Mont Ducal, de biografiktie van Hugo De Ridder, is een pareltje. Als we tijd hebben zullen we het boek zeker eens lezen. Zelfs onze chef-boeken, die De Ridder vanwege zijn goede verkoopcijfers niet in het hart draagt en hem ooit van egotisme beschuldigde, moest het toegeven in Zwarte Woensdag van twee weken geleden. “Schitterend werk, ” aldus kort samengevat Reynebeau.
Er is maar één probleem met dit moedige maar moeilijke literaire genre : de mensen willen maar niet begrijpen dat het om fiktie gaat, en dat dus de vraag “Wie is wie ? ” misplaatst en uit den boze is. De Ridder heeft de jongste weken tot zijn grote wanhoop niets anders gedaan dan dat overal met handen en voeten te gaan uitleggen.
Maar goed, nu iedereen daar eindelijk van overtuigd is, is het tijd voor ernstiger vragen. Om te beginnen : wie is Monica De Witte ? In het boek is zij de maîtresse van premier Bert Offermans. En ze heeft in het heetst van de strijd dauw op haar tepels ! Zoals onze direkteur opgewonden kwam vertellen op de vorige redaktievergadering.
Bon. Er zijn nu twee mogelijkheden. Ofwel is zij ontsproten aan de fantazierijke vertelkunst van De Ridder. Weinig waarschijnlijk, dixit ch-b. Dus moeten wij op zoek naar een premier die, wij citeren, “sinds 1980 gedurende meer dan tien jaar eerste-minister van het koninkrijk België is geweest. “
Even Theo Luyckx en diens aangenomen dochter Els Witte geraadpleegd en van verbazing achterover gevallen : Wilfried Martens ! ! Hugo De Ridder schrijft niet meer of niet minder dan dat Martens er een maîtresse op nahield. Daarvan zakt onze broek, de beeldspraak is misschien misplaatst, af. Vijftien jaar lang het boegbeeld van de kristen-demokraten, die anderen de wet wensen voor te schrijven inzake morele en etische kwesties, en dan dit.
Nooit iets over gelezen. Wat voor een pers hebben wij eigenlijk in dit land ? Beeld u in dat de premier van Engeland een vriendin konsumeert. Om nog niet te spreken van de mogelijke aanwezigheid van dauw op haar tepels. The Sun of The Mail zouden toch te klein zijn om het erin te krijgen. Daarvoor moet ook page three eruit. Maar wij, brave simpele Belgische journalisten, houden dat stil. En dan wil zoon De Lentdecker ons nog schadevergoeding doen betalen.
HUGO DE RIDDER of de betrokkenen zelf Monica en Bert doen er goed aan klaarheid te komen scheppen. Voor heel Vlaanderen bij Marlène, of desnoods diskreet bij Jan Van Rompaey. Bestaan zij of bestaan zijn niet ? De Ridder schrijft dat toch niet zo maar. Die man heeft de jongste jaren alles naar boven gespit wat ze in de Wetstraat ondergronds wensten te houden. En dat dankzij een journalistiek procédé dat wij vroeger al eens hebben uitgelegd, en dat als volgt in elkaar zit.
De Ridder begint met een domoor op te zoeken. Bijvoorbeeld Martens zelf. Hij zet zich op een makkelijke stoel en steekt van wal : “Dehaene heeft mij verteld dat gij vóór de devaluatie van 1982 nog gauw uw eigen fortuin in marken hebt omgezet en in Liechtenstein hebt belegd. ” In het hele onderzoek van de schrijver is dit de enige leugen. Of laten we zeggen : de enige niet bewezen veronderstelling. En de trein is vertrokken.
Martens stuift woedend op uit zijn zetel. “Zegt hij dat, die smeerlap ? Nooit heb ik een grovere leugen gehoord. Dehaene is de slechtste mens die ik ken. Hij heeft potverdekke zelf zijn geld naar Liechtenstein versast. En niet in marken maar in dollars. In marken, enfin, dan hadden we nadien de frank niet aan de mark moeten koppelen natuurlijk. “
Hugo De Ridder moet zich hoeden om niet juichend door de kamer te gaan dansen. Hij heeft al onmiddellijk twee reuzevissen aan de haak. Eén : Dehaene heeft met voorkennis kapitaalvlucht gepleegd. Twee : met de fameuze koppeling van de frank aan de mark hebben er ook een paar hun voordeel gedaan. Hoe, dat komt hij later wel te weten. Eerst het ijzer smeden terwijl de woede nog van het gelaat van Martens afstraalt.
“Jamaar, ” gooit De Ridder in het midden, “dan begrijp ik toch iets niet. Dat Dehaene zijn geld naar Liechtenstein heeft gebracht, dat wist ik eerlijk gezegd al. Ik mag het eigenlijk niet verklappen, maar Van Rompuy heeft me dat verteld. “
Wilfried Martens ziet de allergrootste valstrikken op zijn pad niet meer liggen. “Dat kan ik geloven, dat Van Rompuy u dat gezegd heeft, ” schreeuwt hij het uit. “Die farizeeër is zelf mee geweest. Met zijn eigen geld, dat van zijn broer, en dat van heel zijn familie. “
De Ridder steekt nog een tandje bij. “Ik weet het, ” zucht hij, “ik weet het, en de derde die mee was, ken ik ook. “
Martens hapt opnieuw : “De derde ? Maar ze waren met vier. Geens niet alleen, Nothomb was er ook bij. Hugo, als ge A zegt, moet ge B durven zeggen ook. “
De Ridder kan niet langer ernstig blijven en barst in lachen uit, wat Martens beschouwt als het bewijs dat De Ridder het wel degelijk wist, van Geens èn Nothomb. Hij begrijpt dat hij deze man rustig alles kan toevertrouwen, hij weet het toch al.
De auteur van zijn kant, zit voor een dilemma. Bij Lannoo heeft hij een kontrakt dat hem ertoe verplicht elk jaar tweehonderd veertig bladzijden te vullen. Met wat hij hier in vijf minuten tijd is te weten gekomen, schrijft hij er makkelijk vierhonderd vol. Het is dus eigenlijk tijd om te stoppen. Toch geeft De Ridder nog één schot voor de boeg, al was het voor de sport.
“Wat ik niet begrijp, ” maakt hij zijn redenering van daarnet af, “is hoe Dehaene dat wist, van die devaluatie. Hij was er toch niet bij in Poupehan ? “
Martens heft de handen ten hemel. “Maar van Detremmerie natuurlijk. Enfin Hugo, nu valt ge me tegen. Welke bank heeft er het jaar na de devaluatie de grootste winst gemaakt ? Dat kunt ge toch gewoon gaan opvragen bij het NIS ? En wie heeft er voor de BAC alles geregeld, de verkoop van de Leopoldwijk en zo ? Dehaene toch wel. Hij wou er zelfs voorzitter worden. Nog trouwens. Maar nu moet gij mij iets vertellen. Waarom zegt gij : in Poupehan ? “
De Ridder voelt zijn oren niet alleen tuiten, maar ook fluiten, loeien en gloeien. “Poupehan ? Heb ik gezegd : Poupehan ? Dat moet een verspreking geweest zijn. Die vergadering was natuurlijk niet in Poupehan. “
Martens zakt gerustgesteld terug in zijn zetel. “Ah nee. ’t Was op het paleis bij de koning. Stel u voor dat ge de frank devalueert en het geld van het hof blijft in België staan, ge zoudt wat horen. ” Hugo De Ridder glijdt van zijn stoel en valt in coma.
ALS DUS ZO een insider schrijft dat Martens een maîtresse had, dan had hij er ook één. De vraag is alleen : wie was die ongelukkige ?
Koen Meulenaere