Er rest de federale regering niet veel tijd meer om knopen door te hakken in de dossiers over het loopbaaneinde en de sociale zekerheid. Het zal bloed, zweet en tranen kosten om de sociale partners over de streep te halen.
Bij de voorstelling van het boek Vergrijzing en verkleuring van Vlaams minister-president Yves Leterme (CD&V) vorige week herinnerde oud-premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) er terloops aan dat hij al in 1987 als minister van Sociale Zaken de vergrijzing op de politieke agenda had gezet. Dat was dus bijna 20 jaar geleden, maar de urgentie van deze kwestie blijft even groot.
Paars II heeft nog amper drie maanden om – met of zonder de vakbonden en werkgeversorganisaties – spijkers met koppen te slaan in de dossiers over het loopbaaneinde en de toekomstige financiering van de sociale zekerheid. Als premier Guy Verhofstadt (VLD) op 11 oktober met zijn beleidsverklaring naar het parlement trekt, zal duidelijk zijn of de regering in haar missie is geslaagd.
Deze dwingende deadline heeft Paars helemaal aan zichzelf te danken. De laatste vijf jaar kreeg de regering genoeg aanmaningen om op sociaal-economisch vlak orde op zaken te stellen. Er waren ‘externe’ signalen in overvloed: van de Europese Lissabondoelstelling uit 2000 om de activiteitsgraad tegen 2010 op te trekken naar 70 procent (tegenover 60 procent nu), tot een rist rapporten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, de Nationale Bank, het Planbureau en de Studiecommissie voor de Vergrijzing (zie kaderstuk ‘Het optimisme is relatief’). De regering gaf ook zelf enkele signalen dat het haar menens was: van het regeerakkoord uit 2003 en de ‘scharnierbrieven’ van de SP.A-ministers Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke, tot de dertig ‘denkpistes’ die Verhofstadt in zijn beleidsverklaring van oktober 2004 opsomde om werknemers aan te moedigen om langer aan het werk te blijven en om werkgevers te stimuleren om hun oudere personeel langer aan het werk te houden.
Maar in de herfst van vorig jaar wilden de sociale partners eerst de handen vrij houden om te onderhandelen over een nieuw loonakkoord. Toen die poging begin februari uitliep op een afwijzing door de socialistische vakbond ABVV – en de regering de inhoud van een ontwerpakkoord desondanks overnam – werd alle syndicale energie vervolgens gekanaliseerd naar sectorale onderhandelingen. Op die manier nam het grote debat over het loopbaaneinde telkens een valse start, zodat minister van Werk Freya Van den Bossche (SP.A) uiteindelijk een biechtstoel op haar kabinet installeerde om alle partners onder vier ogen te kunnen spreken. Ook dat leverde geen begin van consensus op, maar hoogstens ‘een lijst van te bespreken punten en voorstellen’.
Goed twee weken geleden schakelde de regering dan maar over naar een hogere versnelling. Ze trok het debat formeel op gang door de goedkeuring van een reeks maatregelen om oudere werknemers in bedrijven in herstructurering niet naar de werkloosheid te jagen en om pseudo-brugpensioenregelingen af te remmen. Daarvoor heeft de regering uiteindelijk twee jaar nodig gehad, want net die twee hoofdstukken stonden al in juli 2003 in het regeerakkoord van Paars II. Ze maken ook deel uit van een omvangrijkere nota (100 bladzijden, 65 maatregelen) over Actief ouder worden, die Verhofstadt en de hoogzwangere Van den Bossche op 13 juni aan de sociale partners overhandigden.
Vuurwerk
In de nota huldigt de regering voor werknemers én werkgevers het principe van ‘de wortel en de stok’. Zo wil ze evolueren naar een leeftijdsbewust personeelsbeleid in bedrijven, oudere werknemers in bedrijven in herstructurering aan de slag houden, langer werken aanmoedigen, het vervroegd stoppen met werken ontraden en oudere niet-actieven een nieuwe kans op werk bieden. Op de allerlaatste bladzijde van de nota formuleert de regering heel voorzichtig een ‘globale doelstelling’ waarop ze kan worden afgerekend: de werkgelegenheidsgraad van 55-plussers (nu 28 procent en dat zou 50 procent in 2010 dienen te zijn) moet in de komende jaren dubbel zo snel stijgen als de gemiddelde Europese toename en tegelijk moet de feitelijke uitstapleeftijd verhogen (van 57 jaar naar 60 jaar, liet minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A) al eerder uitschijnen).
Het algemene oordeel van de sociale partners over de regeringsnota geeft al een eerste indicatie van de moeilijkheidsgraad van het overleg dat deze week over de voorgestelde maatregelen is gestart. Terwijl aan werkgeverszijde nog enigszins vriendelijk wordt gesproken over ‘een moedig amalgaam’, houden de vakbonden de boot veel meer af. Zij hebben het over ‘een politieke nota’, waarvan alleen de liberale en socialistische regeringspartners de auteursrechten hebben. Het gericht lekken van mogelijk pijnlijke en aan de achterban niet te verkopen beslissingen over een loopbaanvereiste van 40 jaar voor het brugpensioen of een sanctie op de pensioenuitkering van 4 procent per vervroegd jaar van uittreden, wijst ook op een verstrakking van de vakbondsposities.
De werkmethode en de tijdsdruk die de regering aan de sociale partners oplegt zijn ook niet bevorderlijk om soepel en ontspannen naar een akkoord te gaan. Over de apart besliste maatregelen over oudere werknemers in bedrijven in herstructurering en over de Canada Dry-regelingen (zie kaderstuk ‘Er zijn vele wegen naar een pensioen’) moeten de sociale partners tegen eind augustus in de Nationale Arbeidsraad (NAR) een advies geven. Daarna liggen ze weer op tafel in het overleg over de hele regeringsnota. Als er uiteindelijk niets uit de bus komt, gaat Paars hoe dan ook met dat eerste pakket door.
Uit dezelfde nota zijn bovendien tien maatregelen gehaald, die direct of indirect verband houden met de pensioenen en die in een aparte kabinettenwerkgroep (zonder de sociale partners) onder leiding van minister Tobback besproken worden. Minister van Sociale Zaken Rudy Demotte (PS) ten slotte zit in nog een andere kabinettenwerkgroep een overleg over de (alternatieve) financiering van de sociale zekerheid voor. Voor dat cruciale thema kreeg de NAR al op 15 september 2004 van Demotte en Van den Bossche een schriftelijke vraag om uiterlijk op 30 juni voorstellen in een advies te gieten.
Maar dat advies zal heel weinig om het lijf hebben. Daarvoor liggen de standpunten van de vakbonden (het ACV en ABVV verdedigen een algemene sociale bijdrage) en de werkgeversorganisaties (VBO en Unizo willen een grotere sociale lastenverlaging en een beheersing van de sociale uitgaven) veel te ver uit elkaar. Die tegenstelling wordt ook niet verzacht door het te verwachten vuurwerk op regeringsniveau. Na een nieuwe voorzet van Verhofstadt om voor de financiering van de sociale zekerheid de lasten op arbeid minstens voor een deel te vervangen door een heffing op consumptie, zijn de meningsverschillen binnen Paars niet kleiner geworden. Integendeel. De VLD volgt uiteraard haar premier, terwijl de PS zich op de lijn van de twee grote vakbonden zet. De MR voelt meer voor een heffing op de toegevoegde waarde van bedrijven (investeringen in kapitaal en uitrusting). De SP.A, die op 1 mei een algemene sociale bijdrage staalhard afwees, broedt op een mikmak van heffingen op energieverbruik, milieuvervuiling en kapitaalsinkomsten.
Globaal plan
Het zalven en slaan van de regering in haar nota over Actief ouder worden heeft als doel om na 2010 de loopbaanvereiste op 40 jaar te brengen, zowel voor een wettelijk als voor een brugpensioen. Pensioenboni (tot 125 euro per maand) voor wie na 60 jaar blijft werken of brugpremies voor wie als (pseudo)bruggepensioneerde opnieuw aan het werk gaat door zijn aanvullende bijdrage van de vorige werkgever mee te nemen, moeten dat mede mogelijk maken. Wie in het overleg aan die 40 jaar wil morrelen, zal moeten discussiëren over ‘gelijkgestelde periodes’ (nu tellen bijvoorbeeld ook periodes van ziekte, werkloosheid en tijdskrediet voor een loopbaan mee).
Intussen klinkt in de kritische reacties van de sociale partners vooral ‘het slaan’ van Paars door. Aan werkgeverszijde vreest men nieuwe (administratieve) lasten (verplicht outplacement, hogere opleidingskosten, leeftijdsdiversiteitsplannen, een absoluut recht op deeltijds tijdskrediet voor oudere werknemers enzovoorts). De vakbonden steigeren bij een loopbaanvoorwaarde van 40 jaar voor het brugpensioen, een pensioenmalus (wie vanaf 60 jaar vervroegd met pensioen gaat en geen loopbaan van 40 jaar heeft, kan tot 20 procent van zijn pensioen verliezen), het terugschroeven van voltijds tijdskrediet tot één jaar (nu vijf jaar), de verplichte beschikbaarheid van bruggepensioneerden tot 58 jaar en een maatregel die minder nadruk legt op leeftijd en anciënniteit voor de loonbarema’s. Zeker voor de christelijke vakbond ACV, die de handen meer vrij heeft want geen ‘bevriende’ CD&V in de federale regering, komt daar ook de opheffing van de fiscale discriminatie van nieuwe bruggepensioneerden bij (de decumul geldt niet voor gehuwden die na 1 januari 2004 met brugpensioen gingen). Anders is er voor het ACV geen akkoord mogelijk. De regeringsnota raakt dit punt wel aan, maar vermeldt geen oplossing.
Omdat alle dossiers – eindeloopbaan, pensioenen, sociale zekerheid – nu tegelijk op een beslissing wachten, houden zowel de werkgevers als de vakbonden hun kaarten zo lang mogelijk voor zich. Anderzijds is het ook duidelijk dat een akkoord tussen de regering en de sociale partners op de drie dossiers zal moeten slaan, anders komt er geen akkoord. De vakbonden zijn bovendien extra op hun hoede voor ‘een overleg dat uitmondt in een begrotingsdebat en besparingsmaatregelen om het budget van 2006 in evenwicht te houden’.
De hele situatie doet sterk terugdenken aan het Globaal Plan van de eerste regering-Dehaene in 1993. Ook die vond geen vergelijk met de sociale partners. Ze zette toch door en er volgde een grote stakingsgolf. Als Paars II al niet zelf struikelt over haar sociaal-economisch project van het najaar en een aantal maatregelen zonder sociale consensus doordrukt, is de kans groot dat het dezelfde weg opgaat. ‘Maar’, zo denkt ook een van de sleutelfiguren van het overleg, ‘misschien hebben we die catharsis wel nodig om een noodzakelijke doorbraak te krijgen.’
Door Patrick Martens
Een akkoord tussen de regering en de sociale partners zal op de drie dossiers moeten slaan, anders komt er geen akkoord.