duo Wilmots-Vanderhaeghe op het middenveld handen en voeten te kort kwam. Aan de twee spitsen Strupar en Emile Mpenza werd in die omstandigheden niet één keer een bruikbare bal voorgeschoteld.

Volgens Marc Degryse, nog steeds met kop en schouders boven het maaiveld uitstekend, is het grootste Belgische probleem het gebrek aan echte buitenspelers. Flankaanvallers van het type Marc Overmars, die tot aan de doellijn kunnen oprukken, de tegenstander dwingen om zijn verdediging breed op te trekken, en dan naar het uitgedunde centrum een voorzet versturen die vóór de aanvallers terechtkomt. De Belgen werken altijd weer met voorzetten die vertrekken op veertig meter van het doel, waarbij een verdediging alle tijd heeft om de bal te zien aankomen en weg te werken, terwijl de aanvallers met de rug naar doel voor een onmogelijke taak staan.

Rastalenten als Marc Degryse of Enzo Scifo, dat is wat deze lichting Rode Duivels mist. Degryse werd het voorbije seizoen op zijn 35ste nog door zijn collega-profvoetballers uitgeroepen tot beste speler in de competitie, en door de pers wordt hij zowat elke week de hemel ingeprezen. En Enzo Scifo tilt Sporting Charleroi op van een degradatieploeg naar een geduchte subtopper. Scifo er één keer niet bij, op Anderlecht, en 7-2 verloren. Een tekening is overbodig.

Degryse en Scifo missen op hun leeftijd wellicht dat tikje fysieke kracht en snelheid, dat nodig is om daadwerkelijk nog een rol te kunnen spelen in de nationale ploeg. Dat is jammer, want wees ervan overtuigd dat Strupar en Mpenza uit hun voeten betere passes voorgeschoteld zouden krijgen, dan uit die van om het even welke andere huidige Rode Duivel. Helaas is de jonge Scifo of de jonge Degryse onbestaande. Bij de meeste hedendaagse trainers zou hij trouwens op de bank zitten, want van iemand die kan voetballen en al eens een tegenstander durft te dribbelen, moeten Belgische coaches niet weten. In de dagen na het duel tegen Kroatië noemde Waseige een terugkeer van Scifo of Degryse niet ondenkbaar, maar daarvoor is het te laat. Op Euro 2000 had het misschien nog gekund.

DE VERVANGING VAN STRUPAR

Robert Waseige nam de nationale ploeg over van Georges Leekens op 20 augustus 1999. Leekens had toen, één jaar na de mislukte wereldbeker in Frankrijk, twaalf maanden van bijzonder matige voorbereidingswedstrijden op Euro 2000 achter de rug, had ruzie met een hele serie Rode Duivels, en op het veld liep het van geen meter. Waseige nam over, begon met een onverhoopte 5-5 in Rotterdam tegen Nederland, en herstelde het vertrouwen in en rond de nationale ploeg. Met het oog op het in eigen land georganiseerde Europese Kampioenschap, was dat van het grootste belang.

Waseige bracht de juiste spirit terug in het elftal, communiceerde open en rustig met pers en publiek, en bouwde in korte tijd een enorm krediet op. Dat hij bij zijn eerste drie wedstrijden met inzet, op Euro 2000, niet verder kwam dan één magere overwinning en twee glansloze nederlagen, werd hem nauwelijks of niet aangerekend. Maar dat hij met zijn tactisch plan tegen de Kroaten niet beter voor de dag kwam, deed de koers van zijn aandeel wankelen. ’t Was nog niet Lernout & Hauspie, maar toch.

De te voorzichtige tactiek was één slecht punt, de vroegtijdige vervanging van Branko Strupar een tweede. De tot Belg genaturaliseerde Kroaat is door zijn wankele gemoedsgesteldheid een voortdurend zorgenkind. Hij is altijd half gekwetst, in zijn familie is er telkens iemand in acuut levensgevaar, en er scheelt altijd wat. Maar als hij goed in zijn vel zit, blijft hij een belangrijke troef. Hij is balvast, heeft een goede pas en speldoorzicht, en kan een doelpunt maken. Al is dat in de nationale ploeg ondertussen wel negen matchen geleden. Kroatië was uiteraard een speciale match voor Strupar. Dat hij voor het oog van zovele landgenoten, in het stadion of thuis voor de televisie, vroegtijdig werd gewisseld, was psychologisch geen al te beste zet van Waseige.

Ook tactisch niet. Want Strupar moest plaatsmaken voor Bob Peeters, over wie de meningen verdeeld zijn. Aan de ene kant trainer Ronald Koeman en het bestuur van Vitesse, die 270 miljoen frank veil hadden om Bob van Roda JC over te kopen. Aan de andere kant de immer optimistische en vrolijke levensgenieter Hugo Camps, die Peeters ‘een clown met lange benen en de startsnelheid van een tractor’ noemde. Als wij moeten kiezen tussen het voetbalinzicht van Koeman en Camps, kiezen wij voor Camps. In zijn gloriejaren, die wel al een tijdje achter hem liggen, een gevreesde stopper-spil in de Entente Limbourgeoise. Waarin hij geprezen werd om zijn speldoorzicht, en gevreesd om zijn uiterst gemene tackles. En om zijn metafysische benadering van het spel. Lang voor Rinus Michels met zijn ‘Voetbal is oorlog’ uitpakte, zat Camps al veel dichter bij de waarheid met ‘Voetbal is de dooowd’.

Strupar was dus voor de zoveelste keer ongeloekkig, en bovendien werd hij in de nabespreking door Waseige impliciet als een van de zwakke schakels bestempeld. Wetende dat zoiets via de pers zeer snel zijn weg naar de mentaal broze Kroaat zou vinden, was dat geen gelukkige ingeving. Bovendien was ze niet helemaal terecht. In een tactisch stramien zoals dat waarmee de Belgen die avond speelden, kon Strupar onmogelijk renderen. Emile Mpenza trouwens ook niet. Dat kunnen geen tien miss-Belgiës verhelpen.

Dat het duo Strupar-Emile vervangen werd door het gelijkaardige maar niet eens gelijkwaardige duo Peeters-Mbo, onderstreepte het gebrek aan tactische flexibiliteit. Dat de gehandicapte Kroatische ploeg te pakken was, besefte iedereen die de match zag. Dat er dus twee kostbare punten waren verloren gegaan, was de logische conclusie na afloop van een teleurstellende partij.

LAGER IS ER NIETS

Voor het eerst werd Waseige geconfronteerd met gefundeerde twijfels in de pers. François Colin, de gezaghebbende voetbalcommentator van Het Nieuwsblad, schreef op maandag : ‘Je hoeft geen supergenie te zijn om te voorspellen dat er een crisis ontstaat als het volgende resultaat, in Letland, opnieuw tegenvalt. Het hakbijlcomité kan dan zijn werk doen. De bond zal een slachtoffer toevoegen aan het inmiddels imposante lijstje Meeuws-Thys-Van Himst-Van Moer-Leekens, en een zevende trainer in tien jaar aantrekken.’

Zijn collega Luc Uyttenhove van Het Laatste Nieuws zat op dezelfde golflengte: ‘Het Belgisch elftal vertoont nog immer de ziekteverschijnselen van op Euro 2000: machteloosheid door middelmaat en een stuitend gebrek aan creativiteit. Dat Robert Waseige in de loop van de partij niets probeerde om dat euvel te verhelpen, is opmerkelijk en zorgwekkend tegelijk.’

En in het vakblad Voetbal Magazine schoot hoofdredacteur Jacques Sys met scherp in een listig tussenzinnetje: ‘In de vier wedstrijden met inzet die werden afgewerkt onder Waseige – tijdens de match niet bepaald een fanatieke coach – wonnen de Rode Duivels alleen tegen Zweden. In de andere drie werd niet eens gescoord.’

De tweede opdracht in de voorronde, komende zaterdag in Letland, krijgt meteen een extra dimensie. De Rode Duivels moeten winnen om de buitenwacht tevreden te stellen. Bij een gelijkspel, en zeker bij een nederlaag, is het prestige van de bondscoach niet langer veilig voor het bijtende cynisme van de sportpers. En dat die veel schade kan aanrichten, hebben zowat alle voorgangers van Waseige tot hun scha en schande moeten ondervinden.

Waseige mag zich troosten met de wetenschap dat er maar twee soorten coaches zijn: zij die ontslagen zijn, en zij die ontslagen zullen worden. Het is het lot van elke trainer. Je werkt je de hele week van ’s morgens tot ’s avonds een beroerte, op zondag doen elf spelers precies het tegenovergestelde van wat je hen hebt opgedragen, waarna een dwaas zonder enige kwalificatie (de sportjournalist) in gebrekkige zinnen beweert dat jij je vak niet beheerst. En op basis daarvan zet het bestuur je aan de deur.

Toen Desmond Lynham op de BBC nog Grandstand presenteerde, werd hem in een interview eens gevraagd waarom hij sportpresentator was geworden. ‘Wie goed is in een sport,’ stelde Lynham, ‘wordt sportvedette. Wie het niet maakt als speler, wordt coach. Wie het niet maakt als coach, wordt sportjournalist. En wie zelfs daar te dom voor is, wordt presentator van Grandstand. Nog lager is er niets.’

OPGELET VOOR DE DWERG

Letland is in feite een team om mee te lachen. Maar dat durft in het hedendaagse voetbal niemand meer. Zelfs niet met legendarische dwergen als Luxemburg of San Marino, ook in de groep van de Belgen en tegenstander in de derde match half februari. Wereldkampioen Frankrijk speelde in zijn eerste kwalificatiematch voor Euro 2000 zowaar 1-1 gelijk in IJsland. Wat Aad De Mos er later toe bracht om bij het begin van de eindronde uit te kramen: ‘Frankrijk is over zijn hoogtepunt heen en zal veel problemen hebben om zich voor de tweede ronde van het EK te kwalificeren.’ Dat staat zwart op wit in Voetbal International van 6 juni 2000. In datzelfde nummer voorspelt De Mos: ‘Als Italië ergens kanshebber voor is, dan is het om er in de eerste ronde al uit te gaan.’ We weten inmiddels dat Frankrijk en Italië de finale speelden. Wat niet belet dat er nog altijd mensen zijn die De Mos en soortgelijke kenners au sérieux nemen. Zalig de simpelen van geest.

Laat u vooral ook niet vangen aan de clichéspuiters uit de pers, die beweren dat je absoluut je eerste thuismatch moet winnen, want dat is volslagen onzin volgens de wetten van de mathematica. En die zijn heel wat betrouwbaarder dan de wetten van het voetbalcommentaar. De eerste match van Euro 2000 moest ook absoluut gewonnen worden. Wie die verloor, kon zijn koffers al pakken. De Rode Duivels wonnen hun eerste match en lagen eruit, de Turken verloren ze, speelden bovendien slechts gelijk in hun tweede, maar gingen toch vrolijk door.

Dat gelijkspel tegen Kroatië brengt de Belgische kansen dus geenszins in gevaar, en zelfs bij een nederlaag in Letland blijft alles mogelijk. Als de Belgen daar kunnen verliezen, dan de Kroaten ook, want die zijn heus niet zoveel beter. In de voorronde van het EK gingen ze zelfs onderuit tegen Macedonië. De Schotten hebben de verplaatsing naar Riga al achter de rug, en hadden alle moeite van de wereld om op de valreep met een 0-1 overwinning naar huis te keren.

Winnen is dus mathematisch geen must, maar is dat zoals gezegd wel voor het vertrouwen in het team en in de coach. Het probleem Strupar is inmiddels opgelost, dankzij een hardnekkige buikspierblessure die hem voor zes weken buiten strijd stelde. Het biedt Waseige de gelegenheid om een andere spitsbroeder voor Emile Mpenza uit te proberen, zonder dat dat weer tot ruzie met Strupar moet leiden. Een geluk bij een ongeluk zeg maar, een van de vele overeenkomsten tussen Waseige en Guy Thijs. Als die toevallig een delicate keuze tussen twee gelijkwaardige spelers moest maken, wat zelden gebeurde, dan wachtte hij zo lang mogelijk. Meestal brak degene die hij eigenlijk wou dumpen twee dagen vóór de match een been of een arm. En anders mengde Thijs stiekem iets door zijn eten op de ochtend van de wedstrijd, zodat de speler zo ziek als een hond moest afmelden.

Over het uitvallen van Strupar zal Waseige dus niet te lang treuren. Helaas was Luc Nilis zijn eerste alternatief, en die liep begin september bij zijn Engelse club Aston Villa een dubbele beenbreuk op. Een botsing met Ipswich-doelman Richard Wright. Out voor op zijn minst de rest van het seizoen. In datzelfde weekend reed Emile Mpenza zijn fonkelnieuwe Ferrari naar de schroothoop. Minder dan een jaar nadat hij de verkeersstatistieken al had opgekrikt door een crash met zijn Porsche. Gelukkig zijn de goden met de jonge Mpenza, of wordt u misschien een uur vóór de aftrap opgebeld door Joke Van de Velde? Als Emile de eerstvolgende dagen zo goed zou willen zijn het openbaar vervoer te nemen, wordt hij in Letland opnieuw onze grote troef. Bij Schalke zit hij in elk geval in een bloedvorm. Benieuwd wie Waseige naast hem zal zetten.

Geef toe: ook al vegen de feiten in het voetbal elke voorspelling onmiddellijk van tafel, toch blijft dat gekeuvel vooraf een aangenaam tijdverdrijf. Voor sommige lui is het zelfs hun broodwinning. Brengen wij daarom de woorden van Tottenhamlegende Danny Blanchflower in herinnering: ‘De FA Cup Final is een schitterend evenement. Dat wil zeggen: tot tien voor drie. Daarna komen de spelers op het veld en vernielen de hele droom.’

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content