Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Alberto Burri, of het helen van de wonden van de Europese cultuur. Een restrospectieve in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten.

Met de overzichtstentoonstelling Alberto Burri (1915-1995) brengt de Vereniging voor Tentoonstellingen in het PSK een spilfiguur van het naoorlogse modernisme in Europa. Buiten Italië bleef hij echter vrij onbekend, hoewel hetzelfde PSK in Brussel hem in 1959 een eenmanstentoonstelling gaf. Lucio Fontana mag als grote voorloper van vooral Arte Povera geëerd worden, zijn land- en tijdgenoot Burri wiens oeuvre langs grofweg dezelfde lijnen doorwerkte, blijft in de schaduw staan. Dat kwam deels door zijn teruggetrokken, sombere en twijfelende natuur, zijn gebrek aan discours, zo tegengesteld aan de optimistische, stimulerende parolen van een bezieler als Fontana. Terwijl diens doorboring van het doek en het opzoeken van de ruimtelijke dimensie in de kunst van primordiaal belang bleek voor de komende generaties, dan heeft Burri materie en stoffelijkheid als betekenisgeladen dragers in de kunst ontwikkeld. En over de opmerkelijke wederzijdse beïnvloeding tussen zijn werk en dat van de Amerikaan Robert Rauschenberg is het laatste woord nog niet gezegd.

Zijn schilderijen zijn verwant aan de abstracte compositieschema’s van het synthetische kubisme en de collagetechniek, maar ze zijn gemaakt met teer en jute, zand en ijzer, hout, plastic en cellotex. De karigheid aan kleuren, nog strenger dan in het analytische kubisme, wijzen op een wil om de rol van de kleur in de opbouw van de compositie tot een minimum te beperken.

De dragers geven het beeldoppervlak een rijke textuur die een menselijk gebruiksaspect incorporeert en dus zelf betekeniswaarde genereert. Het ?gemaakte? weegt ruimschoots op tegen het ?geschilderde? : kerven, kleven, scheuren, hechten, branden en naaien zijn inherent aan zijn artistieke gebaar.

Aangezien Burri zelf consequent elke referentie aan betekenissen die van buiten op het werk werden geplakt, afwees, is uiterste behoedzaamheid geboden bij de interpretatie. Er is echter zo weinig toeval in de keuze van het materiaal te bespeuren, en er gaat zo’n dwingende kracht uit van scheuren, gaten en hechtingen in een beeldoppervak, dat het speuren naar externe betekenissen aanlokkelijk is, en bovendien niet onbeloond blijft. Om geen misverstanden te wekken, verdient het wellicht de voorkeur te spreken over de inherente waarden in het werk van Burri.

Zo is de jonge Italiaanse curator Carolyn Christov-Bakargiev die twee jaar studie en voorbereidend werk in de tentoonstelling Burri investeerde ervan overtuigd dat zijn oeuvre doortrokken is van een sterke bekommernis om het ?Europees Bewustzijn?. Toch is er hooguit één werk waaruit die houding onmiskenbaar en direct naar voren komt. De opgekleefde symbolen op het collageschilderij SZ 1 (1949), in feite de bedruksels op stukken jutezakken, verwijzen naar de suiker die het stukgeschoten Europa na de oorlog door Amerika geleverd kreeg. De twee met elkaar verweven, organisch-abstracte figuren op het schilderij verbinden zich met een idee van onderlinge afhankelijkheid, met Amerika als voedster, Europa als hulpbehoevende. Als aan deze kunst dan inderdaad de idee van genezing ten grondslag ligt, dan moet dat voor de rest blijken uit de operaties die de kunstenaar op de altijd doorleefde en menselijk geproduceerde (grond)stoffen heeft uitgevoerd.

TEXAS

De meest voor de hand liggende, zij het misschien oppervlakkige deducties kunnen aan de biografie van de kunstenaar onttrokken worden. Alberto Burri was eigenlijk een dokter. Hij werd geboren in 1915 in Citta di Castello (Umbrië) uit de echtverbintenis van een wijnhandelaar en een onderwijzeres. In Perugia studeerde hij geneeskunde en specialiseerde zich in tropische ziekten. Tijdens WOII werd hij ingelijfd in het Italiaans leger in Noord-Afrika. Daar werd hij in 1943 door de Britten gevangen genomen. Hij kon er wel als arts werken.

Na anderhalf jaar Noord-Afrikaanse gevangenschap werd hij door de Amerikanen in een kamp nabij Hereford (Texas) gestopt, in de buurt van de Mexicaanse grens. Geneeskunde beoefenen was er niet toegelaten. De gevangenen lazen, schreven en schilderden. Burri maakte er zijn eerste schilderijtje, Texas (1945) opgenomen in het documentaire deel van de expo in het PSK. Met zijn verzengende aardekleuren en schrale landschappelijkheid onder een hoge horizon weerspiegelt het de existentiële ontreddering van de schilder. Drie jaar vrijheidsberoving voor een mens in de bloei van zijn jeugd is erg lang.

Bij zijn terugkeer in 1946 in Citta di Castello verbijsterde hij zijn ouders met de mededeling dat hij niet langer dokter maar kunstenaar wenste te zijn. Meer sympathie vond hij bij een verre verwant, een componist die in Rome woonde. Daar zou hij aan zijn eigenlijke oeuvre beginnen.

Deze kleine passus uit zijn leven is interessant omdat het de centrale vraag stelt naar de verbanden tussen het besef van een kapotte cultuur die dringend heling behoefde, de praktijk van de verzorging van de (brand)wonden van oorlogsslachtoffers en het creëren van verscheurde beeldoppervlakken, littekens en hechtingen waarvan er sommige volgens de regels van de geneeskunde zouden zijn aangebracht. Wie de intense gelaagdheden in Burri’s schilderijen ervaart, kan niet anders dan aannemen dat al deze, behoorlijk realistische, aspecten onderhuids meespelen.

Carolyn Christov-Bakargiev hield dit veld, tijdens een zeer gedreven rondleiding, zo breed mogelijk : ?Weet u, niets is toevallig in het werk van Burri. Het thema van de Europese identiteit en de tragedie van de Europese cultuur in WOII is fundamenteel, doorheen zijn hele leven. Zijn werk start van die fundamentele blessure, die culturele en historische scheuring. En in zekere zin is het door het bewustzijn van die scheuring dat er genezing kan zijn : je kan het probleem oplossen door historisch bewustzijn, dat is de hechting van de wond.?

De met touw dichtgenaaide scheurtjes op het zaklinnen van Sacco (1955) maken een fijne tekening die aan de spontaan aangedreven lineatie van Wols doen denken, maar ze verschijnen door de aard van het naaisel trager, als een actie in de tijd en niet louter als een mentaal beeld. Het gaat om een tegengaan van het natuurlijke slijtageproces, het geduldig terugdringen van de entropie waar ten slotte geen kruid tegen gewassen is. Het is de taak van de kunst en de cultuur om dit absurde monnikenwerk te blijven doen.

Met dit soort Sacci (zakken) uit de jaren vijftig werd Burri een bekende Italiaan, mede omdat er een zekere schandaalsfeer rond heerste. Ze werden zelfs onderwerp van een parlementair debat.

Een zekere gelijkenis met de pijen van de bedelorde der Franciscanen is minder uit de lucht gegrepen dan op het eerste gezicht lijkt. Assisi is niet ver van Citta di Castello en dus past het idee van de zak in het lokaal gewortelde maar internationaal verspreid geraakte, traditionele geheugen van materiële armoede en spirituele weelde. Ook de fabriek die de zakken en de pijen van de broeders maakt, ligt vlakbij Citta di Castello. Voor Burri moesten het versleten zakken zijn, zodat hij ze in hun door tijd en gebruik uitgerafelde staat kon beginnen tooien met de esthetiek van de bewaring, de restauratie en de klassiek-moderne, abstracte compositie met inbegrip van de spirituele meerwaarde die daaraan gewoonlijk wordt toegekend.

OVERSTROMING

De band met specifieke materiële aspecten van de eigen regio blijkt ook uit de ingebruikneming van een oude Tabaksdrogerij in Citta di Castello voor het herbergen van Burri’s late monumentale cycli in cellotex. De drogerij verwijst niet enkel naar het feit dat in de streek ooit tabak geteeld werd waarbij het landschap met een dun mousselineweefsel bedekt werd om de tabak warm te houden. Ze was ook de plaats waar vele duizenden boekbanden, beschadigd door de overstroming van Florence in 1966, te drogen gelegd werden. Dat die drogerij voor het eerst opnieuw in gebruik werd genomen om de cultuur te helen, had een grote symbolische waarde voor Burri. Ook het droogproces op zichzelf is een belangrijk element in zijn oeuvre.

Aan de hand van een honderdtal exemplarisch gekozen werken (voor een deel uit de Fondazione Palazzo Albizzini in Citta di Castello) worden alle stadia in het oeuvre doorlopen, waarbij enkele belangrijke constanten te noteren zijn. Vooreerst zocht de kunstenaar in zijn lange carrière met grote vasthoudendheid gecontroleerde actie en compositiewil af te wegen tegen de krachten van het toeval en de weerstanden van specifieke materialen. Wanneer de onvoorspelbare gedragingen van teer ( Catrame), jute ( Sacco) en hout ( Legno) hem niet meer voor problemen stelden, ging hij met ijzer ( Ferro) in de clinch en vooral ook met het uiterst weerbarstige plastic ( Plastica).

Dit laatste bood hem een uitstekende gelegenheid om zijn gaten, kraters of verwondingen met een gasbrander aan te brengen ( Combustione), een verkenning van het effect van vuur die het zo kunstmatig geachte plastic alvast in zijn ?natuurlijke? aspect van aardolie onthulde. Hoe cellotex (een kunstmatig hout) door uitdroging van het opgebrachte acrylvinyl ten slotte een patroon van barstjes ging vertonen, is te zien in de Cretti (uitdrogingen). Tot vijfmaal toe ook experimenteerde Burri met een uitstulpend doek, dat de vorm van een bochel ( Gobbo) ging aannemen.

Een tweede constante in dit werk is evenzeer een kwestie van evenwicht afdwingen, waardoor een spanning ontstaat die energie vrijmaakt. De regelmatig weerkerende, puur schilderkunstige en streng minimale velden in wit en zwart vertonen de neiging om buiten het beeldvlak te expanderen, in tegenstelling tot de vaak van vegen en verfspatten voorziene stoffencollages, die hun hele werking binnen hun fysieke begrenzingen behouden. Dit is niet in het minst een krachtmeting tussen de naar absolute zuiverheid neigende monochromie (de radicaliteit van Malevitsj betrachtend) en het langzame bederf van de stoffen die door het leven en de arbeid van de mens getekend zijn.

Jan Braet

Tot 17.8 in het PSK, Ravensteinstraat 23, Brussel. Open van di. tot zo. van 10 tot 17 u. Maandag gesloten.

Nero I, 1948, teer, lakverf en puimsteen op doek, 57×48,5cm : de materie draagt betekenis.

Grande Bianco, 1952, Zaklinnen, textiel, olieverf en lijm op doek, 140x250cm. : evenwicht afdwingen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content