15.273 dossiers uit het archief van het ministerie van Defensie, 2265 dossiers over de Belgische vrijmetselaarsloges, 657 dossiers uit het archief van ‘Le Peuple’ en de persoonlijke archieven van onder anderen Paul Van Zeeland, Arthur Wauters en Léon Kochnitzky: het ‘Osoby-archief’ uit Moskou bevat een schat aan verloren gewaande informatie.

De Wehrmacht mag in de Tweede Wereldoorlog de stad tot op enkele kilometers genaderd zijn, na Napoleon zijn er nooit nog westerse troepen Moskou werkelijk binnengevallen. Het 72e Bataljon Transport van het Belgische Leger vindt dat wel een prettige gedachte. Op 12 mei jongstleden trok het bataljon, op zijn laatste zending voor het in het raam van de legerherstructurering wordt opgedoekt, de Russische hoofdstad binnen. Het konvooi bestond uit twee lichte voertuigen, negen tientonners, een ambulance en een takelvoertuig. De troepensterkte: 36 man. Na tien dagen hadden de bezetters hun begeerde buit binnen: meer dan zesduizend dozen papier, een schat aan militaire en andere archieven die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s werden geroofd en later door Russische ’trofeeënbrigades’ naar Moskou werden overgebracht.

‘De mooiste dag van mijn leven – na mijn trouwdag dan’, noemt Wouter Steenhaut lachend die dag in mei 1992 toen hij voor het eerst het ‘Bijzonder Archief voor Buitenlandse Fondsen’, het zogenaamde Osoby-archief aan de Oelitsa Viborgskaja, 3 betrad. Steenhaut is directeur van het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging (AMSAB) in Gent. Hij is ook de drijvende kracht achter de restitutie van de tweemaal geroofde Belgische archieven: dertig jaar van zijn leven is hij ermee bezig geweest.

En ook nu is het werk nog niet afgerond. ‘Het begon tijdens mijn doctorale studie, begin jaren zeventig, over de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, de collaborerende vakbond tijdens de Tweede Wereldoorlog’, vertelt hij bij enkele koppen thee in het restaurant van hotel Rossija, een typische sovjetmastodont met vierduizend kamers en uitzicht op het Kremlin. ‘Ik vond geen bronnen. Geen Duitse en geen Belgische. De Duitse doken na enige tijd op, in de Archives Nationales in Parijs. Maar van documenten van de Belgische vakbewegingen uit die laatste vooroorlogse jaren was er geen spoor.’ Verbazen deed Steenhaut er zich niet echt over, hij kon wel raden wat ermee gebeurd was. ‘Mijn vader had mij verteld dat bij het uitbreken van de oorlog zeer veel documenten van socialistische instellingen en organisaties verbrand of verborgen waren. Hijzelf had de ledenlijsten van de onderwijzersvakbond van Gent gewoon bij ons in de tuin in de grond gestopt. Wat niet verborgen of vernietigd was, was door de Duitsers meegenomen.’

Al ontdekte Steenhaut dat socialistische leiders vaak ook uit gemakzucht ervan uitgingen dat hun archieven tijdens de oorlog verloren gegaan waren. ‘Er was in die tijd geen belangstelling voor historisch erfgoed, dat was niet nuttig voor de dagelijkse praktijk. Toen begin jaren zestig het Maison du Peuple van Victor Horta werd afgebroken, hebben de Rode Valken (de socialistische jeugdbeweging ) met de archieven van de Belgische Werklieden Partij een papierslag gehouden. Dat is toch veelzeggend?

Gelukkig is een groot deel van de BWP-verslagboeken sinds 1892 later weer boven water gekomen. Wij hebben ze nu op microfilm. In Antwerpen zijn bijvoorbeeld in de jaren tachtig door een verhuizing alle verloren gewaande archieven van den tram – van de tijd van de paardentram tot 1940 – te voorschijn gekomen.’

INFORMANTEN VAN DE NAZI’S

Steenhaut begon in die vroege jaren zeventig ook zijn zoektocht in buitenlandse instituten, naar sporen van écht geroofd materiaal. Parijs, Amsterdam, Koblenz, Freiburg im Breisgau…, het zijn maar enkele van de steden die hij bezocht op zoek naar Duitse archiefbestanden die hem meer konden vertellen over wat er in 1940-45 was meegenomen, en waar het uiteindelijk was terechtgekomen. Vooral de archieven van het Nationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (NISG), de vooroorlogse voorloper van het AMSAB, wilde Steenhaut dolgraag terugvinden. Steenhaut: ‘Maar we hadden geen enkel aanknopingspunt. Het was zoeken naar een naald in een hooiberg.’

Al kwam hij soms wel interessante dingen te weten. Zoals in Potsdam, waar het archief van het Reichssicherheitshauptamt zich bevond, waartoe ook het Amt IV-SD-Gestapo behoorde. Het archief geeft een verbijsterend beeld van de nazi-infiltratie in Belgische en internationale politieke bewegingen. ‘De volledige socialistische beweging werd al voor de oorlog intens gevolgd door de nazi-inlichtingendiensten. Via infiltratie en spionage had de Sicherheitsdienst (SD) een zeer goed beeld van activiteiten, middelen, personeel en onderlinge contacten van de socialistische organisaties. Het archief bevat duizenden berichten van Belgische ‘ V-Leute‘, Vertrauensleute, die onder een codenaam voor de SD-Gestapo werkten.’

Uiteindelijk was het de glasnost, de nieuwe sfeer van openheid die sovjetleider Michaïl Gorbatsjov in 1985 proclameerde, die Steenhaut en zijn medewerkers definitief op het goede spoor zette. Het was een sovjetbureaucraat, voormalige directeur van het Bijzonder Archief voor Buitenlandse Fondsen Prokopenko, die op 3 november 1991 in een interview in de Russische krant Izvestija het bestaan van dit geheime archief bekendmaakte en verklaarde dat het ‘vele archieffondsen bevat die ooit door de sovjetautoriteiten als oorlogsbuit werden beschouwd’. Zo bleken er meer dan één miljoen dossiers van de Franse staatsveiligheid op de Osoby-rekken te staan. Via een Nederlandse collega vernam Steenhaut dat er ook een aanzienlijk aantal Belgische dossiers in het Osoby-archief was. Een half jaar later kreeg hij per brief de bevestiging dat het fonds van het NISG, 244 stukken met documenten gedateerd tussen 1836 en 1940, in de magazijnen aan de Oelitsa Viborgskaja, 3 opgeslagen was. Als eerste Belgische archivarissen konden Steenhaut en Michel Vermote, hoofd van de archiefdienst van het AMSAB, het archief bezoeken. Verbluft waren ze door wat ze daar aantroffen. De NISG-schat bleek maar een klein stukje van een veel uitgebreidere Belgische collectie.

THEE MET TAART

Steenhaut en Vermote herinneren zich nog als de dag van gisteren de ongemakken die ze bij hun onderzoek in het Rusland van begin jaren negentig, met het beperkte budget waarover ze beschikten, hebben geleden. Het was de tijd dat je in heel Moskou gratis kon telefoneren, in de zeldzame cafeetjes de koffie nog in het zand warm gehouden werd, niemand één woord Engels sprak, en appartementen en hotels vergeven waren van de kakkerlakken. Soms sliepen ze uit geldnood gewoon bij Andrej, hun Russische medewerker, die zijn vrouw dan bij familie uit logeren stuurde. Of ze overnachtten in het Museum van de Oktoberrevolutie. Steenhaut: ‘De Russen hebben valuta nodig, daarom hebben ze in sommige musea een aantal zalen als hotelkamers ter beschikking gesteld. We werden er verwend door oude baboesjkas, die voor ons met veel liefde de vetste ontbijten bereidden. En we sliepen er ongeveer naast de schedel van Hitler, een van de schatten van het museum.’

In de buurt waar het Osoby-archief gevestigd is, was er in die beginperiode niks te vinden: geen restaurant, geen café, geen winkel. Gelukkig was er Ljoeba, het hoofd van de leeszaal die uit verveling – het archief was in de sovjettijd niet toegankelijk voor het publiek – zeer behoorlijk Frans geleerd had. Ljoeba zette thee, Steenhaut en Vermote zorgden voor taart. Of voor pralines, uit België meegebracht. Zo ontstond meteen ook een heel prettige professionele samenwerking. Dat was geen overbodige luxe. Want de fondsen van het Bijzonder Archief waren niet op de gebruikelijke, wetenschappelijke wijze gearchiveerd.

De sovjetautoriteiten waren er vanaf het begin van uitgegaan dat ze de buitenlandse documenten die hier terechtkwamen, slechts tijdelijk zouden bewaren. Volledige inventarissen werden nooit opgemaakt, het instituut had enkel ‘operationele doelstellingen’: de inlichtingendiensten en de ministeries die bevoegd waren voor de veiligheid van de staat moesten de fondsen kunnen raadplegen. De relevantste stukken – zoals briefwisseling van de socialistische leider Emile Vandervelde over de erkenning van de Sovjet-Unie – zou de KGB trouwens naar zijn eigen archief overbrengen. ‘We waren grotendeels aangewezen op de welwillendheid van de Russen in het archief. Het is meer dan eens gebeurd dat een van hen tussen neus en lippen mompelde dat we misschien ook maar eens fonds nummer zoveel moesten bekijken. Wij ontdekten wat zij bereid waren ons te laten ontdekken’, vertelt Vermote.

POLITICI, PROFESSOREN, JOURNALISTEN

In tien jaar tijd bracht het AMSAB-duo tien bezoeken aan het Bijzonder Archief. Het resultaat van al hun speurwerk was een indrukwekkende lijst Belgisch archief- en documentatiemateriaal. Veruit de meeste papieren, meer dan negentig procent, zijn afkomstig uit openbare archiefbestanden: in de eerste plaats van het ministerie van Defensie (15.273 dossiers), maar onder meer ook van het leger, de rijkswacht en het Brussels parket. Daarnaast waren er de privédocumenten. De nazi’s met hun paranoïde vrees dat op wereldschaal een groot joods-maçonniek-bolsjevistisch complot tegen hen werd gesmeed, hadden in België vooral socialistische, liberale, joodse en vrijmetselaarsarchieven leeggehaald. Zo vonden Steenhaut en Vermote naast de collectie van het NISG een verenigd archieffonds met 2265 dossiers over de Belgische vrijmetselaarsloges, 657 dossiers uit het archief van de socialistische krant Le Peuple en archiefmappen van het tijdschrift Hatikva, van de Federatie van Zionisten van België. Ook verscheidene persoonlijke archieven van politici, professoren en journalisten bleken in Osoby terechtgekomen: onder meer van voormalig eerste minister Paul Van Zeeland, van de socialistische minister-diplomaat-journalist Arthur Wauters, van de Luikse liberale academicus Ernest Mahaim, van verschillende Brusselse professoren, en van de joodse dichter en journalist Léon Kochnitzky.

Zal de geschiedenis van België na de vondst van de archievenschat in Moskou moeten worden herschreven, zoals bepaalde kranten in het verleden hebben geopperd? De historici van het AMSAB denken van niet. Maar interessant materiaal voor nieuw historisch onderzoek brengen ze natuurlijk wel mee terug. ‘Vooral de documenten over de liberale beweging in het vrijmetselaarsarchief kunnen nog veel aan het licht brengen’, stelt Vermote. Zijzelf hebben de Osoby-archieven niet als onderzoekers, maar als archivarissen doorgenomen, waarschuwt hij. ‘Wij hebben de Belgische collectie opgemeten, geïnventariseerd, archivarisch beschreven. Maar uiteindelijk hebben we aan de meeste documenten maar even gesnuffeld. Sommige dozen hebben we niet eens opengemaakt.’

Beide speurneuzen vertellen overigens met plezier over hun favoriete ontdekkingen. Vermote noemt het plakboek met krantenknipsels, foto’s en prentkaarten van L’Expérience, een anarchistische commune uit Watermaal-Bosvoorde, dat van rond de eeuwwisseling dateert. Ongemeen boeiend vindt Vermote ook de verslagboeken, onder meer van Cockerill Sambre (uit het begin van de negentiende eeuw!), van de vrijdenkersbeweging L’Affranchissement, en van de vrijmetselaarsloges. ‘Je krijgt de beschrijving van de hele interne keuken van een organisatie in handen.’ En dan is er het archief van de procureur des Konings van Brussel, dat onder meer het procesdossier van het Complot des communistes uit 1923 bevat. ‘Het proces liep uiteindelijk op niets uit. Maar in het onderzoeksdossier kun je de hele voorbereiding van de rechtszaak tot in de details volgen: hoe ze binnenvallen bij bepaalde protagonisten, hoe ze netwerken proberen te ontrafelen, hoe ze internationale contacten, onder meer met Moskou natuurlijk, weten bloot te leggen… Spannende lectuur!’

DE LOGE EN ALGEMEEN STEMRECHT

AMSAB-directeur Steenhaut is vooral ‘content’ dat hij een groot stuk van de archieven van het vooroorlogse NISG heeft teruggevonden. ‘Voorheen hadden wij maar een vage, bijna mythische voorstelling van onze voorloper. Nu hebben we de interne documenten over de oprichting en de organisatie van de instelling én een belangrijk deel van haar archief terug.’ Belangwekkend vindt hij de politieverslagen over communistische en socialistische leiders in ons land, onthullend noemt hij de spionagerapporten van de Franse staatsveiligheid over dezelfde linkse voormannen. Steenhaut: ‘Die laatste documenten, die natuurlijk Frans eigendom zijn, hebben we in Osoby gauw op microfilm laten zetten, voor ze in Parijs achter slot verdwenen.’

Ook Steenhaut verwijst ten slotte naar de vrijmetselaarsarchieven. ‘Ik heb zitten lezen hoe socialisten en liberalen binnen de loge destijds hevige discussies voerden over de noodzakelijkheid van het invoeren van het algemeen stemrecht. We hebben ook het document teruggevonden, gedateerd en getekend en wel, waarin Cyriel Buysse, een van mijn lievelingsschrijvers, zijn verzoek om toe te treden tot de vrijmetselarij toelicht. Prachtig.’

De militaire archieven, in omvang absoluut de belangrijkste vondst in Moskou, hebben Steenhaut en Vermote veel minder grondig onderzocht. Dat was voornamelijk het werk van Richard Boijer, archivaris en hoofd van het documentatiecentrum van het Koninklijk Legermuseum in Brussel. Boijer bracht de voorbije jaren vijf bezoeken aan het Osoby-instituut. Hij vond er, naast losse dossiers, twee grote militaire collecties. Boijer: ‘De eerste handelt over de Ruhrbezetting, waarmee de Fransen en de Belgen de Duitsers begin jaren twintig wilden dwingen de herstelbetalingen van de Eerste Wereldoorlog te betalen. Van de militaire aspecten van deze operatie hadden we tot nu toe zo goed als geen materiaal. Nu hebben we onder meer de verslagen van het bezettingsleger teruggevonden.’

De tweede collectie dateert uit de Eerste Wereldoorlog. ‘Daarover is natuurlijk het meeste wel bekend’, erkent de militaire archivaris. ‘Maar we hebben toch een paar mooie vondsten gedaan. Zoals de tientallen dozen over de expeditie van het ‘Corps des Auto-canons’. Dat was een Belgisch vrijwilligerskorps dat in het tsaristische leger heeft gevochten, maar in 1917 in de Russische Revolutie verstrikt raakte. De Belgen trokken door Siberië en scheepten in Moermansk in, richting Verenigde Staten. Als eerste veteranen van The Great War maakten ze een triomfantelijke tocht door Noord-Amerika, en kwamen net op tijd weer thuis om in 1918 deel te nemen aan de laatste gevechten bij de IJzer. Onder meer de latere communistenleider Julien Lahaut maakte zo’n bizarre reis rond de wereld.’

ARCHIEVENSPIONNE

Tien jaar hebben de gesprekken over de teruggave van de Belgische archieven aangesleept. Dat was niet te wijten aan gebrek aan initiatief van Belgische zijde. Integendeel: de opeenvolgende ministers van Buitenlandse Zaken en hun diplomaten in Moskou en in Brussel hebben het dossier zeer ter harte genomen, en vakkundig met Russische politici en bureaucraten onderhandeld. Maar de restitutie van cultuurgoederen, zowel archieven, boeken als kunstwerken, die op het einde van de Tweede Wereldoorlog uit Duitsland meegenomen werden, ligt zeer gevoelig in Rusland. De herinneringen aan de oorlog, die voor bijna iedere Russische familie tragedie bracht, zijn er nog veel verser dan in het Westen. Dat blijkt ieder jaar weer op de negende mei, wanneer de overwinning op de nazi’s wordt herdacht. In het hele land gaan parades uit, in de straten hangen banieren, zelfs de bushokjes worden versierd met afbeeldingen van de Bevrijding.

Patricia Grimsted, als historica verbonden aan de Amerikaanse Harvard-universiteit en wereldautoriteit op het vlak van restitutie, betreurt dat de gesprekken over de teruggave van cultuurgoederen door de oude oorlogsretoriek bemoeilijkt werden. ‘De Russen hebben het over trofee-kunst, trofee-archieven. Dat is veelzeggend’, betoogt ze in de keuken van haar sovjetstijl-appartementje, in de buurt van de Moskouse universiteit. ‘Met respect voor de verliezen die de bevolking heeft geleden, het Stalinregime heeft van de oorlog ook een cultus weten te maken, die als propagandamiddel kon worden gebruikt. En het restitutiedossier is deel gaan uitmaken van die cultus. Kun je je voorstellen dat ik hier begin jaren negentig werd afgeschilderd als ‘archievenspionne’, aan wie je maar het best zo weinig mogelijk vertelde? Ik noem deze archieven, die vanzelfsprekend in hun land van herkomst thuishoren, de laatste krijgsgevangenen van de Wereldoorlog. Of preciezer nog: ze zijn, zoals mijn zoon het formuleerde, na een halve eeuw nog altijd MIA, missing in action.

Sinds de Doema, het Russische parlement, in 1998 de restitutiewet heeft gestemd, is er wel een mentaliteitswijziging merkbaar, erkent Grimsted. ‘Het Russische ministerie van Cultuur begint nu zelf bestanden te beschrijven en inventarissen op te maken. Nederland en Frankrijk hebben al heel wat materiaal teruggekregen. Er lopen onderhandelingen onder meer met Griekenland, Oostenrijk en Luxemburg.’ Maar Grimsted heeft het er moeilijk mee dat de Russen de zaak nu weer commercialiseren: ze vragen Russische archieven die zich in het buitenland bevinden in ruil, en ze willen ook een financiële vergoeding, die vaak zeer hoog oploopt, voor het opslaan, bewaren en inventariseren van de documenten. ‘Dat druist volledig in tegen de internationaal erkende deontologie van de archivaris’, betoogt ze.

De academica weet dat zij gemakkelijk praten heeft. Landen die hun archieven terugwillen, moeten zich ietwat pragmatischer opstellen. Dat heeft ook ons land gedaan. Rusland krijgt in ruil voor de negen vrachtwagens met Belgische dossiers de archieven van het in prerevolutionaire tijden elitaire Alexanderlyceum in Sint-Petersburg op microfilm. Welke financiële vergoeding er is overeengekomen, willen Belgische diplomaten niet gezegd hebben, maar de meeste bronnen spreken van zo’n honderdduizend dollar.

Volgens Vladimir Koezelenkov, de directeur van het Osoby-archief en de Russische hoofdonderhandelaar inzake restitutie, werd dat bedrag zeer nauwkeurig berekend. Hoeveel plaats het archiefmateriaal in beslag nam, hoeveel een jaar bewaarkosten bedroeg, wat er voor de dozen moest worden betaald: alles werd precies in rekening gebracht. Hoe dan te verklaren dat Nederland onlangs precies evenveel heeft betaald voor een archiefrestitutie die acht keer kleiner was dan de Belgische? Koezelenkov: ‘Het basisbeginsel van de archiefwetenschap is de nauwkeurigheid, dat van de economie de listigheid.’

Christine Albers

‘Wij ontdekten wat de Russen bereid waren ons te laten ontdekken.’

‘De volledige socialistische beweging werd al voor de oorlog intens gevolgd door de nazi-inlichtingendiensten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content