Land van duizend desillusies
Lang voor de watersnood was Pakistan al een rampgebied. De staat is failliet. Grote delen van het land vallen buiten de controle van de overheid. De corruptie is allesoverheersend. En terwijl de bevolking een piek van 175 miljoen mensen bereikt, zakt de economie in elkaar. ‘Het volk wordt met de dag woedender.’
Tijdens mijn allereerste wandeling door Lahore word ik aangesproken door een jongeman, die meteen een tirade afsteekt over de corrupte politici. Hij is heel gelovig, zegt de student wat later. Hij houdt zich strikt aan de ramadan en geniet ervan de regels te respecteren en te mediteren over zijn plaats in de wereld, maar religie heeft volgens hem pas zin als ze mensen voorthelpt. ‘Ik ben in de eerste plaats mens, en vervolgens moslim.’
De volgende dag. Een ambtenaar van het ministerie van Onderwijs betaalt in een snackbar ongevraagd mijn maaltijd. Het maal kost het equivalent van een halve euro, dat is voor hem een flink deel van zijn dagloon: ‘Naar wat ik van Europa hoor,’ zegt hij, ‘staat jullie sociaal systeem veel dichter bij de islam dan wat wij hier hebben. Of jullie tot Allah bidden of niet, de ware islam is bij jullie te vinden, niet bij ons. Dat is wat ik ervan denk.’ Hij gaat geregeld bidden in Data Darbar, het soefischrijn in Oud-Lahore waar begin juli bij een zelfmoordaanslag enkele tientallen doden vielen. ‘Ik zou daar normaal ook zijn geweest, maar ik voelde me die dag niet lekker.’
In dezelfde volksbuurt weigert een verkoper van halva, een versnapering, mijn geld aan te nemen: ‘Aan mijn kraampje zul je nooit mogen betalen. Vertel in België maar dat Pakistani’s, en dan bedoel ik niet de bommenleggers en de corrupte politici, goede mensen zijn. Gastvrij en open van geest.’
Een maand later krijg ik aan de universiteit van Peshawar een lift van de vicedeken van de medische faculteit. ‘De islam’, zegt hij, ‘is de religie van de natuur. De religie bekrachtigt de natuurlijke levenswijze. Als het Westen ons fnuikt of tegenwerkt, wordt de islam automatisch sterker. Ook dat is een natuurlijk fenomeen. Wie ons aanvalt, maakt ons sterker.’
Haider Ali Khan, woordvoerder Buitenlandse Zaken van de seculiere Awami National Party: ‘Men zegt: politici deugen niet. Ze zijn corrupt. Ze voeren geen landhervorming door. Maar men gunt ons nooit de tijd om hervormingen door te voeren. Sinds de onafhankelijkheid in 1947 hebben we in totaal dertien jaar democratisch bewind gehad. Dat is het lot van de politicus: je wordt verkozen en een paar jaar later zit je in de gevangenis. Als je al niet eerder ben afgeknald. Zeg dan niet dat het probleem vooral bij de politiek zit.’
De corruptie wordt ook in de hand gewerkt door de wankele democratie. Politici moeten snel graaien, want na een paar maanden kunnen ze hun baan alweer kwijt zijn.
Een boekhandelaar in Peshawar: ‘De ene dag zeggen jullie in het Westen dat moslims goed zijn omdat ze tegen de communisten vechten, en de volgende dag vinden jullie diezelfde moslims slecht omdat ze niet langer in jullie kraam passen. Wij zijn nu plotseling de vijand, we worden door onbemande vliegtuigen beschoten en onze economie ligt aan diggelen. Jullie zeggen: jullie zijn terroristen. Ik zeg: wij zijn de slachtoffers van jullie wispelturigheid. Ik denk dat jullie ons maar beter met rust kunnen laten. Hou op met jullie hulpverlening, hou op met jullie betutteling.’
Haider Ali Khan: ‘Je kunt niet geloven wat een invloed de huidige voedselhulp heeft. Europa en het Westen moeten juist meer helpen. Meer scholen bouwen, meer ziekenhuizen bouwen. Ik zeg niet dat de Pakistani’s van jullie zullen gaan houden, maar de haat zal zeker afnemen.’
Soefi’s en Sovjets
Khaled Ahmed is columnist bij het weekblad Friday Times. Hij was vroeger hoofdredacteur van de Daily Times en leidt nu een instituut dat de toenadering tussen de landen in de regio, en vooral tussen India en Pakistan, wil stimuleren.
‘Als je de bevolking zou peilen,’ zegt hij, ‘is minstens tachtig procent voorstander van een culturele islam. De islam met heiligen en soefi’s is hier traditioneel sterk. We deelden die heiligen vroeger met sikhs en hindoes, daar werd geen onderscheid in gemaakt. Maar bij de oprichting van Pakistan in 1947 hadden we niet zozeer gedichten en dans dan wel wetteksten en een grondwet nodig. Die vonden we niet bij de soefi’s, en dus werden meer orthodoxe scholen aangesproken.’
Die strengere en aanvankelijk marginale moslimscholen kregen veel invloed en verdrongen gaandeweg de culturele, tolerante islam.
‘In de jaren tachtig, onder de militaire dictator Zia-ul-Haq, was er een islam-revival’, zegt Ahmed. ‘De wereldleiders dachten dat de islam een prima wapen was om de Sovjets in Afghanistan te bestrijden. Maar ze hadden toen ook andere keuzes kunnen maken: ze hadden Pakistan kunnen dwingen om ook de sjiieten of seculiere verzetsgroepen in Afghanistan te ondersteunen. Pakistan schaarde zich evenwel achter de radicale soennieten, hielp hen aan wapens en liet hen zelfs toe die ook in Pakistan te dragen.’
De sowieso al zwakke Pakistaanse overheid verloor het monopolie op geweld – en heeft dat nooit meer teruggewonnen.
Al meteen vanaf zijn oprichting zat de seculiere moslimstaat Pakistan met een minderhedenprobleem. Want als de moslims zich niet thuis konden voelen in een door hindoes gedomineerd India, viel het te begrijpen dat sikhs, christenen, sjiieten, ahmadiyya en hindoes zich niet thuis zouden voelen in een door soennieten gedomineerd Pakistan. In de culturele fase van de islam viel dat nog mee, maar sinds de radicalisering zijn minderheden – én vrouwen – steeds meer de dupe.
‘In vele derdewereldlanden zijn alle instellingen zwak. In Pakistan zijn ze zwak op één na: het leger. Dat is enorm sterk, en dat weegt op de politiek en de hele samenleving.’ De schattingen lopen uiteen, maar men denkt dat twee derde van de overheidsuitgaven naar het leger en de geheime dienst gaat. Tegenover, ook weer een schatting, drie procent naar onderwijs. ‘Dat is niet vol te houden.’
Hoe ontneem je het leger zijn macht? Door een oorlog te verliezen? Dat zou, gelet op de nucleaire capaciteit, gevaarlijk zijn, vindt Ahmed. ‘Het leger heeft zijn positie verworven door het aanhoudende conflict met India. We zullen het dispuut over Kashmir niet oplossen, maar we moeten tot normalere betrekkingen met India komen. Onze bevolking is naïef. Ze denkt dat alle problemen van de baan zullen zijn als de Amerikaanse troepen wegtrekken uit Afghanistan. Maar de realiteit is dat de jihad intussen is gecriminaliseerd en grote economische belangen vertegenwoordigt. En dus zal hij blijven bestaan.’
Intussen kan de pers toch maar vrank en vrij berichten over bevreemdende toestanden in Pakistan.
‘Relatief vrij’, nuanceert Ahmed. ‘Pervez Musharraf (de voormalige militaire dictator, nvdr) heeft de tv-markt vrijgemaakt en het kabelnieuws is inderdaad nogal vrij. Met die beperking dat we niet openlijk over terrorisme berichten. Ook weer omdat de staat zwak is. In Karachi zijn er onlangs belangrijke terroristen vrijgelaten. Ik weet dat de rechter uit angst heeft gehandeld.
‘Toen ik hoofdredacteur was, publiceerde de Daily Times – in 2006, geloof ik – een artikeltje over de pro-taliban krijgsheer Mangal Bagh uit Khyber. Op de een of andere manier kreeg hij het artikel onder ogen. Het beviel hem niet. Hij liet mijn reporter in Peshawar ontvoeren – zoals je weet is de overheid afwezig in Peshawar. Hij nam hem mee naar Khyber, gooide hem op de grond en zette zijn voet op zijn hoofd. In zijn ene hand had hij een scherp mes, in zijn andere een telefoon, en hij belde me op. Hij dreigde ermee de keel van de reporter door te snijden. Bijna huilend smeekte ik hem: “Laat mijn reporter vrij, ik zal nooit meer iets tegen jou schrijven, dat zweer ik bij God.” De reporter heeft twee uur onder die voet gelegen, maar hij werd uiteindelijk vrijgelaten. En we hebben nooit meer over Mangal Bagh bericht.
‘Een andere keer had ik een artikel geschreven tegen Hafez Saeed, de leider van Laskhar-e-Taiba (een terroristische beweging, nvdr). We hoorden dat ze aanslagen tegen ons planden. Ik ben dan persoonlijk mijn verontschuldigingen gaan aanbieden. Niet in de krant zelf, dat was niet nodig. Ik verzekerde hem dat ik nooit meer over hem zou schrijven. En zo is het gegaan. Hij wist eerst niet hoe zich te gedragen, maar na een tijdje ontspande hij zich en bij het afscheid omhelsde hij me zelfs.’
School zonder Koran
Twintig jaar geleden stond Pakistan economisch nog min of meer op hetzelfde niveau als India. Nu loopt het hopeloos achter. Beloftes worden telkens gevolgd door desillusies. ‘Ik heb de bevolking nog nooit zo kwaad gezien als nu’, zegt een buitenlander die al vele jaren in Pakistan verblijft.
Het minimumloon bedraagt ongeveer 60 euro per maand, maar velen werken voor de helft daarvan. Als er al werk is. Mensen hebben niet de indruk dat ze hun lot in eigen hand hebben. In dat opzicht is Pakistan nog een feodaal land. Er wordt gewacht tot anderen beslissingen nemen. Ze wachten na de watersnood in kapotte huizen tot de overheid over de brug komt. Zoals ze heeft beloofd – de zoveelste belofte die wellicht in een desillusie zal veranderen.
Het is, onder mijn gesprekspartners, een punt van discussie in hoeverre Pakistan een religieus land is. Sommigen beweren dat het land geobsedeerd is door religie. Anderen, zoals de advocaat en gewezen vakbondsleider Raza Kazim, stellen dat mensen zich enkel tot de religie keren bij gebrek aan beter. Kazim richtte in zogenaamd fundamentalistisch gebied een school op waar – zoals hij op een publieke vergadering luid verkondigde – geen Koran zou binnenkomen. En toch stuurden ook vaders met lange baarden hun kinderen naar zijn school. ‘En alle ouders wilden met mij op de foto. Als je maar oprecht bent en overtuigd, zijn mensen bereid ver met je mee te gaan.’
Directeur I. A. Rehman van de Pakistaanse Human Rights Commission daarentegen vindt dat Pakistani’s ’te kritiekloos religieuze argumenten aanvaarden. Als iemand zegt dat iets in overeenstemming is met de islam, wordt dat meteen goed bevonden. Het religieuze argument is vaak een afdoend middel om het individuele denken te verhinderen.’
De vertegenwoordigers van religieuze partijen met wie ik contact opneem, lijken dan weer te vinden dat het volk niet religieus genoeg is. Het is inderdaad zo dat de Pakistani’s niet massaal kiezen voor religieuze partijen: die halen samen niet meer dan zo’n tien procent van de stemmen. Geef ze een halve kans en de mensen stemmen voor sociale verandering, voor landhervorming (die er nooit komt want de politieke elite, de oligarchie aan de macht, bestaat uit grondgrondbezitters), níét voor strikte religie.
‘De mensen zijn bang van ons’, zegt moefti Kifayatullah, parlementslid en woordvoerder van Jamiat-e-Islami voor de provincie Khyber Pakhtunkhwa, het woelige gebied rond Peshawar. ‘En dus kiezen ze voor andere partijen. Ze denken dat het met ons het hele jaar door ramadan zal zijn. Grapje. Maar het klopt dat de islam beperkingen meebrengt. Wie alcohol drinkt, gokt, overspel pleegt of corrupt is, zal onder ons bestuur bestraft worden. En in Pakistan is iedereen corrupt, van de toppoliticus over de leraar tot de melkverkoper die water aan de melk toevoegt. Al die mensen hebben wat te verliezen als wij aan de macht zouden komen. En dus stemmen ze op anderen. De goede mensen vormen een kleine minderheid.’
Tien procent?
‘God zal het zeggen.’
Hoe ziet de moefti dan een oplossing voor de problemen van Pakistan?
‘Het probleem is Amerika, dat geen rekening houdt met de rest van de wereld. Wij hebben een grote vijand, India, en we kunnen ons als arm land geen twee vijanden tegelijk veroorloven. En dus buigen we voor de wensen van de Verenigde Staten.’
Dat zou niet anders zijn met de islamitische partijen aan de macht?
‘Niet echt. Mensen begrijpen wel dat we Amerika te vriend moeten houden, en vooral dat we moeten voorkomen dat de as tussen de VS en India sterker wordt. Maar onder islamitisch bestuur zouden we wel duidelijker zeggen wat ons niet aanstaat in het gedrag van de grootmacht. Wij zouden de economie stimuleren zodat we minder afhankelijk zouden worden van buitenlands geld. Er zal trouwens een nieuwe supermacht opduiken die Amerika beconcurreert. Misschien wordt het China.’
De religieuze partijen hebben zo veel invloed, wordt vaak gezegd, onder meer omdat ze bovenmatig vertegenwoordigd zijn in het leger en bij justitie. De moefti beweert dat zijn partij zowel door het leger als door de taliban wordt bestreden en dat er al ettelijke partijleden gedood zijn, Wat is dan hun verhouding tot de taliban?
‘We zijn schoolgenoten, klasgenoten, moskeegenoten, we hebben dezelfde ideo-logie. Alleen de manier waarop we te werk gaan, is anders. Zij gebruiken geweld, wij nemen deel aan de democratie. Zij willen nu al de revolutie, terwijl wij denken: de revolutie zal er wel komen als het volk er klaar voor is. En het volk wordt met de dag woedender. We bidden tot Allah dat de politici nóg corrupter worden, zodat de revolutie sneller komt. Wanneer ze komt, weten we niet, maar verandering zál er komen.’
We zitten nu zestig jaar in het democratisch proces, en de toestand is alleen maar verslechterd, vervolgt de moefti. ‘Maar de islam is niet democratisch. Allah heeft de ideale maatschappij uitgetekend. Zal een parlement, als de meerderheid van de kiezers uit dieven bestaat, kunnen beslissen dat diefstal voortaan legaal wordt? Kan een parlement beslissen dat moslims voortaan nog slechts vier keer daags zullen bidden? Kan het beslissen, zoals bij jullie, dat mannen voortaan met mannen mogen huwen? Nee toch, daar spelen hogere wetten. De democratie kan zich misschien bezighouden met randfenomenen, maar niet met de essentie. Het christendom ontstond in een tijd dat de wereld er niet rijp voor was om het wereldse en het religieuze te vermengen. Ten tijde van de profeet was men wel klaar voor een coherente visie op religie en samenleving. De profeet was zowel religieus als politiek leider en zo hoort het.’
Steunt zijn partij de taliban financieel, zoals het gerucht wil?
‘Nee. Vele taliban waren vroeger lid van de partij en zijn weggetrokken. Waarom zouden we dissidenten financieren?’
Maar ideologisch is er geen verschil met de taliban?
‘Geen enkel.’
VOLGENDE WEEK: DE SWATVALLEI, NA DE TALIBAN EN DE OVERSTROMINGENDEZE REPORTAGEREEKS KWAM TOT STAND MET DE STEUN VAN HET FONDS PASCAL DECROOS
DOOR RUDI ROTTHIER
‘We bidden tot Allah dat de politici nóg corrupter worden, zodat de revolutie sneller komt.’