Land van 258 kazen

© Bas Czerwinski/ANP

Achter de schilderachtige beelden van ’s werelds belangrijkste wielerkoers gaat een verdeeld land schuil dat in veel opzichten de weg kwijt is. Frankrijk wil zo graag meer zijn dan een wonderschoon decor, maar de politieke, economische en culturele invloed loopt al jaren terug. Waar schuurt het? Knack ging zelf op Tour de France en doet verslag in tien etappes.

Delen van Frankrijk zijn ten prooi gevallen aan ’territoriale, sociale en etnische apartheid’. Tot die opzienbarende conclusie kwam Manuel Valls tijdens zijn traditionele nieuwjaarswens aan de verzamelde pers begin dit jaar. Elke dag wil de eerste minister, in wie de Fransen meer vertrouwen stellen dan in hun zwakke president François Hollande, ‘het verschrikkelijke gevoel bestrijden dat er tweederangsburgers zouden bestaan’, zowel in de banlieues, de beruchte achterstandsbuurten, als op het soms desolate platteland.

Frankrijk is op sterven na dood, betoogt Eric Zemmour in Le suicide français, dé non-fictiebestseller van vorig jaar. Hij houdt politieke, intellectuele en economische elites verantwoordelijk voor een samenleving die dreigt te bezwijken onder het gewicht van massa-immigratie, materialisme en doorgeslagen individualisme. Van deze maatschappelijke onvrede en spanningen is weinig te merken in de Tour de France, ’s werelds belangrijkste wielerkoers, die zich zoals elk jaar een weg baant door schilderachtige landschappen met middeleeuwse dorpen, kastelen en kathedralen. Maar achter het decor gaan verhalen schuil die een ander beeld geven.

Etappe 1: Le Quesnoy (km 497)

Na drie etappes langs Utrechtse herenhuizen, door Zeeuwse polders en over Waalse heuveltjes reed de Tourkaravaan Frankrijk binnen. Dat gebeurt in de bossen bij het vestingstadje Le Quesnoy, ruim een millennium oud en vijfduizend zielen rijk.

Dit is het gebied dat Fransen die in Parijs of zuidelijker wonen, beschouwen als het hoge noorden, een streek die ze associëren met slecht weer, industriële teloorgang en met frietkotten en kermissen als hoogste vorm van vermaak. De feelgood-film en kaskraker Bienvenue chez les Ch’tis (2008), over een postbode die tot zijn afgrijzen wordt overgeplaatst naar Noord-Frankrijk en daar verbazingwekkend warmbloedige en sympathieke lieden aantreft, poetste het imago van de regio op, maar de clichés blijven voortbestaan. En komen soms overeen met de waarheid.

‘Banen liggen hier niet voor het oprapen’, zegt Johan Dhillit, een veertiger die toekijkt hoe zijn dochter onder luide muziek een rondje maakt in de draaimolen. Het pleintje naast het belfort is op deze druilerige voorjaarsnamiddag de enige plek in de uitgestorven binnenstad met enig leven in de brouwerij. Wie meer drukte wil, kan beter zijn toevlucht zoeken tot het bedrijventerrein buiten de stadsmuren, waar zich de Intermarché, de doe-het-zelfzaak Mr. Bricolage en een filiaal van zelfbedieningsrestaurant Flunch bevinden.

Zoals iedereen in het stadje kent Dhillit het rijtje fabrieken dat de afgelopen jaren de deuren definitief sloot en telkens honderden werknemers verweesd achterliet. ‘Je had de chemische fabriek van Cofradec, auto-onderdelenfabrikant Duarte, een melkfabriek… Eigenlijk zijn alleen het ziekenhuis en de scholengemeenschap overgebleven als grote werkgevers.’

Op de muren in de stad zijn nog sporen te zien van de afgelopen verkiezingscampagne. ‘Het is genoeg met de bezuinigingen. Mensen eerst’, vindt de links-extremistische Unie van communisten en het linkse front, hier in het noorden nog een machtsfactor van betekenis. Rechts won de departementale verkiezingen echter overtuigend en het Front National groeide opnieuw, ook hier. Gaat er iets veranderen? Het handjevol bezoekers in café Le Carillon, stuk voor stuk eenlingen die stilletjes, elk aan een eigen tafel, hun glas leegdrinken, kijkt nauwelijks op. Volgens uitbater Jacky Bouzera hebben ze al te veel machtswisselingen meegemaakt om nog enige illusie te koesteren.

Etappe 2: Arras (km 555)

Op de lokale redactie van La Voix du Nord in de binnenstad van Arras klinkt enig onbegrip als een buitenlandse bezoeker ‘de langdurige crisis in Frankrijk’ ter sprake brengt of de status van ‘zieke man van Europa’ die aan het land wordt toegekend vanwege de enorme schulden, de hoge werkloosheid en de onwil om te hervormen. ‘Wij de zieke man van Europa?’, zegt journaliste Sarah Bardis (31) strijdvaardig. ‘En de Grieken dan?’

Met twee collega’s benadrukt ze dat Arras, vroeger in het Nederlands ook ‘Atrecht’ genoemd, het sowieso minder zwaar heeft te verduren dan naburige steden in het noorden. ‘Arras is een administratief centrum en daardoor minder afhankelijk van de industrie’, zegt Laurent Boucher (49). ‘En zelfs op industrieel gebied kregen we recentelijk goed nieuws. Orchestra, een fabrikant van kinderkleding, opent hier in de buurt een nieuwe werkplaats met zevenhonderd banen.’

‘Vergeet het toerisme niet’, zegt Bardis. De stad is gezegend met een middeleeuwse binnenstad en een imposante Grand Place, die zich kan meten met de mooiste marktpleinen van België en dus veel toeristen trekt. Het scheelde bovendien niet veel of het stadje was uitgekozen als locatie voor een dependance van het Louvre. Maar het Parijse museum vestigde zich uiteindelijk in het grauwe stadje Lens, dat de oppepper beter kon gebruiken dan Arras. Ter compensatie kreeg het plaatselijke Musée des Beaux Arts wel een partnerschap aangeboden met het Paleis van Versailles, dat kunstschatten beschikbaar stelt voor tentoonstellingen in Arras.

En dan is er nog de citadel, een groot complex van vestingwallen en militaire gebouwen, waar vorig jaar een etappe in de Tour de France begon en die dit jaar ook weer volop in beeld was. Het was zonnekoning Lodewijk XIV die hofarchitect Vauban de opdracht gaf een honderdtal steden in de grensgebieden, vaak recente veroveringen, te voorzien van verdedigingswerken om wraakzuchtige tegenaanvallen te weerstaan. Sindsdien bleef Arras, dat tot 1659 bij de Zuidelijke Nederlanden hoorde, echter buiten schot en naarmate de eeuwen verstreken, kreeg het fort de bijnaam la Belle Inutile.

De schone nietsnut: misschien is dat wel een mooie, ietwat provocerende bijnaam voor het hedendaagse Frankrijk. Het land ambieert meer te zijn dan ’s werelds meest bezochte toeristenbestemming en ziet nog altijd een grensoverschrijdende missie voor zichzelf weggelegd, het liefst zowel politiek, cultureel als economisch. Maar door eigen tekortkomingen heeft het de grootste moeite daaraan invulling te geven.

Etappe 3: Rennes (km 1125)

Als het daadwerkelijk ooit tot een burgeroorlog zou komen, is de verwachting dat die wordt uitgevochten in buurten als Le Blosne in Rennes, de hoofdstad van Bretagne. ‘We zijn onlangs benoemd tot Zone de Sécurité Prioritaire, als enige in het westen van het land’, zegt Alain Rey (57), een goedmoedige ambtenaar werkzaam bij het buurtcentrum. Er klinkt een zekere trots in zijn stem dat zijn wijk als een van de tachtig gevaarlijkste van het land is bestempeld.

De middelhoge woontorens en flatgebouwen ogen op een zonnige voorjaarsdag allerminst onleefbaar en de buurt is vanuit het centrum in tien minuten bereikbaar met de metro. Le Blosne is geen voorstad (banlieue), maar een achterstandsbuurt binnen de stadsgrenzen. ‘Er is hier veel criminaliteit, een levendige drugshandel en bevolkingsgroepen mengen niet’, somt Rey de tekortkomingen op. Vanuit zijn kantoortje organiseert hij buurtfeesten en andere activiteiten in een poging dat patroon te doorbreken.

‘Ik ben niet gechoqueerd door de opmerking over apartheid van Valls.’ Hij wijst erop dat in de omgeving van de moskee vooral Arabieren wonen en dat Afrikanen met wortels ten zuiden van de Sahara juist in het oosten van de buurt zitten. Blanke Fransen zijn er überhaupt steeds minder. ‘De verschillende gemeenschappen hebben een sterke culturele identiteit en doen vrijwel alles in eigen kring. Ik probeer het islamitisch cultureel centrum vaak bij onze activiteiten te betrekken, maar ze gaan nooit op onze uitnodigingen in.’

De hamvraag is wat de Zone de Sécurité Prioritaire (ZSP) zal veranderen. Eerder was Le Blosne ook al Zone à Urbaniser en Priorité (ZUP, een gebied dat met prio-riteit ontwikkeld moest worden), Zone Urbaine Sensible (ZUS, een ‘gevoelige’ wijk) en Zone d’Education Prioritaire (ZEP, waar scholen extra middelen krijgen om slechte resultaten tegen te gaan).

‘Het is de Franse manier om problemen te bestrijden. Dat gebeurt vooral op papier’, zegt Rey. ‘Er gaat iets verkeerd, we creëren een pakket maatregelen met bijgaande afkorting en hopen dat het beter gaat. Het probleem is in mijn ogen veeleer dat leraren en politieagenten aan het begin van hun carrière, als ze jong en onervaren zijn, naar dit soort buurten worden gestuurd, terwijl we behoefte hebben aan doorgewinterde vaklieden.’

Etappe 4: Vannes (km 1304)

Terwijl veel inwoners van Le Blosne ervan dromen op een dag hun buurt de rug toe te keren, is het charmante Bretonse kuststadje Vannes juist een magneet. ‘Helaas vooral voor gepensioneerde Parijzenaars. Die kopen hier massaal huizen’, zegt Bertrand Déleon (41) op een terras aan de jachthaven.

Behalve onderwijzer van vier- en vijfjarigen is Déleon een onafhankelijkheidsstrijder. Buitenlanders – dat wil zeggen: iedereen die niet afkomstig is uit Bretagne – die de vastgoedprijzen omhoogdrijven, zijn hem een doorn in het oog. Door alle gepensioneerden blijft er nauwelijks activiteit over in de stad. Jongeren trekken weg, omdat ze de huizen niet meer kunnen betalen en omdat er geen werk is. De stad is ten dode opgeschreven als het zo doorgaat.’

Déleon is activist voor de Parti Breton, die vindt dat onafhankelijkheid binnen Europa uiteindelijk de oplossing is. Maar anders dan bijvoorbeeld de Corsicanen en de Basken doet de Bretonse nationalistische beweging nauwelijks van zich spreken. Bij de laatste verkiezingen kreeg Déleon nauwelijks twee procent van de stemmen.

Déleon zegt de Franse cultuur te waarderen en de taal is zijn moedertaal, maar hij voelt zich honderd procent Bretons. ‘Frankrijk staat voor mij voor een centraliserende machine die alles platwalst. Het land hersenspoelt zijn inwoners met instellingen als de school en het leger en rooft de rijkdommen weg uit de provincie. Wij zijn een van de laatste koloniën die zich moeten bevrijden.’

Etappe 5: Lourdes (km 1534)

Is er een wonder voor nodig om het verdeelde Frankrijk er weer bovenop te krijgen? Tijdens de elfde etappe dendert het peloton door Lourdes, langs de grot waar de heilige maagd Maria zich in 1858 zou hebben geopenbaard aan het veertienjarige meisje Bernadette. Sindsdien zijn er 69 ernstig zieken op miraculeuze wijze genezen verklaard.

De laatste dateert echter alweer van 1989, ruim 25 jaar geleden. Volgens de criteria van de katholieke kerk moet er sprake zijn van een zeer ernstige, ongeneeslijke of nauwelijks behandelbare ziekte. De genezing moet in één keer plaatsvinden en de ziekte mag later niet terugkomen. Gebruik van medicijnen is niet toegestaan of moet aantoonbaar zonder uitwerking zijn.

‘Lourdes gelooft in de medische wetenschap’, zegt dokter Alessandro de Franciscis (59), de Italiaanse voorzitter van het medisch comité dat vaststelt of een genezing al dan niet wonderbaarlijk is. ‘Maar desalniettemin blijven er onverklaarbare genezingen plaatsvinden.’ Over aanstaande erkenningen mag de dokter niets zeggen: beroepsgeheim. Op dit moment zijn er minstens een tiental serieuze dossiers in behandeling.’

Zou de dokter een diagnose kunnen stellen voor de zieke man Frankrijk? ‘Daarover ga ik niet’, zegt hij wijselijk.

Etappe 6: Luz-Saint-Sauveur (km 1664)

We gaan het hooggebergte in. Aan de voet van de Tourmalet, nachtmerrie van menig wielrenner, ligt het vredige stadje Luz-Saint-Sauveur. In de winter komt men van heinde en ver voor de nabijgelegen skipistes en ’s zomers zijn de berglandschappen en de schone lucht in trek bij wandelaars en toerfietsers.

De Pyreneeën waren de afgelopen tien jaar het toneel van een bij vlagen felle strijd tussen pro-berenactivisten en schaapherders, een beroepsgroep die het moeilijk heeft. Voor inkomsten zijn ze grotendeels afhankelijk van landbouwsubsidies, maar die dreigen op den duur te verdwijnen. ‘Het is een zware en soms eenzame activiteit. Jongeren staan niet te springen om het over te nemen’, zegt Marie-Lise Broueuilh (65), die zelf jarenlang schapenhoedster was op de hooggelegen zomerweiden.

Toen de overheid tien jaar geleden besloot enkele beren uit Slovenië in te zetten om de lokale bruine beer van uitsterven te redden, reageerden de boeren woedend. Ze klaagden over de agressiviteit van de nieuwkomers, die in principe planteneters zijn maar het ook geregeld op hun kuddes hadden voorzien. De beren stonden in de ogen van de boeren symbool voor stedelijke ambtenaren en zogenaamde milieubeschermers die geen idee hadden hoe het ter plaatse toeging.

Inmiddels is de populatie tot vreugde van de berenliefhebbers opgelopen tot een dertigtal, maar Broueuilh maakt zich geen zorgen meer. Volgens een recent verschenen rapport zijn minstens honderdvijftig beren nodig om te overleven, terwijl de politieke wil om nieuwe exemplaren uit te zetten ontbreekt. De activisten gaan nu proberen via de rechter meer uitzettingen af te dwingen.

Broueuilh: ‘Twee mannetjesberen zwerven eenzaam rond, ver van de anderen. Die gaan zich niet meer voortplanten. Het is een aflopende zaak. De minister peinst er niet over nieuwe beren te halen uit Slovenië.’

Etappe 7: Muret (km 1882)

Het provinciestadje Muret is dit jaar een van de zes villes inédites van de Tour de France, steden die nooit eerder vertrek- of aankomstplaats waren. Het ligt op ruim twintig kilometer van Toulouse en geldt steeds meer als banlieue bij de vijfde stad van het land.

‘Wat er hier zoal gaande is? Nou, er komt af en toe een trein langsrijden’, zeggen twee giechelende pubers die net van school komen en op het station op de trein naar huis staan te wachten. ‘In het centrum staat een mooie oude kerk, verder is het hier très calme.’

Jean Olasagasti (79) wacht aan de andere kant van het spoor op de stoptrein naar Toulouse. Zijn baret en achternaam verraden zijn Baskische wortels. Hij kwam vroeger als timmerman aan de kost. ‘De situatie in het land is rampzalig, maar toch verandert er nauwelijks iets, omdat er altijd wel iemand tegen is. Ik zou niet graag in de schoenen van onze politici staan. Ze zeggen vaak dat elk land de leiders krijgt die het verdient en dat Frankrijk het moeilijkste land is om te regeren. Ik denk dat dat klopt. Daarom bekritiseer ik onze politici ook niet.’ Het is zoals generaal Charles De Gaulle zich al eens afvroeg: ‘Hoe wilt u een land met 258 verschillende soorten kaas besturen?’

Etappe 8: Rodez (km 2082)

Wat Cindy Lopes (33), die drie keer per week ondergoed verkoopt op de verschillende markten van Rodez, het meest waardeert aan haar land? ‘De landschappen, de culturele en culinaire variatie, de manier waarop wij leven’, zegt ze. Het tweeënhalf millennium oude stadje met beroemde kathedraal en het omliggende departement Aveyron zijn op dat gebied rijk bedeeld. De vraag lijkt Lopes, voorzitter van een vereniging van markthandelaren, echter te overvallen. Ze is meer gewend te vertellen wat haar níét bevalt.

En te klagen is er genoeg, vooral over de recente beslissing van de burgemeester om de marktlieden een hogere bijdrage te vragen voor hun standplaats. Lokale overheden hebben minder te besteden door bezuinigingen uit Parijs en de burgemeester vindt dat de handelaren voortaan zelf moeten bijdragen aan de reinigingskosten na afloop.

Lopes: ‘Van de ene op de andere dag verdubbelde hij de prijs. Dat mag helemaal niet, hij had eerst moeten overleggen en vervolgens had de verhoging een maand later in kunnen gaan. De markt is deel van het erfgoed. Wil hij soms dat de markten verdwijnen?’

Lopes en haar collega’s lieten het er niet bij zitten en dreigen de route van de Tour de France te blokkeren met honderdvijftig vrachtwagens. ‘Hij is een groot wielerliefhebber’, zegt ze. ‘We wisten dat dat zijn zwakke plek was. Hij heeft ons dan ook toegezegd dat de verhoging voorlopig van tafel is, in de hoop dat de etappe in Rodez probleemloos zal verlopen.’

Etappe 9: Saint-Jean-de-Maurienne (km 2989)

Een zonnige middag in Saint-Jean- de-Maurienne, een stadje in de Savoie, omringd door legendarische Alpen-beklimmingen als de Galibier, Croix de Fer en Alpe d’Huez. Oud-fabriekswerker en dichter Hubert Dequier (62) koopt nieuw schrijfpapier bij de lokale boekhandel en laat meteen een klein stapeltje boeken achter voor de verkoop.

‘Ik dicht omdat ik in opstand ben gekomen’, zegt Dequier buiten de winkel. Hij heeft onder meer de bundel La révolte d’un montagnard op zijn naam staan, de revolte van een bergbewoner. ‘Lange tijd werden we als achterlijk beschouwd omdat we in de bergen woonden, maar we hebben een rijke eigen cultuur en geschiedenis. De Savoie was ooit een machtig hertogdom en dat mogen we niet vergeten.’

Het is niet de enige revolte van Dequier, die twintig jaar geleden begon te dichten om collega’s op de fabriek te vermaken. ‘Ik richt mijn aanvallen ook een beetje tegen het monetaire systeem en de banken, die veel te machtig zijn geworden. Maar ook tegen de monarchie die Frankrijk nog steeds is. Ze hebben Lodewijk XVI wel onthoofd en de republiek uitgeroepen, maar onze machthebbers leven nog steeds als monarchen, op kosten van onderdanen. Om daar een einde aan te maken is een echte revolutie nodig.’

Tijdens een autorit naar het grensstadje Modane nabij Italië steekt hij een monoloog af die je een Franse specialiteit zou kunnen noemen. Binnen enkele minuten gaat het over de vermoorde socialist Jean Jaurès, de beurskrach van 1929, de Vietnamoorlog en George W. Bush. Zijn verhaal is – ook heel Frans – doordrenkt met complottheorieën, waarin de vrijmetselaarsorde een hoofdrol speelt.

Bij de boekhandel in Modane heeft hij twee boeken besteld, die zijn binnengekomen. Ze gaan over de geheimen van de geschiedenis, geschreven door de bekende royaltyverslaggever Stéphane Bern. Dequier: ‘De echte geschiedenis vertellen ze ons niet. Dit komt er het dichtst bij in de buurt.’

Etappe 10: Paris-Champs-Elysées (km 3344)

‘De mooiste avenue ter wereld.’ Die bijnaam gebruiken Fransen, doorgaans zonder aanhalingstekens, voor de Avenue des Champs-Elysées in Parijs, waar de Tour sinds veertig jaar finisht.

Of is ook dat verleden tijd?

Steeds meer Parijzenaars vinden van wel. Ze spreken van een ‘banalisering’ van de twee kilometer lange pronkboulevard tussen Place de la Concorde en de Arc de Triomphe, vooral veroorzaakt door de modewinkels die er zo graag een flagship store willen.

En dat terwijl de tienbaansavenue de roeping heeft om zoveel meer te zijn, net als Frankrijk eigenlijk. De Champs-Elysées is een uitgaanscentrum met restaurants, cafés, bioscopen, clubs en theaters, maar ook de plek waar het land zijn grootsheid viert en tentoonspreidt.

Op een zaterdagmiddag ligt een zevental sterk ruikende zwervers voor de Banana Republic, de luxere variant van de Amerikaanse winkelketen Gap. Een van de mannen heeft zijn bovenlichaam ontbloot. Uit het ondergrondse treinstation verderop komen groepjes jongeren uit de voorsteden tevoorschijn, gekleed in trainingspakken en met sneakers.

Het oudere koppel Michèle en Michel, beiden zeventigers die liever geen achternaam noemen, ziet het met lede ogen aan. ‘Ik werkte vroeger voor een grote couturier’, zegt Michèle, die een stijlvolle rode jas draagt. ‘Elke dag liep ik over de Champs-Elysées naar mijn werk. De avenue heeft nu helaas steeds minder prestige’, betreurt ze. ‘Je hebt niet alleen al die winkelketens, maar in het weekend krijgen we ook nog eens de hele banlieue op bezoek die hier komt uitgaan. Er hangt een agressieve sfeer en we voelen ons niet veilig meer’, vult haar man aan.

Zoals vaker in Frankrijk ligt valse melancholie op de loer, het verlangen naar een tijd die nooit heeft bestaan. Neem de strofe ‘Il y a tout ce que vous voulez aux Champs-Elysées’ uit het chanson van Joe Dassin eind jaren zestig. Deze bewering – op de Champs-Elysées kun je alles vinden wat je wilt – was destijds een regelrechte leugen, zo schrijft John Lichfield, al bijna twintig jaar correspondent voor The Independent. De Champs-Elysées werd toentertijd immers gedomineerd door autoshowrooms en kantoren van luchtvaartmaatschappijen, waar je hooguit een Renault 5 of een vliegticket van Aeroflot kon kopen, aldus de Brit. Inmiddels zijn de trottoirs verbreed, zijn er meer bomen en minder parkeerplaatsen en is het veel aangenamer toeven dan weleer. En trouwens, ook honderd jaar geleden werd er al geklaagd over de verloedering van de avenue, toen bewoners zich lieten verjagen door de komst van winkels en cafés.

Na 3344 kilometer zit de ronde erop. Frankrijk klaagt en revolteert erop los en roept om een revolutie, maar toch zouden de meeste inwoners nergens anders willen wonen en willen ze in wezen juist dat alles zo veel mogelijk bij het oude blijft. Het is alsof het erfgoed, de onneembare kastelen en onveranderde middeleeuwse stadskernen, de Fransen er telkens weer op wijzen dat de kracht van hun land in het verleden ligt. Dan maar wachten op een wonder.

DOOR OLIVIER VAN BEEMEN

‘Arras is een administratief centrum en daardoor minder afhankelijk van de industrie.’

Sarah Bardis en Laurent Boucher, journalisten, Arras

‘Door alle gepensioneerden blijft er nauwelijks activiteit over in onze stad.’

Bertrand Déleon, onderwijzer, Vannes

‘Er blijven onverklaarbare genezingen plaatsvinden.’

Alessandro de Franciscis, dokter, Lourdes

‘Jongeren staan niet te springen om ons werk over te nemen.’

Marie-Lise Broueuilh, ex-schapenhoedster, Luz-Saint-Sauveur

‘De landschappen, de culturele en culinaire variatie en de manier waarop wij leven, dat waardeer ik aan Frankrijk.’

Cindy Lopes, marktkramer, Rodez

‘Lange tijd werden we als achterlijk beschouwd omdat we in de bergen woonden.’

Hubert Dequier, ex-fabriekswerker en dichter, Saint-Jean-de-Maurienne

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content