‘Laat ze oplazeren met die profeet van ze’

TROOSTEND GEBAAR: president François Hollande met Patrick Pelloux op de Je suis Charlie-mars in Parijs. © Reuters

Arts en columnist Patrick Pelloux was in januari de eerste die zijn vermoorde vrienden van het blad Charlie Hebdo aantrof. Na de aanslagen van vrijdag 13 november verdeelde hij gewonden over de ziekenhuizen in Parijs. ‘We zijn allemaal een doelwit van het islamitisch fascisme, ik hoop niet dat er nu nog mensen zijn die zich daar illusies over maken.’

Natuurlijk, natuurlijk wist hij dat dit zou gebeuren. De vraag was alleen wanneer. Een dag voordien had hij met de hulpdiensten nog geoefend op het scenario van een aanslag in Parijs op verschillende plaatsen tegelijk. ‘De noodhulpplannen in Amsterdam, Stockholm of waar dan ook zouden herzien moeten worden’, zegt Patrick Pelloux in zijn buurtcafé in het noorden van de Franse hoofdstad. ‘Het kan overal gebeuren. We zijn allemaal een doelwit van het islamitisch fascisme, ik hoop niet dat er nu nog mensen zijn die zich daar illusies over maken.’

Pelloux (52) werkt bij de hulpdienst SAMU in het Parijse ziekenhuis Necker. ‘We hebben met de ploegen van de SAMU en de brandweer zestig mensen kunnen redden, dankzij verbindingstechnieken om bloedverlies te stoppen die we van het Amerikaanse leger hebben overgenomen. Het overige ziekenhuispersoneel kwam spontaan terug naar het werk en stond vanaf een uur of tien ’s avonds klaar: chirurgie, verpleging, reanimatie. We hebben gedaan wat we konden, de hele nacht.’

Pelloux is moe. ‘De impact van deze aanslagen is enorm’, vervolgt hij. ‘Eigenlijk kent iedereen wel iemand die erbij betrokken was, direct of indirect, het is ongelooflijk.’

Hij werpt een blik naar buiten, richting de bewaking op de stoep. Hij leeft al jaren onder een streng veiligheidsregime, sinds het redactielokaal van Charlie Hebdo in de as werd gelegd door een brandbom. Dat was in 2011.

Omdat hij niet met een paar man achter zich aan gewonden op straat kan helpen, heeft hij nu vooral een logistieke functie. ‘Vrijdag heb ik de komst van slachtoffers voorbereid, ik wilde niet naar ze toe door wat ik in januari heb meegemaakt. De wonden die zware wapens van het type kalasjnikov veroorzaken, zijn verschrikkelijk. En in hun bomvesten stoppen de klootzakken bouten om het nog erger te maken.’

Hollande

Op de ochtend van 7 januari bevond Pelloux zich op nog geen 300 meter van Charlie Hebdo. Hij woonde een vergadering bij van de SAMU met de brandweer, die in Frankrijk ook functioneert als ambulancedienst. Hij werd gebeld vanaf de redactie door een vormgever die de moordpartij overleefde door zich onder zijn bureau voor dood te houden. Pelloux vertrok op zijn scooter met achterop het hoofd medische zorg van de brandweer. Zij waren de eersten die de gewonden konden helpen.

Pelloux belde meteen ook naar een goede kennis: president François Hollande. Hij was niet in staat om te zeggen waar hij was, alleen maar dat ‘ze’ dood waren. Het staatshoofd kwam meteen, en joeg daarbij, naar later bleek, zijn entourage schrik aan door het veiligheidsprotocol te negeren.

De wereld keek hierna toe hoe Pelloux een emotionele grafrede hield voor Charlie’s hoofdredacteur Charb, zijn vriend die hij altijd chouchou (schatje) noemde. En hoe hij tijdens de grote Je Suis Charlie-mars op 11 januari in de armen werd genomen door Hollande.

‘De avond voor het gebeurde, ben ik met Charb uit eten gegaan, zonder bewaking. Dat deden we geregeld, we hadden er genoeg van altijd iemand bij ons te hebben, ook al was Charb heel dik met Franck Brinsolaro, een enorme politieman die op de fatale dag op de redactie was. Ook hij overleefde het niet. Charb was ervan overtuigd geraakt dat er niets kon gebeuren, dat we de beveiliging wel konden opzeggen. Hij zei: “We hebben elke week tekeningen van Mohammed, ik hoor er niets meer over.” Hij had ook net een boek uit, een beeldverhaal over het leven van Mohammed, en ook daarna was hij niet bedreigd. Alles leek goed te gaan.’

Maanden heeft het geduurd om de draad weer op te pakken na het bloedbad op de redactie, zegt Pelloux. ‘En dan nog, van schrijven kwam niets meer. Ik zat eindeloos naar een leeg scherm te staren, ik deed een hele dag over één regel.’

Charlie, een steeds marginaler satirisch tijdschrift, maakte na de aanslag begin dit jaar een sprong van enkele tienduizenden naar zo’n tweehonderdduizend exemplaren. De giften stroomden binnen. Ondertussen ontstonden er een reeks onverkwikkelijke conflicten over macht en geld.

Pelloux kreeg kritiek op zijn vele optredens in de media. Hem werd verweten het woord te doen voor zijn vermoorde vriend. Maar dat staat los van zijn besluit een punt te zetten achter zijn wekelijkse column, Histoires d’urgences, die Charb altijd illustreerde: ‘Ik ben inderdaad overal op afgestapt na de moord op mijn vrienden. Vooral omdat Charb had gezegd na de aanslag met de brandbom: we zullen dit overal vertellen, we zeggen overal ja op, om ervoor te zorgen dat dit maximale aandacht krijgt. Ik geloof nog steeds dat we nooit moeten stoppen de namen van de moordenaars te noemen, de namen van onze dierbaren te noemen, iedereen te vertellen wat er is gebeurd.’

‘Maar dit verhaal heeft niets te maken met mijn besluit om te stoppen. Ik vind dat Charlie, een blad dat grappig en innovatief wil zijn, verder moet met nieuwe mensen. Het zal beter zijn zonder iemand die nog steeds gebukt gaat onder dood en rouw. Ik voel me nog steeds op een rare manier schuldig als ik iets leuks probeer te bedenken. Waarom zit ik hier geintjes te maken en zijn zij dood? Het is erg ingewikkeld in ieder geval.’

Noodtoestand

Maar hoe hij zich voelt, doet er eigenlijk absoluut niet toe, benadrukt hij. ‘Ik wil hard werken, de strijd aangaan, eraan bijdragen dat we ons één voelen en niet bang zijn, dat we onze manier van leven niet opgeven.’

‘We moeten ook naar scholen, kinderen vertellen wat de aard is van deze terroristen, dat ze ons allemaal om zeep kunnen helpen. Het heeft nu geen zin om ruim baan aan onze emoties te geven. Wij zijn niet voor niets de kinderen van Churchill en De Gaulle.’

Het laatste klinkt gezwollen, geeft hij toe. ‘We leven nu in een verfijnde cultuur die gericht is op ironie, op genieten, op individuele vrijheden. Maar tant pis, dan keren we maar terug naar de bron, zou ik zeggen. De omstandigheden zijn ernaar.’

‘De toon van Charlie was altijd sterk antiautoritair en antimilitaristisch, dat klopt. Maar onder druk van de gebeurtenissen ben ik over veel dingen anders gaan denken. We zijn in gevaar. We moeten onszelf verdedigen en maatregelen nemen, zoals de noodtoestand, we hebben geen keus. Anders is er straks helemaal geen vrijheid meer.’

Frankrijk is op 13 november zijn naïviteit kwijtgeraakt, stelt Pelloux vast. Na Charlie werd gezegd dat niets meer zou zijn zoals het was, maar dat viel tegen. ‘Als ik het had over islamitisch fascisme werd mij dat kwalijk genomen: “Oooh wat erg, je noemt islam en fascisme in één adem, je stigmatiseert moslims!” Voortdurend werd er gezegd dat je niet iedereen op een hoop moet gooien, het was om gek van te worden. Ongelooflijk gewoon, islamitisch fascisme, dat is toch een heel precieze term? Volledig in overeenstemming met de feiten. En natuurlijk doe ik daarmee geen uitspraak over alle moslims.’

‘Maar dat soort geluiden hoor je niet meer, nu heeft iedereen het over islamitisch fascisme. Wat wil je, er zijn 130 mensen vermoord, 130. Nu denken mensen: ja ja, het zal allemaal wel. Laat ze alsjeblieft oplazeren met die profeet van ze.’

Het is tijd om naar huis te gaan. Pelloux staat op, maakt grapjes met de bediening. Iedereen zal rekening moeten houden met het ergste, besluit hij terwijl hij zijn jas aantrekt en zijn hoed opzet. ‘Ga maar na: wat hebben ze allemaal gehad? Een krant, de Hyper Casher, een Joodse supermarkt, een theater, cafés, een voetbalstadion.’

‘Ik denk trouwens dat Hollande hier het grote doel was. Wat ze nog missen, is een aanval op politici of een aanval op een kerk. En een school: in januari probeerde Coulibaly (de terrorist van de Hyper Casher, nvdr) ook toe te slaan op een Joodse school. Als ze dat allemaal lukt, zullen ze heel tevreden zijn.’

DOOR KLEIS JAGER

‘Islamitisch fascisme, dat is toch een heel precieze term? Volledig in overeenstemming met de feiten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content