‘Ik voel aan mijn knoken een soort kentering.’ Eric Antonis over zijn toekomst als CVP-jongere, het onveiligheidsgevoel van de Antwerpenaar en het standbeeld voor Peter Benoit.
Op het sobere, moderne bureau van Eric Antonis aan de Antwerpse Grote Markt ligt het verzameld werk van Jean-Jacques Rousseau. Een cadeau voor Panamarenko, die afgelopen weekend met een select clubje vrienden zijn zestigste verjaardag vierde. Bovenaan op het verlanglijstje van de kunstenaar stonden tropische vissen. Eric Antonis wilde wel. ‘Ik ben gaan kijken, maar ik wist niet welke vissen bij zijn aquarium zouden passen.’
De Antwerpse schepen van Cultuur is ontspannen. De lokale CVP plaatste hem vierde op de lijst voor de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober. Eerst stond hij vijfde, maar dat zinde Antonis niet, al was dat met afstand een betere plaats dan de andere uittredende CVP-schepenen werd aangeboden. De cultuurintendant van Antwerpen 1993 wilde vooral de zekerheid dat de CVP hem opnieuw als schepen zou voordragen.
Uitgerekend Antonis die nooit lid zou worden van de CVP en gezworen had om niet als Leo Tindemans aan zijn mandaat te blijven hangen. ‘Als de vrienden mij vragen’, zei Tindemans voor elke verkiezing en hij bleef tot zijn 77ste in het Europees parlement. Ook Antonis zegt nu dat hij ‘bepaalde mensen niet in de steek kon laten’. Hij wil nog zes jaar besturen.
‘Ik ben niet meer zo jong, maar wel jong in de politiek en pas drie jaar bij de CVP. En vooral: een aantal van mijn initiatieven is nog zo kwetsbaar: het Toneelhuis, de initiatieven rond architectuur in de stad, dat soort dingen. Ik heb hier zoveel jaar mijn nestel afgedraaid en ben bang dat als ik wegga de hele tent weer in elkaar tottert. Dan kun je defaitistisch reageren óf zeggen: ik ga voor nóg een mandaat.’
Zeven jaar geleden stelde Antwerpen als culturele hoofdstad van Europa de vraag: Kan kunst de wereld redden? Vandaag is Antonis ervan overtuigd. Kunst kan Antwerpen redden.
Eric Antonis: Ik geloof heel sterk in urban regeneration. We hebben, met heel veel knokken, vanuit het Sociaal Impulsfonds (SIF) toch een aantal miljoenen kunnen reserveren om culturele initiatieven op moeilijke plekken in de stad te ondersteunen. Het is niet gigantisch, maar alle beetjes helpen.
U ging in Borgerhout wonen en pleit meer en meer voor cultuur in de wijken. Toch is voor de meeste mensen Antonis niet de man van het buurtwerk, maar van de hoge – zeg maar: elitaire – cultuur.
Antonis: Dat kleeft mij aan, ik weet het. Terwijl ik verdomme destijds in De Warande al tentoonstellingen organiseerde met de kleur- en sierkanarievereniging, en theater maakte met mentaal gehandicapten. Mijn imago is een erfenis van Antwerpen ’93. Dat was nu eenmaal een internationaal project en daar moest ik een keuze maken voor een – relatief – elitaire aanpak.
Horizontaal vuurwerk!
Antonis: (lacht)Ja, ook dat zal mij levenslang blijven achtervolgen. Ik kan geen café in Antwerpen binnenstappen of ze roepen: daar heb je de vuurwerkmaker. Typisch Antwerps. Nu met nieuwjaar hebben we ervoor gezorgd dat het vuurwerk driehonderd meter hoog spoot. Helaas hing er mist en zag je boven de kathedraal groene traantjes uit de wolken vallen. Zie je de lichtjes van de Schelde… dat werk. Kijk, ik ben ook maar uit een werkmansbroek geschud, maar ik vrees dat ik van dat etiket ‘elitair’ nooit meer verlost zal raken. Dan staat er weer iemand van de Antwerpse modelbouwers bij mij in het kantoor om te zeggen dat ik nog nooit mijn kop heb laten zien of klaagt prins Carnaval dat hij niet ontvangen wordt op het stadhuis. Het is een mission impossible: we zitten hier in Antwerpen met veertienhonderd verenigingen, en als ik op vrijdagavond met mijn secretaresse mijn agenda doorneem, ligt er zo’n gigantische stapel uitnodigingen waar ik een keuze uit moet maken. En ik vind niet dat ik die keuze alleen moet laten bepalen door populisme. Als ik niet weet welke nieuwe dingen zich in deze stad ontwikkelen, zit ik binnen de kortste keren met een generatiekloof van hier tot ginder. Ik geef dan toch de voorkeur aan een voorstelling in de Monty of een tentoonstelling in het MUHKA, terwijl ik weet dat een bezoek aan De Ware Vrienden in Zandvliet electoraal veel interessanter is.
Over keuzes gesproken: moet het Raamtheater verdwijnen, zoals het advies van de bevoegde commissie aan cultuurminister Bert Anciaux luidt?
Antonis: Ik heb het Raamtheater de jongste jaren niet meer gevolgd. Dat zegt misschien wel iets. Als je de centen moet verdelen, kun je niet iedereen tevredenstellen. Er lijken mij interessantere groepen in Antwerpen aan het werk te zijn. Maar ik wil me er verder niet mee bemoeien.
Waarom moet kunst per se vernieuwend zijn? Is vernieuwing niet een begrip voor de Autosalon?
Antonis: Neen, het is belangrijk dat de overheid blijft investeren in dat stukje researchafdeling van de samenleving dat de kunstensector is. Je moet dat behoeden voor verstarring en verzuring. En wat is vernieuwing? Als ik Public Enemy zie van de Stannekes zou ik daar eigenlijk de hele gemeenteraad mee naartoe willen sleuren. Op het vlak van die vernieuwende impulsen is er een grote verschuiving gebeurd van l’art pour l’art-achtige toestanden naar meer maatschappelijk engagement.
Maar niemand gaat nog met een gebalde vuist op het podium staan.
Antonis: Als je de video’s van voorstellingen uit de jaren zeventig bekijkt, is het – behalve Mistero Buffo dat overeind blijft – niet meer om aan te zien. Het heeft lang geduurd voor men na de Internationale Nieuwe Scène en Vuile Mong een nieuwe vorm had gevonden. Het expliciete karakter is verdwenen, men probeert nu meer processen bloot te leggen zonder daar onmiddellijk een stellingname aan vast te haken. Maar het engagement in het theater is terug, absoluut.
Een mens wordt toch lichtjes ongemakkelijk als hij Luc Perceval in interviews hoort zeggen dat wie aan de subsidies van het Toneelhuis wil raken in de kaart speelt van het Vlaams Blok?
Antonis: Dat is geen goeie stellingname natuurlijk. Je moet niet per se tweehonderd miljoen hebben om goed theater te maken, maar vooral klare ideeën. En de één zal er wat meer geld voor nodig hebben dan de ander. Het probleem waar we in Antwerpen mee zaten was dat het theaterpubliek verouderde. Dat is een belangrijk signaal. Het Toneelhuis moet vader, moeder én de kinderen naar het theater krijgen.
Stel: de CVP komt in de oppositie terecht. Kunt u dan genoegen nemen met een rol als gemeenteraadslid?
Antonis: ’t Is niet echt mijn fort, denk ik. Het debat in de Antwerpse gemeenteraad, zoals ik dat in de voorbije jaren meegemaakt heb, is nogal dorps. Ik mis visie. Ik zou het debat vanuit de culturele sector wat willen aanzwengelen. Dat lijkt me nog wel een uitdaging.
Maar als u een aanbieding krijgt om ergens een toneelgezelschap of een cultuurfestival te leiden, bent u weg.
Antonis: Laat ik eerlijk zijn: die kans is groot, ja.
Dat brengt ons bij een merkwaardige paradox: u wil het Vlaams Blok bekampen, maar eigenlijk moet u stiekem hopen dat het Vlaams Blok ook weer niet te veel verliest. Stel: het Vlaams Blok zakt naar twintig procent. Dan stijgen de kansen voor een paars-groene coalitie, waarbij de CVP uit de boot valt. Exit schepen van Cultuur Eric Antonis.
Antonis: Dat zien we dan wel weer. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat het Blok zakt tot vijftien procent. Als op 8 oktober Filip Dewinter voor de camera’s zijn nederlaag moet toegeven, zal me dat veel blijer maken dan het uitzicht op een nieuwe termijn als schepen.
Ander scenario: bent u bang voor Oostenrijkse toestanden in Antwerpen?
Antonis: Niet echt.
De Antwerpse VLD is daar te principieel voor?
Antonis: Dat gevoel heb ik wel, ook al omdat ze dat vanuit de nationale VLD-leiding goed ingepeperd hebben gekregen. En voor alle duidelijkheid: als iemand in de CVP zou denken dat hij met het Vlaams Blok moet gaan praten, stap ik cito presto op. Maar nogmaals: ik geloof niet in zo’n doemscenario. De voorbije jaren was ik nogal pessimistisch, maar ik voel nu aan mijn knoken toch een soort kentering.
Zou het?
Antonis: Ik hoop het. Maar die toestand rond Jörg Haider is voor Antwerpen natuurlijk een slechte zaak.
Een stem voor extreem-rechts wordt weer nuttig?
Antonis: Misschien gaan mensen zo denken. Het cordon sanitaire had op een aantal mensen op den duur het effect van: we kunnen maar beter niet op het Blok stemmen, want het helpt tóch niet.
U bent in Borgerhout gaan wonen, waar het Vlaams Blok straks in de districtsraad misschien wel een absolute meerderheid zou kunnen veroveren. U hebt voorgesteld om met één kartel van alle democratische partijen het Blok te counteren. Is het niet verstandiger dat iedere partij zich op haar sterke punten profileert?
Antonis: In principe wel, maar dan had men de rechtstreekse verkiezing van de districtsraden beter moeten voorbereiden. Om u de waarheid te zeggen: bij die hele decentralisatie van Antwerpen zijn we allemaal aan de kant blijven staan omdat we ervan overtuigd waren dat het toch nooit voor 2000 in orde zou komen. En toen dat plotseling toch het geval bleek te zijn, is iedereen zich te pletter geschrokken. De CVP moet meer dan driehonderd kandidaten gaan zoeken voor al die districtsraden. We gaan mensen de loopgraven insturen die nooit een opleiding als soldaat hebben gekregen. Het is aartsmoeilijk bovendien, omdat het imago van partijen zo flinterdun is geworden. Ik heb een hoop vrienden van wie ik weet dat ze zeer geïnteresseerd zijn in maatschappelijke problemen, maar tegen wie ik nooit zou durven zeggen: join the CVP. Ik dacht dat je in Borgerhout – waar de politieke problemen inderdaad groot zullen zijn – het experiment kon wagen om alle democraten samen te brengen. In Borgerhout moeten we niet het grote ideologische debat gaan houden. Daar komt het er vooral op aan dat je de zaken goed beheert.
Meer bloembakken?
Antonis: Gewoon: de buurt weer leefbaar maken. Met netwerken van mensen die zich niet onmiddellijk willen binden aan rood of groen of weet-ik-veel. Ik heb een soort databank aangelegd van wie de laatste tijd allemaal in Borgerhout is komen wonen. Er waren ontzettend veel mensen die wilden meewerken, maar toen kwamen de politieke partijen en die zegden: wij doen niét mee, wij vinden dat een verarmd democratisch model. Patrick Janssens (SP-voorzitter) zei onmiddellijk nee. Toen ging het feest niet door.
Borgerhout wordt trendy. Zijn de problemen opgelost als er wat kunstenaarsvolk neerstrijkt, zoals tien jaar geleden op Antwerpen-Zuid?
Antonis: De buurt leeft op, maar dat vraagt tijd. Borgerhout ligt overal dichtbij, er zijn fraaie pandjes. Dus je krijgt het effect van destijds de Cogels-Osylei. Jonge mensen – absoluut geen kapitalisten hoor – kopen voor een paar miljoen een huis en knappen dat op met respect voor de stijl en de kwaliteit van de architectuur. De Stannekes wonen nu in Borgerhout, Anne Provoost woont er, er komen wat theaters – de Pekfabriek, de Rataplan – we gaan de Cinema Roma proberen in te palmen, niet om helemaal te verbouwen maar om te gebruiken als een prachtige ruïne… Ik voel dat groeien.
Er komen nu affiches met de tekst: Deze lente in Borgerhout… Voor mijn buurvrouw in Borgerhout, een oud mens dat daar geboren en getogen is, is de pain in the ass het feit dat ze vroeger in een chique buurt woonde, terwijl haar huis nu niets meer waard is. Voer dus een campagne en zeg tegen de buurt: het wordt hier net zo leuk als in Antwerpen-Zuid, en de prijzen gaan stijgen. Dat is een vorm van opportunisme én van optimisme. Die twee kunnen perfect samengaan.
De arme sloebers verlaten Borgerhout. Maar dan verplaats je het probleem toch alleen maar?
Antonis: Uiteraard. Je duwt de problemen weg richting Sportpaleis, naar Deurne, en daar heb je geen troeven meer. Want daar heb je geen kwalitatieve woningen te bieden.
Is het toch niet typisch voor deze stad: waar wijken heropleven, is het bijna óndanks het stadsbestuur?
Antonis: Misschien, maar je mag toch niet onderschatten hoe de leefbaarheid van sommige wijken wordt opgekrikt door buurtwerk, wijkagenten of witte tornado’s. Dat zijn allemaal kleine dingen, maar ze helpen wel.
’t Is toch bizar: een groot deel van de problemen in Antwerpen vloeit voort uit de fusie. Men heeft die bewust niet voorbereid, want de SP was tegen de fusie. Nu is men bang voor wat er gaat gebeuren in de districtsraden, en wéér heeft men de operatie niet voorbereid omdat bijna iedereen ‘en stoemelings’ bezwaren had. Rare jongens, die Antwerpenaars.
Antonis: Héle rare jongens. Mijn initiatief in Borgerhout is mij door de CVP ook niet in dank afgenomen. Maar ik blijf erbij dat de voorbereidingstijd voor de districtsraden te kort is. We gaan plat opportunisme krijgen. Partijen gaan vooral kandidaten zoeken die gegarandeerd goed zijn voor een paar honderd stemmen. Alle Margrieten Hermans zullen bovenaan de lijst staan. Ik houd mijn hart vast voor de kwaliteit van de districtsbesturen. En hoelang zal het cordon sanitaire tegen het Vlaams Blok standhouden? Nu al zou ik de adviezen van de districtsraden aan het stadsbestuur niet willen optellen, die in samenspraak met het Blok zijn geformuleerd. Als die raden straks ook wettelijke bevoegdheden hebben gekregen, wordt het nog knap lastig.
De unanieme motie van de Antwerpse gemeenteraad tegen het asielzoekerscentrum in Ekeren: gaf dat u, net als Patrick Janssens, een gevoel van schaamte?
Antonis: Achteraf vind ik het ontzettend jammer dat we die motie hebben goedgekeurd. Maar ik vond god-ver-dom-me dat men ons in Antwerpen onheus behandeld heeft. Ik snap de paniek van Vande Lanotte wel die dacht: als wij het op voorhand aankondigen, krijgen we tegenwind. Maar de minister had toch op zijn minst een kabinetsmedewerker naar Antwerpen kunnen sturen om het college discreet uit te leggen hoe de vork in de steel zat. Ik voel me in het ootje genomen.
Dat verklaart nog niet zo’n onbehouwen motie.
Antonis: Ik denk dat we aan overacting gedaan hebben. We hebben te snel en te bang gereageerd. We hadden een motie moeten aannemen dat we er niet per se tegen waren, maar eerst meer informatie wilden.
Los daarvan blijft de realiteit. U doet uw best op het stadhuis, het Blok op straat.
Antonis: Ik zal het niet ontkennen. En de Blokkers hebben het makkelijk natuurlijk: bij alle inspraakprocessen in de buurten moeten zij alleen maar het ongenoegen van de bewoners steunen en het protest kapitaliseren. Terwijl je als beleidsmaker soms de moed moet hebben om tégen de bewoners in te gaan. Participatie is belangrijk, maar af en toe moet een politicus durven zeggen: jullie hebben ongelijk, en we doen het tóch anders.
En dan komen voor dag en dauw mannen met kettingzagen Japanse kerselaars omleggen.
Antonis: Een prima voorbeeld. Bij de heraanleg van het plein voor het Museum van Schone Kunsten was er veel inspraak geweest van de buurt. Maar dan heb je altijd toch een paar diehards à la Julien Weverbergh die zeggen: no way. Wel, dan moet je de moed hebben om die bomen om te hakken. Ik was er rotsvast van overtuigd dat Paul Robbrecht een goed plein zou maken, dat het museum opnieuw op een sokkeltje zou staan. Dat is ook gelukt.
Een ander uiterste is het plein voor de kerk in de Kerkstraat, waar de mensen uit de buurt een kunstwerk wilden. De kunstenaar die de opdracht kreeg, zei: laten we vertrekken van een Perzisch tapijt. Want wat is het meest multiculturele wat onze bomma’s en bompa’s altijd in huis hebben gehad? Toch zeker wel een tapijt! Ik vond dat een mooi symbool. Wel, ik ben me te pletter geschrokken toen die kerkfabriek zei: niet voor ons deur. In zo’n geval wil ik nog liever mijn kop ernaast leggen. Dan zet ik door.
‘Goud en ijzer in de lucht, rook en stuifmeel op de grond’: het verzet komt niet altijd van pissige burgers, maar ook van het college. Mieke Vogels maakte bezwaren tegen de installatie van Lawrence Weiner in het Middelheim.
Antonis: Als een professionele jury, een conservator en een aantal experts uit binnen- en buitenland samen tot de conclusie komen dat de strekking die Weiner vertegenwoordigt, in de collectie van een encyclopedisch museum als het Middelheim ontbreekt, ga ik in het college geen discussie voeren: is dat schoon of is dat lelijk? Toen die aankoop door het college was afgeschoten – op een moment dat ik in het buitenland zat – ben ik naar Mieke Vogels gestapt. Voor mij was dat een principiële zaak: de politiek mag zich nooit met de inhoud van kunst bemoeien. Maar dan krijg je natuurlijk dat demagogische gedoe van mensen die voor de camera worden geïnterviewd: die letters, meneer, weet ge wel hoeveel dat dat kost? 1,3 miljoen, dat is zoveel als mijn huis! Voor een hoop letters! Tja, dat is ambetant.
Het heeft vijf jaar geduurd voor Antwerpen een stadsbouwmeester kreeg. Was het zo moeilijk om uw collega’s in het schepencollege te overtuigen van het belang van architectuur?
Antonis: Heel eerlijk: het discours over kwaliteitsarchitectuur lééfde niet in deze stad. Het bleef allemaal beperkt tot kleine, professionele kringen. Er worden nog elke dag verschrikkelijke dingen gebouwd in deze stad en eigenlijk loopt heel Vlaanderen achterop. We hebben hier 110 culturele centra neergepoot, waarvan je er eigenlijk 90 zou moeten afbreken. Het debat over architectuur komt maar langzaam op gang, maar er is een kentering.
Hoe wil u de stadsvlucht tegengaan?
Antonis: Met de regularisatie van asielzoekers zal er nu wel een correctie worden aangebracht, om het een beetje luguber te zeggen. Nee, serieus: ik vind dat er op wettelijk niveau een aantal maatregelen genomen moet worden. Het is toch onwaarschijnlijk dat je in de ene gemeente meer of minder opcentiemen betaalt dan in een andere. En voorts heeft Antwerpen te weinig groen en zul je ook iets aan het subjectief onveiligheidsgevoel moeten doen.
Dat laatste mag je toch niet hardop zeggen in progressief Vlaanderen?
Antonis: Ik stel vast dat in elk onderzoek van Marc Swyngedouw dat onveiligheidsgevoel heel hoog scoort.
Bij de onderhandelingen over het schepencollege in 1994 riep Ward Beysen (VLD): binnen de honderd dagen moeten we de politie hervormen. We zijn inmiddels bijna zes jaar verder.
Antonis: Tja. Weet je wat ik de cruciale fout vind? Van oudsher wordt het veiligheidsbeleid door de burgemeester bijna gemonopoliseerd. Terwijl het een collegiale bevoegdheid zou moeten zijn. We hebben het dossier niet gedeeld.
Is dat niet het probleem van dit college: het is nooit een team geworden?
Antonis: Dat wil ik graag toegeven. Er zijn voordelen aan goede vakschepenen, maar er zijn precaire terreinen waarover je samen beleid moet maken. We discussiëren in het college ook nog te veel over onnozelheden, zoals een bouwvergunning voor een tuinhuisje in Ekeren – terwijl dat toch eigenlijk allemaal hamerstukken zouden moeten zijn. En dus houden we te weinig tijd over om te praten over een visie op het beleid. In alle duidelijkheid: de échte discussie over veiligheid in Antwerpen hebben wij in het college niet of nauwelijks gevoerd.
Filip Dewinter zal u dankbaar zijn.
Antonis: We hebben op die manier de bal in het andere kamp gelegd – dat is waar. Kijk, we kunnen honderd miljoen investeren in de Offerandestraat om die buurt weer leefbaar te maken, maar als een donkere jongen een winkelier overhoopschiet, is die honderd miljoen wég. Zoiets kunnen we niet helemaal voorkomen, maar we mogen de Antwerpenaar zeker niet het gevoel geven dat we hem aan zijn lot overlaten.
Dit college is vooral bezig geweest met interne herstructureringen, waarvan de Antwerpenaar weinig merkt.
Antonis: Dat vrees ik, ja. Nu pas hebben we een instrument om een beleid te voeren, al hadden we nog meer het accent moeten leggen op klantvriendelijkheid.
De ambtenarij ervaart de burger als een storend element.
Antonis: (boos) Jamaar, er zijn ook een hoop ambetante mensen in deze stad. Mensen die janken over elke vernieuwing of verandering, echte nimby’s ( not-in-my-backyard, red.), die voortdurend roepen: niet bij mij! Dat eeuwige gekanker, daar kan ik op den duur ook niet goed tegen. Ik geef het u te doen: probeer maar eens wat moderne kunst in deze stad te integreren. Als er ergens een standbeeld moet komen zal de politicus van de bevolking te horen krijgen: we hebben in de stad Rubens, Van Dyck en Jordaens al, geef ons maar Peter Benoit. Dan moet een politicus de bevolking tegen de haren in durven strijken.
Bent u bang voor de verkiezingen?
Antonis: Niet echt bang, maar de komende maanden zullen cruciaal zijn. Ik vind het wel een beetje bangelijk dat de SP zo laat met haar lijst zal komen. Als het gekrakeel rond de lijsten en de vernieuwing nu afgelopen zouden zijn en we eindelijk aan de slag konden, zou ik me een stuk geruster voelen. Tenminste als er geen accident de parcours opduikt.
Rellen in de Stuivenbergwijk?
Antonis: Om maar iets te noemen. Ik vind Euro 2000 heel gevaarlijk voor de stad. Hoe je het ook wendt of keert, jongerengeweld in de stad is een probleem.
Breng mensen niet op slechte gedachten?
Antonis: Daar hebben ze mij niet voor nodig. Er zullen wel andere mensen klaarstaan om dat desnoods aan te porren. Iedereen weet dat dat zwaard van Damocles boven ons hoofd hangt. En het wordt een moeilijke, bijna schizofrene situatie. Alle partijen moeten zich tegenover elkaar profileren, maar tegelijkertijd moeten we samen het Blok bekampen. Voor je het weet, zijn de SP en de VLD elkaar aan het uitkafferen, en zeggen de mensen: daar heb je ze weer. Misschien moet er een soort afspraak komen, zoals je die in de commerciële reclame hebt: maak je standpunt duidelijk, verkoop je product, maar maak elkander niet kapot. Maar ach, ik zal wel naïef zijn zeker?
Piet Piryns Peter Renard