De beleidsnota van minister van Cultuur Joke Schauvliege gaat over subsidies en regeltjes, niet over wat cultuur kan teweegbrengen in onze stedelijke, interculturele samenleving. Dat zegt Yamila Idrissi van de SP.A, die zelf droomt van een ‘intercultureel pact’ ter vervanging van het oude Cultuurpact.

Met Bert Anciaux leverde de SP.A (eerst in kartel en daarna alleen) vijf jaar lang een van de meest eigenzinnige ministers van Cultuur. Hij verdween echter (tijdelijk?) van het voorplan. Ook Dany Vandenbossche, ex-cultuurschepen van Gent en voorzitter van de commissie Cultuur in het Vlaams Parlement, heeft geen mandaat meer. Vandenbossche werd nogal ruw opzijgeschoven en leidt sindsdien een teruggetrokken bestaan. Vlaams Parlementslid Yamila Idrissi is nu aangewezen als cultuurspecialiste van de Vlaamse socialisten. Ze is niet mals voor de beleidsnota en de cultuurbegroting van Anciauxs opvolgster Joke Schauvliege (CD&V). Die kritiek is opmerkelijk, aangezien de SP.A deel uitmaakt van de Vlaamse meerderheid.

‘De beleidsnota is een gemiste kans’, zegt Idrissi. ‘Het ontbreekt de minister aan een visie op cultuur. Cultuur is meer dan alleen maar een rustpunt in de chaos, zoals ze schrijft. Cultuur is geen luxe, cultuur is broodnodig om verandering in de samenleving te voeden. Ik lees alleen iets over subsidies en regeltjes, maar niets over wat cultuur kan teweegbrengen.’

Ze is ook verbolgen omdat Bert Anciaux het verwijt krijgt dat hij als een soort verlichte despoot zijn wil zou hebben opgedrongen aan de sector. ‘Schauvliege zegt dat ze veel meer overleg wil. Maar ze heeft natuurlijk ook haar eigen agenda. Bovendien kan het geen kwaad om als minister de druk op de ketel te houden. Anciaux is altijd blijven hameren op het belang van participatie en interculturaliteit. Als hij dat niet had gedaan, stonden we nu lang niet zover. Als ik lees dat de minister wil dat de sector zelf veel meer de doelstellingen van het beleid mag invullen, dan vrees ik voor een verwatering van het participatiebeleid.’

Stedelijkheid

Een belangrijk hiaat in de nota van Schauvliege vindt Idrissi haar visie op stedelijkheid. ‘In haar strategische doelstellingen schuift Schauvliege de relatie tussen kunst en natuur naar voren. Maar de relatie cultuur en stedelijkheid blijft totaal onderbelicht. Ik lees wel dat producties die in de steden worden gemaakt, ook in de regio te zien moeten zijn. Dat is fijn, maar stedelijkheid gaat over veel meer: over interculturaliteit, over diversiteit.’

Idrissi: ‘Steden trekken kunstenaars aan. Zij vormen de voorhoede. Door de confrontatie met hun werk, verandert de samenleving. Kunstenaars als Sidi Larbi Cherkaoui of Rachida Lamrabet zijn brugfiguren. In Marokko zeggen ze “onze Rachida” en hier noemen we ze “onze Vlaamse schrijfster”. Dat zijn boeiende evoluties. Dan raken we ook eindelijk eens af van die vervelende, verengende terminologie over autochtonen en allochtonen. Cultuur op z’n best verbindt mensen. Kunstenaars die gedragen worden door verschillende gemeenschappen zijn schitterende brugfiguren. Ze halen begrippen als diversiteit en integratie van een abstract niveau naar de praktijk van het samenleven. Dat helpt mensen te ontdekken wat ze met elkaar delen, wat hen gezamenlijk raakt, en ook waarin ze van elkaar verschillen. Je mag honderd keer zeggen dat interculturaliteit een ‘verrijking’ moet zijn – dat is het pas echt als het ook zo beleefd wordt.’

Uiteindelijk gaat het over emancipatie, betoogt Idrissi. ‘Dat proces verloopt inderdaad vooral via het onderwijs en de arbeidsmarkt. Maar ook cultuur speelt een cru-ciale rol. Dat was in de Vlaamse sociale ontvoogdingsstrijd niet anders. De Vooruit is er gekomen omdat de arbeiders een cultuurtempel voor het gewone volk wilden, als tegenwicht tegen die van de bourgeoisie. Die ontvoogding kwam er ook omdat mensen met kennis en visie zich het lot van de arbeiders aantrokken. De politiek, maar ook de cultuursector, heeft zulke leidersfiguren nodig. Kijk maar naar wat Barack Obama in beweging kan brengen.’

De ontvoogdingsstrijd in Vlaanderen ging wel gepaard met een erg strikte verzuiling. En laat nu precies het oprichten van een eigen ‘allochtonenzuil’ of islamzuil hét netelige punt zijn in het interculturele debat van vandaag. Idrissi droomt van een ‘intercultureel pact’ dat het oude Cultuurpact moet vervangen.

‘Zo’n nieuw cultuurpact moet vooral geen nieuwe zuil creëren, naast de vrijzinnige en de katholieke. We zouden net samen moeten nadenken over wat onze gemeenschappelijke sokkel is. We leven in een democratische rechtsstaat met enkele belangrijke basisprincipes: vrijheid van meningsuiting, van godsdienst, scheiding van Kerk en Staat, gelijkheid van vrouw en man. Laten we daar met mensen van diverse levensbeschouwingen een debat over hebben. Hoe we dat kunnen verankeren in heel onze samenleving. Ik ben er zeker van dat hier in alle gemeenschappen genoeg out of the box-denkers rondlopen, vooral in de steden, om tot zo’n nieuw cultuurpact te komen. Ik mis in de beleidsbrief van Schauvliege die stedelijke en interculturele invalshoek. Een visie op cultuur als creatieve motor van een moderne, veelkleurige, stedelijke samenleving ontbreekt volledig.’

Onderwijs

Idrissi is zelf een exponent van een interculturele vorming. Ze noemt zichzelf een product van het Vlaamse onderwijs. ‘Wie ik ben, heeft te maken met het onderwijs dat ik genoten heb. In de katholieke school kreeg ik les over de Bijbel en ik zag meteen dat er veel gelijkenissen zijn met de Koran. Als ik nu gek ben op film, theater en literatuur, dan heb ik dat aan mijn leraars te danken. Het eerste toneelstuk dat ik zag, was Thuis van Hugo Claus. Ik vond het afschuwelijk. Daar ben ik heel dankbaar voor. Later zag ik Gilles van Claus en dat vond ik een van de mooiste stukken die ik ooit gezien heb. Zonder die kennismaking op jonge leeftijd, was dat wellicht allemaal aan mij voorbijgegaan.

Idrissi gelooft ook niet meer in ‘het debat’ waarin de diverse gemeenschappen elkaar van hun gelijk willen overtuigen. ‘Laten we gewoon samen naar een tentoonstelling gaan of een voorstelling bijwonen’, zegt ze. ‘Die ontmoeting zal ons meer leren over onszelf en over de veranderingen in de samenleving. Natuurlijk hebben veel moslims bezwaren tegen bepaalde moderne kunstuitingen. De commotie rond het kunstwerk van de Frans-Marokkaanse kunstenaar Mehdi-Georges Lahlou die een paar felrode schoenen met naaldhakken op een bidtapijtje zette, was veelzeggend. Maar we moeten niet bang zijn voor commotie. Waar mensen geraakt worden, in positieve of negatieve zin, kan er een discussie beginnen. Want of we het nu willen of niet: terugkeren naar een Vlaanderen van theemutsen en kaasstolpen is niet realistisch.

‘Omgekeerd moeten de moslims in Europa beseffen dat zij zich ook dienen aan te passen. De modernisering van de islam zal uit Europa moeten komen. We moeten de succesverhalen tonen waarbij nieuwe inzichten aantrekkelijk worden en de verwondering het wint van de argwaan. Neem de Franse filosoof van Marokkaanse origine Rachid Benzine, die een moderne lezing van de Koran voorstaat. Of Fatih Akin, de regisseur van Gegen die Wand. Zij hebben zowel invloed op de autoch-tone als op de allochtone gemeenschap. De regisseur van Les barons, Nabil Ben Yadir, zegt in interviews dat kunst voor hem de enige manier was om uit de wijk te ontsnappen. Het feit dat hij een film over Molenbeek kan maken met Jan Decleir is prachtig. Of Ahmed Reda Benchemsi, de hoofdredacteur van het Marokkaanse tijdschrift TelQuel. Die krijgt steun van Fransen van Marokkaanse origine wanneer hij in zijn blad strijdt voor meer in-dividuele vrijheden, bijvoorbeeld voor homo’s, in zijn eigen land. Op die manier worden de inzichten van de Europese islam geïntroduceerd in Marokko.’

Aan het hoofddoekdebat wil Yamila Idrissi niet veel woorden vuilmaken. ‘We zijn daar veel te veel op gefixeerd. Het cliché dat Marokkaanse meisjes gedwongen worden om een hoofddoek te dragen, wordt opgeklopt. Vaak is het een symbool van verzet geworden, zoals de arafatsjaal. Die jonge meiden zijn even mondig als hun autochtone klasgenotes. Ik zat onlangs tegenover Nabela Benaïssa, (het Brusselse meisje dat ten tijde van de affaire-Dutroux in de actualiteit was omdat haar zusje was vermoord door Patrick Derochette, nvdr). Ze is bekend geworden met haar hoofddoek, maar nu draagt ze die niet meer. Dat is een evolutie die ik wel vaker zie bij moslima’s. “Het wordt tijd dat we ons concentreren op de wezenlijke dingen”, zei ze. Ik sluit me daarbij aan.’

DOOR KARL VAN DEN BROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content