De kop boven dit artikel slaat niet zozeer op het blad dat u in handen heeft, maar wel op Yves Vanderhaeghe, sterkhouder van Anderlecht.
In Roeselare, waar ze de geschiedenis altijd graag wat voor zijn, hebben ze bij de plaatselijke voetbalclub tijdens de rust ooit één minuut stilte gehouden omdat hun ploegmaat Yves Vanderhaeghe schielijk overleden was. Dat bleek wat voorbarig. Vanderhaeghe draaft acht jaar later als een dartel veulen op en neer in het middenveld van Anderlecht en de nationale ploeg. Maar niettemin was het sympathiek. Typisch voor de inborst van de Roeselarenaar, die harde werklust en creativiteit paart aan sociaal gevoel en een ontwapenende vriendelijkheid. En tevens Knack uitgeeft, en de redacteurs ervan betaalt.
Vanderhaeghe was die middag het slachtoffer geworden van een hersenletsel dat voor eenieder fataal was geweest, maar niet voor Yves, een van die mannen die uit de West-Vlaamse klei geboetseerd zijn en nooit van ophouden weten. Een Flandrien, kom. Zoals Lucien Buysse en Briek Schotte of Pollentier en Museeuw. Mannen die gaan en blijven gaan, onderweg graag een arm of een been breken, en daarna nog feller gaan.
De gedrevenheid van Yves Vanderhaeghe bleek al bij zijn geboorte: zes weken te vroeg. Van toen hij kon kruipen, was de kleine Yves bezeten van voetbal. Schopte tegen alles wat in de buurt kwam, en oefende zoals alle groten dag en nacht met een tennisbal of desnoods een kiezelsteentje op het binnenplaatsje bij hem thuis. Hij was een fanatiek supporter van Club Brugge en Jan Ceulemans. Zelf sloot hij aan bij de jeugd van toenmalige eersteprovincialer FC Roeselare, waarvan een supportersclub in het ouderlijke café De Foorhalle huisde.
Yves was eerst spits, dan doelman en daarna al snel wat hij nu nog is: bezem op het middenveld. Of beter gezegd: een industriële hogedrukreiniger. Zes longen en een ongezonde drang tot winnen, ziedaar kort samengevat Yves Vanderhaeghe. Een trainingsbeest. Hij werd opgenomen in de West-Vlaamse jeugdselectie, waar hij werd opgemerkt door de immer alerte talentscouts van Cercle Brugge. Zij huurden hem voor twee jaar van Roeselare. We schrijven 1986, Yves was toen zestien jaar. Hij bracht het tot twee selecties in de A-kern van Cercle, en speelde zelfs even mee op Standard, maar werd niet goed genoeg bevonden door de Cercle-bazen, die zovele parels naar Brugge hebben gehaald maar in het geval Vanderhaeghe de bal missloegen.
EERSTE PERIODE IN MOESKROEN
Terug bij Roeselare haalde Vanderhaeghe zijn oude niveau niet meer en kreeg bovendien met alarmerende hoofdpijn en evenwichtsstoornissen af te rekenen. Na verschillende onderzoeken stelden de geneesheren een tumor in de hersenen vast. Vanderhaeghe werd in het ziekenhuis opgenomen, en viel op een kwalijke zondag in coma. Die middag werd zijn heengaan op FC Roeselare omgeroepen en de dag nadien brachten enkele kranten het treurige bericht van zijn overlijden.
Maar dat was buiten de wilskracht van Yves Vanderhaeghe gerekend. Hij ontwaakte uit de coma en de dokters stelden hun diagnose bij. Het bleek niet om een tumor te gaan, maar om ontstekingsvocht dat op de hersenstam drukte en tal van lichaamsfuncties dreigde uit te schakelen. Dat was al niet veel beter dan een tumor. Vanderhaeghe, niet meer bij machte om te spreken, dacht zelfs aan zelfmoord, maar kwam er tot zijn eigen verbazing langzaam weer bovenop. Minder dan een half jaar later verscheen hij opnieuw op de trainingen. In Roeselare zijn ze gelukkig gewend aan mirakels, de mannen van onze drukkerij bijvoorbeeld zien ze wekelijks voor hun ogen tot stand komen.
Nu Vanderhaeghe had gemerkt hoe dichtbij de dood kon zijn, besloot hij van het leven te profiteren en beleefde een paar wilde jaren. Toen het verstand weer meester was over de driften, behaalde hij een regentaatsdiploma lichamelijke opvoeding. In 1992, op zijn 22ste, ruilde hij FC Roeselare voor tweedeklasser Excelsior Moeskroen waar André Van Maldeghem trainer was. Vanderhaeghe, die het voetballen met een baantje in het lager onderwijs combineerde, ontpopte zich achter de getalenteerde spelmaker Dominique Lemoine tot een polyvalent voetballer. Breker voor de verdediging, fysiek onvermoeibaar en blijk gevend van speldoorzicht en een meer dan redelijke techniek.
André Van Maldeghem: ‘Ik kende hem al van vroeger bij Cercle, en ik wist van zijn gezondheidsperikelen. Maar daar had hij zich wonderlijk overheen gezet en bij Roeselare, dat toen in vierde klasse speelde, maakte hij grote indruk. Wij zaten met Moeskroen in derde en na een oefenmatch waarin Yves opnieuw erg sterk presteerde, ben ik met hem gaan onderhandelen. Niet iedereen in Moeskroen was overtuigd, maar we hebben hem toch gekocht en niemand heeft het zich beklaagd. Ik heb zelden zo’n gedreven voetballer gekend. Toen hij bij ons aankwam, woog hij bijna negentig kilo, maar daar heeft hij in korte tijd tien kilo van afgetraind. Hij zal mij toen wel een paar keer verwenst hebben, maar het is zijn carrière ten goede gekomen. In Dominique Lemoine vond hij zijn ideale complement. Yves is altijd bereid geweest om te spelen ten dienste van de ploeg, of ten dienste van een offensieve spelmaker voor hem.
Hij heeft zich twee seizoenen lang in de kijker gevoetbald en is naar Aalst vertrokken na de meest dramatische wedstrijd uit de geschiedenis van Moeskroen. Het was de laatste match van de eindronde in 1994. Winnen tegen Beerschot, dat zelf niets meer te winnen of te verliezen had, volstond voor de promotie. Maar Beerschot plooide zich dubbel – op het waarom zal ik niet dieper ingaan – en Aalst sprong in extremis over ons heen. Met Yves was na de match geen huis te houden. Door het dolle heen was hij. Illustratief voor zijn ingesteldheid: altijd alles geven. Als je tijdens de rust als trainer een minuut te laat in de kleedkamer kwam, stond Yves het daar al uit te leggen. En de zweetdieven schold hij de huid vol. In alles wat hij doet, ook buiten het voetbal, geeft hij het volle pond. Met de snelle opeenvolging van wedstrijden bij Anderlecht en de nationale ploeg werd hem onlangs de kans geboden om te rusten, hij heeft resoluut geweigerd.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik nooit had gedacht dat Yves het zó ver zou brengen. Dat hij een speler voor eerste was, wist ik zeker, maar dat hij een onmisbare pion zou worden bij Anderlecht en bij de nationale ploeg heeft mij verrast. En al blijft hij meer in zijn positie dan vroeger, toch slaat de vrees mij om het hart als ik hem met zijn krachten zie woekeren. Ik zeg hem dat telkens als we mekaar ontmoeten, maar minder doen, zou met zijn karakter botsen. Hij beseft goed dat hij pas op latere leeftijd naar de top is doorgestoten en dat hij er in de jaren die hem resten het maximum moet uithalen. Een extra motivatie om er alles voor te doen. Yves Vanderhaeghe is de Johan Museeuw van het voetbal. Beiden onverzettelijk op training en in de wedstrijden, en in het overwinnen van gezondheidsproblemen die een ander er voorgoed onder zouden krijgen.’
DE PERIODE IN AALST
In 1994 miste Moeskroen dus op de slotdag van de eindronde de lift naar eerste. Eendracht Aalst snoepte l’Excel niet alleen de promotie af, maar ook Vanderhaeghe. Bij Eendracht kwam hij terecht onder de leiding van zijn jeugdidool Jan Ceulemans. Yves combineerde het voetbal één jaartje met werk op het Aalsterse clubsecretariaat en vanaf zijn tweede seizoen, hij was toen 24, werd hij voltijds voetbalprof. Hij maakte in Aalst de gouden jaren mee, dwong Europees voetbal af, en schakelde daarin eerst Levski Sofia uit om daarna op AS Roma te stranden.
Jan Ceulemans : ‘Wij hebben niet veel moeite gehad om Vanderhaeghe naar Aalst te lokken. Yves is iemand die hogerop wil. Van alle Moeskroenspelers was hij het zwaarst ontgoocheld over de gemiste promotie. Hij heeft zich probleemloos in onze ploeg ingepast, maar we hadden in die periode dan ook een heel sterk elftal. Ik noem achterin Godwin Okpara, in het midden was er met Peter Van Wambeke een echte spelmaker, en vooraan liepen Gilles De Bilde en Edwin Van Ankeren, allebei in de vorm van hun leven. Yves was de ideale figuur om achter die mannen en in functie van die mannen te spelen. Door de ervaring in eerste klasse, en misschien ook door dat beperkte Europese contact, is zijn niveau omhooggegaan.
Zijn grootste kracht is zijn mentaliteit, de wil om zich te tonen en om het uiterste uit zijn mogelijkheden te halen. Jongens met die ingesteldheid hebben altijd meer kans om te slagen en dus verbaast het mij niet dat hij ondertussen op het hoogste Belgische niveau acteert. Hij is altijd fris in zijn hoofd en gaat elke wedstrijd voluit. Naast zijn tomeloze inzet kan hij ook meer dan behoorlijk voetballen, recupereert enorm veel ballen en speelt ze meestal correct door. Yves is niet de voetballer die technische hoogstandjes laat zien, maar dat mag hij ook niet op zijn positie, het risico bij balverlies is daar te groot. Ik vind dat hij ook opbouwend sterk is, al moet je van hem geen splijtende passes van veertig meter verwachten. In de opbouw moet Yves in functie van anderen voetballen en dat doet hij perfect. Zoals in de nationale ploeg met Wilmots. Hij heeft bij Aalst één grote fout gemaakt, dezelfde als ik trouwens: hij is er te lang gebleven. Na de successen werd zowat de hele ploeg verkocht. Dat heeft mij de das omgedaan, en hem nadien ook. Van het sterke team bleven er uiteindelijk twee over: hijzelf en Koen De Vleeschauwer. De meeste nieuwelingen waren heel wat minder goed dan wie vertrokken was. Voor de achterblijvers is dat een ramp. Het heeft tot wrijvingen met Yves geleid en gelukkig voor hem is hij midden in het seizoen naar Moeskroen kunnen terugkeren.’
TWEEDE PERIODE IN MOESKROEN
Na de twee succesjaren kreeg Aalst inderdaad de weerbots: zowat alle spelers werden verkocht, voorzitter Eric Goethals belandde op verdenking van beleggingsfraude in de nor en Eendracht kon op en naast het veld zijn bruisende train de vie niet meer volhouden. Jan Ceulemans, de man die Eendracht de topperiode uit de clubhistorie had bezorgd, werd als blijk van erkentelijkheid ontslagen en Urbain Haesaert nam over.
Een hopeloze taak, zo leek het, want Eendracht was op dat moment zo goed als tot degradatie veroordeeld. Maar hoor wat gebeurde. In de laatste vijf wedstrijden behaalde Haesaert 13 op 15 en Eendracht, dat op een bepaald moment acht punten minder telde dan de op twee na laatste, bleef netjes in eerste. Ten koste van KV Mechelen, dat samen met Cercle Brugge naar tweede zakte.
Nu geloven ze misschien in Roeselare wel in wonderen, maar elders in het land is dat minder het geval. Er kwam dus een klacht tegen Aalst, dat beschuldigd werd van poging tot omkoping van Antwerp-speler Manu Karagiannis, RWDM-doelman Dirk Rosez en verschillende spelers van Sporting Charleroi. Aalst wankelde, zeker toen ex-jeugdvoorzitter Gilbert Hutsebaut in een bui van gewetensnood uitbracht dat er in de boekhouding zeven miljoen frank was uitgetrokken om de redding af te kopen. Die getuigenis had eigenlijk mogen volstaan, maar de controlecommissie van de voetbalbond achtte het bewijs niet geleverd en Eendracht ontsnapte aan de dans. De ‘bemiddelaars’ die de tegenstanders met oneerbare voorstellen hadden benaderd, werden wel van de bondslijsten geschrapt: de Aalsterse ex-jeugdtrainer Eddy Roelandt voor twee jaar en spelersmakelaar Bart De Bruyne voor tien jaar.
Aalst bleef dus in eerste, maar Vanderhaeghe vond zijn draai niet meer in de kwalitatief en financieel steeds armere club. Hij kreeg bonje met Haesaert en met de Aalsterse supporters, belandde op de bank en was maar wat blij dat er in december ’97 een aanbieding kwam om terug te keren naar Moeskroen, waar trainer Hugo Broos in opdracht van burgemeester en voorzitter Jean-Pierre Detremmerie (PSC) aan een welvarend team en een welvarende vereniging was beginnen te bouwen. Het seizoen voordien, het eerste in eerste klasse, had Moeskroen al meteen Europees voetbal afgedwongen. Maar toen Vanderhaeghe terugkwam, was dat avontuur (Apoël Limasol en FC Metz) al voorbij.
Hugo Broos: ‘Wij hadden niemand die als verdedigende middenvelder kon spelen. Yves was bij Aalst op de bank beland, maar had hier in Moeskroen uiteraard veel kennissen. Zo kwam ik te weten dat hij eigenlijk zin had om terug te keren. Wij vreesden alleen dat het financieel niet haalbaar zou zijn. Ik heb dan naar Patrick Orlans gebeld en toen bleek dat Aalst bereid was hem te verkopen voor de transferprijs die ze zelf drie jaar voordien aan Moeskroen hadden betaald. Tja, daarover hebben we niet lang moeten nadenken natuurlijk. Ik ben met Yves aan tafel gaan zitten, we hebben gepraat over waar we met Moeskroen naartoe wilden en wat zijn rol daarin kon zijn, en vier dagen later was Yves van Moeskroen.
Ik heb nooit begrepen waarom Aalst een speler van dat niveau voor die prijs liet gaan. Zoals ik evenmin begreep waarom een speler van dat niveau er op de bank zat. Dat wij met Yves de juiste man op de juiste plaats hadden, dat begreep ik wel. In de recuperatie zijn weinig spelers zo goed als hij. Met Yves erbij heb je twee middenvelden: Yves en het andere middenveld. Ik durf beweren dat Yves bij ons naar zijn hoogste niveau is gegroeid. Even hoog als nu, met als verschil dat hij zowel bij Anderlecht als bij de nationale ploeg beter omringd is. Hij heeft in Moeskroen geleerd om zijn positiespel maximaal uit te buiten. Vroeger recupereerde hij de ballen en trok dan naar voren om mee te gaan aanvallen. Dat was niet nodig en het kostte te veel krachten. Ik heb hem ervan overtuigd dat zijn rendement hoger zou liggen als hij zich beperkte tot de balrecuperatie, en tot het aanspeelbaar zijn.
Dat betekent niet dat hij geen rol heeft in de opbouw, want hij heeft een redelijke pas in de voet. Tel maar eens op hoeveel keer hij balverlies lijdt, dat is miniem. Maar je mag van hem niet eisen dat hij ook nog eens de verdediging van de tegenstander uiteen gaat spelen. Ik denk dat hij bij Moeskroen precies heeft leren inschatten wat hij kan en wat hij minder kan. Er kwam niemand meer in aanmerking om de opvolger van Franky Van der Elst te worden dan Yves. Na Franky is hij de beste op die plaats, daar is geen twijfel over.
Terugkeren naar Moeskroen is de verstandigste beslissing uit zijn carrière geweest, want bij Aalst zat hij op een dood spoor. Onze ploeg is dankzij hem beter gaan spelen en hij is dankzij onze ploeg beter gaan spelen. Dat hij een voortreffelijke mentaliteit heeft, zegt iedereen die met hem werkte. Het feit dat hij op een haar na dood was, zal daar wel iets mee te maken hebben. Yves beseft beter dan wie ook wat een schitterend en goed betaald leven een profvoetballer heeft. Ik heb hem nooit tegen zijn zin weten komen trainen. Hij leeft voor zijn vak en heeft toch een evenwicht gevonden tussen zijn voetbalbestaan en het leven daarbuiten.’
DE PERIODE RODE DUIVELS
Bij de Rode Duivels was men na de wereldbeker in Frankrijk koortsachtig op zoek naar een opvolger voor Franky Van der Elst. Omdat Vanderhaeghe uitblonk bij Moeskroen was het logisch dat bondscoach Georges Leekens aan hem dacht. Zijn kans kwam met de beruchte Aziëtrip naar Korea en Japan, één jaar vóór Euro 2000.
België zou daar spelen tegen Peru (1-1), Japan (0-0) en Zuid-Korea (1-2 winst), en de Kirin-cup mee naar huis brengen. Veel spelers hadden afgezegd voor dat toernooi, dat na een zwaar seizoen in juni werd afgewerkt. Sportief stelde het niet veel voor, maar de Bond had de uitnodiging aanvaard omdat er aan de deelnemers veel geld werd geboden, en omdat het een kennismaking was met de twee landen waar in 2002 de wereldbeker plaatsvindt. Gouverner, c’est prévoir, luidt het credo dat zo kenmerkend is voor de Koninklijke Belgische Voetbalbond.
De Aziëtrip werd legendarisch door tal van factoren. Zo moesten Clement, Genaux en Van Kerckhoven afzeggen omdat ze trouwden. Cavens, Hoefkens, Mbo Mpenza en Bernd Thijs misten de match tegen Peru omdat die samenviel met de Belgische bekerfinale tussen Lierse en Standard. Dante Brogno kwam de dag vóór de afreis tot de vaststelling dat zijn reispas niet in orde was en moest thuisblijven. Bij het vertrek bleef alle bagage in Amsterdam achter. En door wateroverlast moesten de spelers een ellendig lange treinreis tussen Osaka en Kyoto uitzitten.
Vanderhaeghe, op zijn 29ste debutant in de kern, liet het niet aan zijn hart komen en greep zijn kans.
Georges Leekens: ‘Ik was al een tijdje aan het zoeken naar de opvolger voor Franky Van der Elst en we hadden een paar spelers op die positie uitgetest. Baseggio, Ernst en Clement onder anderen. Ook Vanderhaeghe was in beeld, en door de omstandigheden was de Kirin-cup een ideale gelegenheid om hem uit te proberen. Daar is links en rechts mee gelachen, maar Yves heeft zich verrassend snel op het internationale niveau waargemaakt. Hij is een laatbloeier aan wie lang getwijfeld is. Bij Cercle moesten ze hem niet hebben en hoewel hij al een en ander bewezen had, kwam hij bij Aalst toch op de bank terecht. Maar hij heeft ergere tegenslagen gekend in zijn leven en dat heeft hem gehard om tegenspoed te overwinnen. Weinigen zijn mentaal zo sterk als hij.
Yves is geen Maradona, maar hij geeft zich tot het uiterste en heeft zich ontpopt tot een intelligente voetballer, die precies weet hoe hij zijn kwaliteiten ideaal moet aanwenden. Je vindt in België geen betere voor de balrecuperatie en veel balverlies lijdt hij niet. Hij heeft een goede kijk op het spel, is hard in de duels, en is niet te beroerd om zijn voet te zetten of om af en toe een overtreding te begaan. Als het voor de ploeg moet, pakt Yves een gele kaart. Het belangrijkste wat hij heeft bijgeleerd, is om zijn activiteiten te beperken. Vroeger wou hij eigenlijk verdedigende middenvelder spelen, aanvallende middenvelder, linkse en rechtse middenvelder, allemaal tegelijkertijd. Op dat punt heeft hij zichzelf leren intomen, de overhaasting is weggevallen en daardoor komen zijn kwaliteiten beter tot hun recht.
Yves is een middenveld op zichzelf. Met zo iemand ervoor speelt het centrum van de verdediging rustiger. Kijk maar hoe comfortabel Van Meir en Valgaeren in de nationale ploeg kunnen voetballen. Het werk van Yves brengt het meest op als vóór hem een echte passeur staat. Zoals Johan Walem tegen Letland of vroeger Lemoine bij Moeskroen. En zeker als er op de flanken ook harde werkers staan, zoals bij de nationale ploeg Bart Goor en Gert Verheyen, ook twee onderschatte voetballers van wie de gebreken makkelijker in de verf worden gezet dan de verdiensten. Yves is een Flandrien en het archetype van de Belgische voetballer. Technisch beperkt, niet van de snelsten, maar met een tomeloze inzet en een intelligent positiespel. Een fantastische kerel, een droom voor elke trainer.’
DE PERIODE ANDERLECHT
Ook toen Leekens twee maanden na de Aziëtrip door Robert Waseige vervangen werd, bleef Vanderhaeghe vaste en stilaan onmisbare titularis in de nationale ploeg. Samen met Marc Wilmots vormt hij op het middenveld een duo waarvan het technische vermogen niet indrukwekkend is, maar de werkkracht des te meer. Vanderhaeghe miste sinds zijn debuut bij de Rode Duivels maar één helft, de eerste van de oefenwedstrijd in Noorwegen waar Waseige een experimenteel elftal aan de aftrap bracht, met Philippe Clement als doublure voor Vanderhaeghe. Maar na één helft kwam het origineel al terug tussen de lijnen en draaide de ploeg plots heel wat beter. Wat Gert Verheyen toeliet om twee keer te scoren: 0-2 winst.
Club Brugge had intussen Clement aangetrokken als vervanger van Van der Elst, maar ook bij Anderlecht waren ze al jaren vruchteloos op zoek naar een breker voor de verdediging, die ook de omschakeling naar de aanval kon animeren. Aimé Anthuenis wou voor die plaats Besnik Hasi, de Kosovaar die hem bij Racing Genk mee aan de titel had geholpen. Voorzitter Roger Vanden Stock voelde meer voor Vanderhaeghe. En wat doet een mens die geld heeft en niet kan kiezen? Hij koopt alles. En daar mogen ze zich vandaag gelukkig om prijzen. Want terwijl Hasi sukkelt met een hardnekkige liesblessure, heeft Vanderhaeghe zich vanaf de eerste dag incontournable gemaakt. Laten we het als volgt formuleren:
Hij is Rensenbrink noch Coeck,
Geen Olsen of Jurion,
Maar beter dan De Boeck,
Van Diemen en Crasson.
In ’t paars-witte salon,
Waar voetbal moet behagen,
Dankt men Sint-Guido om,
Een man als Vanderhaeghe.
Koen Meulenaere