De derde ?Skulptur. Projekte? in Münster staan in het teken van de vluchtige verrassingen voor passanten. Ieder is zijn eigen eiland.
Ze waren echt wel aan een kleine bolwassing toe, de Münsteranen, nadat ze in de jaren zestig koudweg het aanbod van Henry Moore afgewezen hadden om een publieke sculptuur van zijn hand in hun stad op te nemen. Berouwvol haalden de burgervaderen hun schade in toen ze tien jaar later een kinetisch beeld van Georges Rickey kochten. Voor veel inwoners was de openbare tentoonstelling ervan echter al een ondraaglijke vorm van nieuwlichterij. Er werd een groot kabaal gemaakt. Klaus Bussman, toen zowel als nu directeur van het Westfälisches Landesmuseum, vatte zijn missie-opdracht ernstig op en startte in 1977 een groot overzicht van de moderne sculptuur, zonder zijn waar op straat te hoeven tonen : de beeldhouwkunst werd in hoofdzaak nog als autonome, niet-plaatsbetrokken discipline bedreven.
Voor de kleine buitenhuisafdeling werd een huurling uit New York aangesproken, Kasper König, man van de streek toch wel. Met één klap haalde deze de beste hedendaagse sculpteurs naar Münster, bedrijvig in minimal, concept en land art. Voor de duur van een zomer exposeerden zij er een nieuw werk in de openbare ruimte, in mindere of meerdere mate rekening houdend met de specifieke stedelijke situatie op de plaats van inplanting. Er kwamen onder meer zware staalsculpturen bij wijze van vluchtheuvels op de drukke Hindenburgplatz door Richard Serra ; een afgietsel van een holle ruimte tussen een brug en een trap een gat in de publieke architectuur door Joseph Beuys ; reusachtige biljartballen in beton van Claes Oldenburg aan de boorden van de Aasee ; een opstaande rij van negen onbewerkte stukken dolomiet door Ulrich Rückriem die een intiem stukje pad vormen met de zijkant van een kerk, en het woonwagentje van Michael Asher dat regelmatig van (precies uitgekiende) standplaats verwisselde. Nog steeds reageerden de de meeste Münsteranen sceptisch tot agressief.
Tien jaar later, in 1987, waren site specific-sculpturen eerder de regel dan de uitzondering. Zo kon het gebeuren dat de tweede uitgave van de Skulptur. Projekte in Münster, weer onder leiding van Kasper König, voluit de hele stad kon ?bespelen?. Maar meteen werd ook de hele ?site specific? mode al in enkele bijdragen geïroniseerd of weggewuifd. Zo bij voorbeeld in de Gele Madonna van Katharina Fritsch, die pal voor een warenhuis mocht postvatten. Of in het model van een schematische kantoor- en depotruimte in de stijl van de jaren vijftig door Peter Fischli en David Weiss. De kunstenaars dropten hun model, al ontworpen voor een heel andere bestemming, in de buurt van het station van Münster waar ze een vergelijkbaar onspecifieke architectuur aantroffen.
De zuil van Thomas Schütte met bovenop twee rood gelakte aluminiumkersen, was als een monkelende toespeling op de bont gelakte, glimmende wagens op de parkeerplaats waar het beeld was neergezet. Maar toen de stadsplanners later van de plek een autovrije groenstrook maakten, leek het plots of de permanent geïnstalleerde Kirschensaüle louter een aanbiddenswaardig pop art-icoon moest voorstellen.
WEDERDOPERS
Net als de ballen van Oldenburg of de dolomietwand van Rückriem uit de eerste editie, werden ook uit de ?Skulptur. Projekte? 1987 enkele bijdragen door de stedelijke cultuurverantwoordelijken aangekocht en permanent tentoongesteld. Eén ervan is de studietuin met banken, krukjes en een tafel die Siah Armajani aanlegde op de binnenhof van het Geologisch museum met zijn verzameling exotische bomen en stenen uit alle windstreken.
Met de dwaallichtjes die hij aanbracht in de kooien waar ooit de opstandige Wederdopers hoog tegen de muren van de Lamberti-kerk publiek tentoongesteld werden, dook Lothar Baumgarten in het duistere middeleeuwse verleden van een stad die ook in latere tijden meer dan genoeg tragische momenten beleefde : jodenverdrijving en -moord, zware bombardementen door de Geallieerden als vergelding voor het stukschieten van Coventry in Engeland. Baumgartens flikkerende gloeilampjes in de kerkkooien, aangekocht door de stad, gedenken dus heus wel meer dan het onheil met de Wederdopers. Dat alles kende ik slechts uit de boeken.
Bij een eerste, intuïtieve wandeling door de onbekende stad, naar aanleiding van Kasper Königs jongste ?Skulptur. Projekte?, dienden fragmentjes van dat onzalige verleden zich nog sneller aan dan enig kunstwerk. Een steeg die naar de laatste Rabbijn Julius Vooss genoemd is en op een gevel zonder gebouw doodloopt. Een plein dat zijn naam ontleent aan de grote joodse verzamelaar en promotor van moderne kunst die in 1933 naar Londen vluchtte en van wie sindsdien niets meer werd vernomen. Alfred Flechtheim, geboren in Münster.
Oude Boeken, voor zover ze niet werden verbrand, zijn de meest sprekende stille getuigen. Je vindt er op de hoek van de Uberwasserkircheplatz boven water, onder water, het water kwam de Münsteranen wel vaker tot aan de lippen. Van Charles Darwins Reise um die Welt (1831-1836) tot aan Die Unfähigkeit zu trauern van Margarethe Mitscherlich, die striemende les in omgang met een belaste erfenis. Zulke betekenisvolle namen op zo’n kort tijdje. En wat een genadige stilte in het oude hart van de stad.
Af en toe reden kunstkenners in fijne zwarte kleren voorbij op in het Landesmuseum gehuurde fietsen een plattegrondje tussen stuur en vingers geklemd, duidelijk van plan om snel van nummer 1 tot 64 te geraken op het sculpturenparcours. Maar bij het eerste werk dat ik na een uur rondlopen zonder plan aantrof, nummer 53, stond nog niemand. Was ook de kunstenaar Thomas Hirschhorn hors parcours beginnen dwalen om ten slotte op de Rosenplatz te belanden en de plek onooglijk genoeg te bevinden om iets neer te zetten dat zelfs de jacht op kunst makende kenners enkele uren lang voor een annex van de afvalcontainers zouden kunnen houden ?
Men prijze de toevallige ontdekking van kunst die zich zo gecamoufleerd heeft dat ze enkele momenten een onbevangen blik gunt op haar aspect van lichtjes bevreemdend ding in een doodnormale omgeving, vooraleer ze verschrompelt tot het geheel van codes dat we allen geleerd hebben kunst te noemen. Wel, het ding van Thomas Hirschhorn is een barak van karton, latten en plastiek, met opgekleefde plexiglazen raampjes waarachter sculptuurvormen en insignes in zilverpapier uitgestald zijn, maar ook souvenirlepeltjes, postkaartjes van beroemde kunstwerken, videomonitoren in volle werking, en zowaar een museumzaaltje op schaal met monochrome schilderijtjes en een op de wand geschreven oproep tot de strijd tegen het kapitalisme !
Eén kijkvak van dit primitieve, alleen vanachter de raampjes te bezichtigen ?sculpturensorteerstation? verwijst naar een Robert Walser– en een Emmanuel Bove-prijs, twee schrijvers die van het subtielste proza geschreven hebben over eenzame zwervers in het alledaagse leven, verrassende inzichten puttend onder de oppervlakte van het door en door banale. Zo wil ook de kunst van Hirschhorn zijn : naast de vertederend dwaze video- loop van de man die zijn toren van Marlboro-pakje telkens weer ziet omvallen, ook een video over sculpturen van Otto Freundlich die in de Entartete Kunst-expo van Hitler & co werden binnengedragen, en ten slotte een met wegwerpmateriaal gerealiseerde remake van een niet meer bestaand beeld van de beeldhouwer Raoul Haizmann.
STRAATBEELD
Deze ?Skulptur. Projekte? zijn in de eerste plaats bedoeld voor mensen die van hun werk terugkomen, had König die ochtend tijdens zijn ultrakorte persconferentie gezegd. Iets in het straatbeeld wijkt af van het normale, doet hen even opkijken en op hun stappen terugkeren. Mikken op dat ene moment van verrassing en misschien verrukking door een in de normale gang van zaken binnengesmokkeld beeld, dat hebben behoorlijk wat kunstenaars in Münster gedaan. Maar de meesten hebben het op het voorgeschreven parcours gerealiseerd, zodat het effect van het onverwachte toch wat verbleekt. De derde ?Skulptur. Projekte? staan niettemin in het teken van de vluchtige, poëtische en speelse invallen bedoeld als kunst van één zomer.
Bang om zonder gestoffeerd verslag naar huis te keren, staakte ik het doelloos ronddobberen. Maar snel en in zwarte kleren per fiets van A tot Z, dat nooit. De tijd tussen de beleving van het ene werk in de publieke ruimte en het andere, is minstens de tijd van een wandeling. De fietsers (om over de paar maffe autochauffeurs te zwijgen) doen alsof de stad een museum is, en ze proberen de afstand tussen twee werken te herleiden tot die in een museum. Dat is belachelijk. Dat is abstractie maken van de stadsschaal, het stadsweefsel en het minimum aan speelruimte dat de in de publieke ruimte werkende kunstenaars voor zichzelf gecreëerd hebben. Vanop veilige afstand, en in omgekeerde richting, volgde ik de platgetreden groene promenades langs de kleine stadsring, het park rond het kasteel en de groene oevers van de Aa.
Si c’est vrai que plaisir d’amour, ne dure qu’un moment très court… Hooguit een paar dagen moet een fietsband perfect rond een hoge lantarenpaal op de stoep hebben gelegen, voor hij door onbekenden ontvreemd werd. Andreas Slominski had met de technische diensten van de stad een halve dag gewerkt om de lantarenpaal uit de grond te tillen en er de band omheen te leggen. De maanzieken hebben meer geluk. Wanneer ze bij dag of nacht het pad langs de Aasee volgen, komen ze de lantarenpaal van Isa Genzken tegen, met in de top een enorme melkglasbol, schijnend als de Volle Maan. De tweekoppige lantaarn op de rijweg Johannisstrasse die Tony Oursler onder handen nam, gaat dag en nacht aan en uit, en spreekt. Met ijselijke stem aanroept hij, op het ritme van het flikkeren, de geesten van het licht. Zij beheersen ruimte, tijd en energie en bezitten de geheimzinnige macht om plots het bewustzijn, vaste gewoontes en de begeerte te veranderen. Spannend, van de pot gerukt.
In een bestelwagentje Piaggio spuit water uit een buisfonteintje tegen het plafond, en terug in de open laadbak. Maar aan de achterkant van de wagen vloeit het via een wateruitlaatbuisje gewoon op de stoep en in de goot. Dit karretje van de Zwitser Roman Signer, bekend om zijn vuurwerk en explosieven, doet 14 plaatsen in volle stad aan, en veroorzaakt overal trosjes verbaasde, verbijsterde, geamuseerde of geïrriteerde Münsteranen die niet weten wat König met hen voorheeft. Zelfs de patriarch van de site specific-art, de Fransman Daniel Buren, mikte op een kort effect van vreugde door, naar het voorbeeld van wat de Münsteranen zelf op carnaval doen, de brede straat aan de Prinzipalmarkt met dichte, hoog opgespannen rijen vlaggetjes te behangen.
Wat is het verschil tussen kunst en carnaval ? Van de geel-rood-witte stadsstrepen haalde hij het geel er af om in zijn vertrouwde tweekleurig gestreepte banen te kunnen werken. Ook hing hij de koordenrangen en de gerijde vlaggen dichter bijeen waardoor het effect van een zacht wiegend dak ontstond. Het ritme van de golven door de rangen bij wind, de strakke roerloosheid bij windstilte, het prettige gevoel om onder een doorlaatbaar plafond van zeildoek te lopen, de twee-eenheid van kleur, de dichte verbinding tussen beide straatkanten, de enorme reikwijdte van een minimal-werk, het zijn evenveel toegevoegde aspecten aan het basisidee dat Burens werk met het carnaval in Münster deelt : een stad in feest.
EEN OPGEZETTE BEER
Een openbaar kunstfeest opent referenties aan kermis en attractiepark. Mark Dion stopte een opgezette beer in een grot, waar we allemaal naar gingen kijken. Gabriel Orozco maakte een ontwerp voor een reuzenrad dat een halve omwenteling onder de grond zou maken, en dus een voortdurende wisselbeweging tussen donker en licht zou realiseren. Het ding werd onuitvoerbaar geacht, maar wordt wel als project naast alle andere (uitgevoerde en niet uitgevoerde) sculptuurprojecten in het Landesmuseum getoond.
Op het water van de stadsgracht weerkaatsten de sneeuwwitte trapboten van Andrea Zittel het zondagochtendlicht. Vlekkeloos gelakt, voorzien van oranje designstrepen, leken ze op de eerste pretparkklanten te wachten. De ijsschotsvormige eenmanstuigjes met witleren fauteuil missen helaas trappers. Eentje hing wat schuin tegen het water, alsof het op zinken stond. Doelloos dobberden ze rond hun eigen as, hun keurig opgebrachte naam A.Z. deserted island alle eer aandoend. Ieder is zijn eigen verlaten eiland.
Ook de paardjesmolen van Hans Haacke valt niet te gebruiken, alleen te ontwaren door de spleten tussen de zeven meter hoge houten beschotten. De omwalling wordt bekroond door gemeen prikkeldraad. De tingeltangel die vanachter de beschotten weerklinkt, brengt een versneld afgedraaide versie van het Duitse volkslied. Het werk is alleen te begrijpen in relatie met het door de tand des tijds aangevreten monument van dezelfde hoogte, waar Haacke zijn carrousel vlak naast opgetrokken heeft. Dit eveneens cilindervormige onding uit 1909 is als een versteende oorlogscarrousel ter herdenking van drie in de negentiende eeuw door Pruisen gewonnen oorlogen en het herstel van het Duitse Keizerrijk. Haackes bitter ironische commentaar suggereert het doldraaien van de Duits-nationalistische paardjesmolen, net voor hij in de afgrond tuimelt. Slawomir Mrozek moet niet goed geweten hebben wat hij schreef, toen hij de kunst (en niet de oorlog), als kinderziekte van de mensheid omschreef, laat Haacke weten.
Een ander Münsteraans monument, zwanger van geschiedenis, is het ronde Zwinger bolwerk uit 1530 op de kleine promenade. Achtereenvolgens dienst doend als fortificatie, gevangenis, beschermd monument, sociaal woningcomplex, lokaal van de Hitlerjugend, executie-oord en ruïne, werd het door Rebecca Horn bij de vorige editie van de ?Skulptur. Projekte? gebruikt voor haar Gegenläufiges Konzert. De nu aangepaste versie blijft een indrukwekkende hommage aan de gevallenen, opgevat als een gedempt concert voor elektrisch aangedreven hamertjes die de vochtige muren van de toren obsederend betokkelen, alsof ze er hun zwarte geschiedenis blijvend moeten uit kloppen. Een op de open bovenkant van de toren gemonteerde, glazen recipiënt vangt alle vocht uit de hemel op en laat het in een zwarte kom op het gras druppelen.
In de breedte staan deze ?Skulptur. Projekte? sterk. Van de zowat vijftig werken (op een totaal van zestig) die we konden zien, vielen slechts de protserige, in zilverkleur herspoten oldtimers van Nam June Paik compleet uit de toon. König is dan ook geen man van grote of vele woorden, hij kiest voor individuele kwaliteit. Uit het pak weze tot slot de werken vermeld die een combinatie vormen van sociale dienstverlening en bruikbaar stadsmeubilair : Tadashi Kawamata maakte samen met gevangenen het houtwerk voor een veerboot die de Aa afvaart tussen de ballen van Oldenburg en het bosparcours van Bettan Huws, ( The Quest for the Self). En Jorge Pardo bouwde in zacht, blank hout een ranke pier, die ver in de Aa uitloopt op een achthoekig uitzichtspaviljoen. Een lust voor het oog. En misschien ook een blijver in het stadspatrimonium. Het woonwagentje van Michael Asher staat tenslotte ook nog altijd ergens, nergens.
Jan Braet
Tot 28.9. Internet : http://artthing.de/muenster/
Daniel Buren, Travail in situ, Münster 1997 : kunst of carnaval ?
Andrea Zittel, A-Z Deserted Islands : ieder is zijn eigen eiland.