Zonder bijkomende overheidssubsidies zien de Vlaamse rusthuizen de toekomst somber in. Nu er over de budgetten moet worden beslist, trekken zij aan de noodrem.
Hoe lang nog moeten de Vlaamse rusthuizen barbecues en pensenkermissen organiseren om het hoofd boven water te houden? Moet ook in de toekomst een derde van de bewoners een beroep doen op het OCMW om de veel te hoge dagprijs te kunnen betalen? Deze vragen komen van de rusthuissector zelf. Die wringt zich al jaren in alle bochten om de bewoners kwaliteit te bieden. Maar zonder vers overheidsgeld komt die kwaliteitsnorm zwaar onder druk te staan. Er is één lichtpunt. Vlaams minister van Welzijn Mieke Vogels volgt in haar beleidsnota Ouderenzorg de visie van de sector. Die zij samen met de sector uitschrijft in een nieuw decreet. Over de budgetten de zij daaraan koppelt, wou haar woordvoerster zich niet uitspreken. Kan minister Vogels überhaupt wat uit de brand slepen? Voor de sector is het erop of eronder.
Wat heeft Vlaanderen voor zijn rusthuisbewoners over? De Vlaamse overheid subsidieert totnogtoe alleen de bouw van de rusthuizen, jaarlijks zo’n twee miljard. Daarnaast betaalt de federale overheid een deel van de zorgkosten terug, via het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV). Wie draait op voor al de rest? De rusthuisbewoner zelf.
Welke kosten worden hem zoal aangerekend? ‘Het RIZIV betaalt maar 67% van de zorgkosten terug. De rest betaalt de bejaarde van zijn spaarcenten’, zegt Jean-Marie Criem, de directeur van het woon- en zorgcentrum Sint-Vincentius in Aaigem. ‘De financiering van het RIZIV volstaat niet om de personeelskosten te dekken die met de zorgbehoefte overeenstemmen. Het systeem dat het RIZIV hanteert is pervers. Het koppelt de zelfredzaamheidsscore van een patiënt op de schaal van Katz aan financiering. Dit wakkert malafide praktijken aan. Als wij een hoogbejaarde man die ondervoed en verward binnenkomt, weer op de been helpen, krijgen wij daar minder geld voor. In plaats van te controleren of wij de schalen respecteren, zou het RIZIV beter nagaan of wij de zelfredzaamheid van die man stimuleren en ondersteunen. Of wij aan valpreventie doen, of wij geheugentraining organiseren. Wij moeten evolueren naar een financiering die volstaat om de zorgkosten te dragen.’
Heeft de sector pas geen smak geld gekregen om de lonen gelijk te trekken met die in de ziekenhuizen? Jean-Marie Criem: ‘Voor het harmoniseren van de lonen van alle personeelsleden werd de sector door de federale overheid 7,7 miljard beloofd. Dat is positief. Maar in de praktijk wordt die betaling gekoppeld aan het profiel van de bewoners. Als we alle ouderen met eenzelfde profiel gelijk willen financieren, kost dat 4 tot 5 miljard bovenop de 7,7 miljard die ons werd beloofd.’
LEEF- EN WOONKLIMAAT
Wie betaalt de animator, het keukenpersoneel, de directeur, de sociaal-assistent en de psycholoog? De hoogbejaarde bewoner. Vlaanderen legt de rusthuizen een waslijst van bijkomende kwaliteitsnormen op. Maar als het op centen aankomt, knijpt het de beurs dicht. De Vlaamse rusthuisbewoners betalen dan ook twintig procent meer dan de residenten in Wallonië.
Vlaanderen wil bijvoorbeeld dat de rusthuizen werk maken van animatie. Maar daar stelt het geen budget tegenover. Dus wordt de ‘animatiefunctie’ vaak maar mondjesmaat, met een wekelijkse knutsel- en kaartnamiddag, ingevuld. ‘Als Vlaanderen de rusthuizen een echte woon- en zorgfunctie wil geven, komt daar veel meer bij kijken’, betoogt Marjet Garrebeek van VOCA, de vormingscel van Caritas, die samen met het Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI) en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) hierover een beleidstekst heeft klaargestoomd. ‘Animatie is veel meer dan het organiseren van spelletjes. De animator is verantwoordelijk voor het aangenaam leef- en woonklimaat in het rusthuis. Hij heeft op dit vlak een voortrekkersfunctie. Zijn aanpak moet gedragen worden door de directie en het hele team. Zinvolle tijdsbesteding moet inspelen op de behoeften van elke bewoner. Er is dus duidelijk behoefte aan een precieze omschrijving van de taak van de animator en de vorming die hiervoor nodig is.’
‘Rusthuisbewoners hebben ook recht op een beetje geluk. De uitbouw van de animatiefunctie is absoluut noodzakelijk’, bevestigt Patricia Sabbe, adviseur ouderenbeleid bij de VVSG. ‘Per 50 rusthuisbedden één animator subsidiëren, is volgens ons noodzakelijk om de kwaliteit te waarborgen. Daar hebben we elk jaar 1,440 miljard voor nodig. Dat is niet alles. Binnenkort gaat het Vlaamse kwaliteitsdecreet van start. Voor de coördinatie van die kwaliteitszorg hebben de rusthuizen elk jaar 400 miljoen nodig. Daarbij tel ik 180 miljoen, een klein impulsje voor permanente vorming. En een kleine 3,5 miljard om van de nepstatuten (DAC-ers en GESKOÆs) in de hele sector reguliere banen te maken.’
Ook de directeursfunctie moet, volgens Patricia Sabbe, worden gefinancierd. Kostprijs? 1,440 miljard. Die subsidiëring is noodzakelijk. Niet alleen om de kwaal aan te pakken van de ‘risicorusthuizen’ waar problemen worden gesignaleerd. Wie wil dat rusthuizen door bekwame managers worden geleid, moet daar uiteraard een behoorlijk salaris tegenoverstellen. Op dit moment kan zowat iedereen die dat wil een rusthuis leiden. Daar is zelfs geen diploma voor nodig. Praktijkervaring voorleggen, volstaat. Het kostenplaatje voor het VVGS? Net geen 7 miljard. Totale kostprijs voor de werkingskosten? 11 miljard.
DE BEWONER BETAALT
Wordt de rusthuisbewoner zelf ook beter van zo’n drastische financiële injectie? ‘Ofwel moeten er effectief personeelsleden bijkomen, ofwel moeten de dagprijzen naar omlaag’, zegt een waarnemer uit de sector. Niet iedereen is het daarmee eens. ‘Het gaat hier om een inhaaloperatie’, oordeelt Jean-Marie Criem. ‘Een derde van de VVI-rusthuizen draait nu met groot verlies, een derde werkt quasi break-even, een derde boekt een beperkte winst die opzij moet worden gezet voor de toekomst. De meeste OCMW-rusthuizen draaien met verlies.’
‘Als de rusthuizen vandaag de subsidietekorten verhalen op hun bewoners, dan moeten de dagprijzen dalen als de overheid tegemoetkomt’, reageert Johan Truyers van de Kristelijke Beweging van Gepensioneerden (KBG).
Wat met de zorgverzekering? Vanaf 2002 krijgen de meest zorgbehoevende rusthuisbewoners maandelijks 6500 fr. om hun verzorging te betalen. De zorgverzekering zal het rusthuis zeker beter betaalbaar maken voor de bewoner. Maar dit concept lost het fundamentele probleem niet op: het totaal ontbreken van Vlaamse werkingskredieten voor de rusthuizen.
Ook op het vlak van de investeringssubsidies zitten de Vlaamse rusthuizen in ademnood. Een rusthuis is nog veel te weinig een echte thuis voor de bewoners, waar ze hun vroegere leven kunnen voortzetten. Toegegeven, Vlaanderen betaalt voortaan al iets meer voor de huisvesting. Minister Vogels heeft zopas de subsidie voor het aantal m² per woongelegenheid opgetrokken, van 55 naar 65 m². Dit is een stap in de goede richting. Maar de ouderen worden steeds mondiger en zij nemen geen genoegen meer met het klassieke rusthuismodel. Wie vandaag 70 is, wil over tien jaar niet in een instelling met lange gangen en kleine kamertjes wonen, zoals in een ziekenhuis. De sector beseft dat, wil naar ruimere zorgflats van 30 m², tussen de huidige rusthuiskamer en de serviceflat in, met een slaap-, zit-, pc-hoek en een keukentje. Voor zulke nieuwe woonconcepten is 35 tot 40 m² nodig. Recente buitenlandse projecten illustreren dat.
Het hertekenen van woon- en zorgconcepten op maat van de aankomende generatie ouderen is een gigantische uitdaging. In die nieuwe woon-, zorg- en leefomgeving moet de kwaliteit van het wonen centraal staan. Met meer kansen voor autonomie en met minder betuttelende zorg. Het klassieke rusthuismodel moet daarom, volgens sommige waarnemers in de sector, omgebogen worden naar meer genormaliseerde woon-, leef- en zorgcentra zoals die al bestaan in de gehandicaptenzorg.
‘Laten we met een aantal demonstratieprojecten experimenteren’, stelt Rudiger De Belie, directeur van De Wingerd in Leuven. ‘Zet een aantal architecten aan het tekenen. Bestel een wetenschappelijke onderbouw. Trek ook een bedrag uit voor de personeelsomkadering van de proefprojecten. Hier is geld voor nodig, al was het voor een testperiode van 5 jaar.’
‘Met 500 miljoen extra per jaar voor de gebouwen en een bedrag dat jaarlijks recurrent stijgt met 100 miljoen voor bijkomende bedrijfskosten, moet het mogelijk zijn per jaar een tiental kleine, nieuwe experimenten op te starten die gedurende tien jaar hun experimentele kennis doorgeven aan de Vlaamse overheid en de rusthuissector’, beweert voormalig kabinetsadviseur Ouderenbeleid José Lecoutere, de directeur van het rusthuis ’t Gulle Heem in Gullegem. ‘Met de kleinschalige aanpak kunnen we allicht de al te grote breuk met de thuiszorg wat dichten’, besluit Jean-Marie Criem. ‘Zodat het rusthuis een klapdeurfunctie krijgt. Vandaag is die breuk veel te groot. Als de drempel lager ligt, zullen mensen er veel vroeger aan denken hun zorgbehoefte op hoge leeftijd te organiseren, zodat ze uit het aanbod die formule kunnen kiezen die hen het beste ligt.’
De doelstelling van het ouderenbeleid was toch de oudere persoon met zijn zorgvraag centraal te plaatsen (dixit Mieke Vogels) ?
Marleen Teugels