Bernd Lohaus spreekt de taal van zijn skulpturen.
NU al weer dertig jaar geleden arriveerde de beeldhouwer Bernd Lohaus (56) in Antwerpen. De ex-leerling van Joseph Beuys kwam uit de Leostrasse in Düsseldorf. In de vroegere garage Leo aan de Vlaamse Kaai legt hij de laatste hand aan het grafmonument van zijn vader, een zware houten balk kruisgewijs over een andere balk, een inskriptie in krijt. In het Muhka, op een steenworp van de kade waar hij ooit de houtskulptuur ?Bernd’s Terrasse” neerzette, heeft hij een eenmanstentoonstelling lopen.
Van z’n eerste objekten en kleinskulpturen tot de paletten, grote houtskulpturen, tekeningen en doeken.
U werkt met een romp-taal in uw skulpturen. Zowel in het gebruik van het materiaal als in het verbale wat erbij komt. Ligt daarin alleen de waarheid ?
BERND LOHAUS : Ja maar, een romp dat is toch iets dat gekwetst is, afgehakt. Zoals vroeger in de oorlog, wanneer ze de mensen kapotgeschoten hebben, een kopje kleiner gemaakt. Daar gaat het niet om. Het zijn gewoon veel meer essentiële zaken die een dialoog tonen. Het is niet gewoon romp, dat vind ik zeer kwetsend.
Het heeft er iets van omdat natuurlijk alle stukken hout vroeger al tot iets gediend hebben. Het zijn overblijfselen, resten, die al een verleden achter zich hebben. Ik heb ze niet op maat bij een schrijnwerker gekocht.
Hout noch taal hebben bij u iets vloeiends, het zijn fragmenten waarmee men kan beginnen werken.
LOHAUS : Het is het wezenlijke ! Alle estetiek weg ! Raus. Het materiaal dwingt me om werkelijk tot de essentie te komen, als konfrontatie. Körpergeborgenindirgeschwiegen. En het moet ook deels opzettelijk zeer vaag blijven. Van dit stuk hout, zeg maar lichaam, zeg ik : dat zou de buik van een vrouw kunnen zijn, een cello of een viool of een klavier.
Tevoren is er toch de lapidaire, naakte aanwezigheid.
LOHAUS : Het lapidaire is weer zo essentieel dat al de andere onzin weg moet, buiten, dat is zo. Werkelijk die anti-estetiek. Ik geloof dat die woorden precies omdat ze zo simpel zijn daarom ook verstaanbaar zijn. Omdat iedereen met die tekst ook zijn eigen dialoog kan maken. Ik vertel geen verhalen, ik vertel alleen over het ‘nach sich fragen’ : dat men zichzelf bevraagt, en dan kunnen de andere mensen zich ook weer… Wij staan allemaal in een verhouding tussen het ?ik” en ?jij”.
U bent ook een dichter die de taal als fragment hanteert.
LOHAUS : Wanneer ik teksten voorlees merkt men : daar heeft iemand met de bijl, met de aks aan gewerkt. Dat is de konsekwentie.
Maar in de eerste plaats bent u skulpteur, en wel met het materiaal hout.
LOHAUS : Ik heb een goede relatie tot het juiste materiaal. Daarom kan ik er ook mee werken. Ik kan echter niet lassen, in ijzer of zoiets. Ik heb ook nooit met kunststof gewerkt. Niet dat ik dat voor honderd procent afwijs, helemaal niet ik vind de plastieken van Panamarenko zeer fragiel, bij hem klopt dat. Maar dat is een heel ander karakter, hij heeft geen direkte relatie tot het hout. Hij heeft veel meer met technische experimenten te maken. In het hout heb ik een sterk Tegenover.
Dat weerstand biedt.
LOHAUS : Ja, een sterk Tegenover. En daarmee moet ik de konfrontatie aangaan.
Hout geeft zich ook. Je neemt de zaag en een snee is zo gemaakt.
LOHAUS : Ja, het is zeer bewerkelijk. Tussen school en akademie ben ik drie jaar als beeldhouwer in de leer geweest. Van ’s morgens tot ’s avonds altijd gips gemaakt, stenen geklopt, hout gesneden. Opdrachtwerken.
U werkt ook met steen, maar minder.
LOHAUS : Ik had twintig jaar lang geen zin meer, ik had twintig jaar geen steen meer aangeraakt, en dan plots. In Mons heb ik les gegeven, in de Ecole des Beaux-Arts. De trein stopte altijd in Soignies, en daar ligt alles vol stenen. Ik keek er altijd naar buiten, en voor een tentoonstelling heb ik plots gezegd ja, nu doe ik weer stenen. Met teksten. Alle steenwerken van mij hebben teksten. Ik had het grafmonument van mijn vader ook in steen kunnen maken, omdat het materiaal gewoon voor het rapen ligt. Ik heb ontwerpen gemaakt… dat hout ligt binnen honderd jaar nog op het kerkhof.
Hout is niet los te denken van uw fascinatie voor havens.
LOHAUS : Met havens, met de Rijn en zo, vader die altijd aan de Rijn woonde. Maar het is niet zo gewoon aangespoeld hout, het is meer…
… hout dat gediend heeft.
LOHAUS : … zoals het ook gebruikt wordt aan de kaaimuren. Als een schip juist de haven binnenvaart, wordt het zo langzaam geleid opdat het niet tegen het basalt of het graniet slaat, want dan zou de steen kapot gaan. Hout geeft altijd nog een beetje mee. Aan elke haven, sluis of veer zie je dat. En de steen… als het schip er bam tegenslaat, zou de steen springen.
Uw verhouding met het materiaal brengt ook uw kindheid met zich mee. En het hout toont zijn eigen geschiedenis.
LOHAUS : Van vroeger. Ik doe dat zeer graag, als ik de balken koop dan weet ik niet wat ik ermee ga doen. Ze liggen daar… ik ga er elke dag naartoe. Door die dagelijkse dialoog, en dan door de tekeningen en de ideeën, ontwikkelt zich zo iets.
Hout heeft iets lichamelijks. U drukt er ook lichamelijke bewegingen mee uit : hangen, liggen, leunen…
LOHAUS : Met wat ik hier in mijn domein maak kan ik nog altijd experimenteren, dingen veranderen. Als ik de deur opentrek en ze naar buiten breng dan draag ik de verantwoording. Dat betekent : even klaar als eerlijk te zijn en dan… Misschien is het ook daardoor dat die zinnen altijd al zeer sterk, zeer kort, abrupt zijn. Als je de teksten van Ernst Bloch en van het vroege expressionisme leest, die zijn altijd zeer zeer kort en klaar en efficiënt. Dat is het opbouwen van een gedachtenstellage om, in het domein van de filozofie, dichter bij het punt te komen.
U gebruikt de taal zoals u de elementen van de beelden samenbrengt : elliptisch, gehakt.
LOHAUS : Dat betekent niet dat ik niet ongelooflijk graag Marcel Proust of Thomas Mann lees, een halve bladzijde voor een zin. En de laatste zin van ?Ulysses”, kent u hem ? Dat zijn tachtig bladzijden waar er helemaal geen interpunktie meer is. Dat klopt, dat kan niet anders. Maar je kan, in de grond genomen, gewoon niet over je eigen schaduw springen. Je kan niet anders.
Uw lapidaire houtskulpturen lijken misplaatst in die elegante ruimten van het Muhka. En de grote grondskulpturen ?Temse” en ?Münster” zijn beroofd van de ruimtelijke relaties die ze in hun oorspronkelijke plaats hadden.
LOHAUS : Die stukken liggen niet in het midden, maar een beetje meer naar rechts of naar links, omdat ze dan ook de omgeving en de ruimte hebben, of die resonantie. Bovendien heb ik, waar het stuk ?Temse” is, gewoon die drie doeken opgehangen : WEIL, NEIN, PLUS JAMAIS. Ja, duidelijker kan men het niet zeggen. Ja zegt men of men zegt neen. Maar geen kompromissen. Kunst en kompromis gaan niet samen. Zo is het, zò, niet meer en niet minder. De doeken zijn gemaakt uit donkergroene militaire stof. En de weverij die al die militaire spullen maakt is in Temse. Daar worden ook de kogelvrije vesten voor de rijkswacht gemaakt.
Temse, de Schelde, de Rijn : uw beelden hebben niets van het stromende waar ze nochtans in alles naar verwijzen.
LOHAUS : Toch komt het ergens daar vandaan. Geen boom zou zonder water groeien. Belangrijk is ook de uitspraak van Lao Tse, over het voort werken : dat het zachte water in beweging mettertijd de harde steen overwint door Brecht geciteerd in zijn gedicht over Lao Tse. Je begrijpt : het harde moet het afleggen. Dat permanente, almaar voort werken, niet met de stroom zwemmen maar deels ook altijd tegen de stroom zwemmen. Wat ik graag doe. Zoals Geirlandt indertijd in de kataloog van Brussel schreef over mijn ?stijfhoofdigheid” : dat ik door mijn koppigheid altijd voort gewerkt heb.
U gaat op een volkomen onmodieuze manier met beelden om.
LOHAUS : Ja ja, ik gebruik de aks om overbodige dingen weg te snijden, dat is precies zoals wanneer ik broeken moet knippen of bomen snoeien moet. In maart moet ik de appelbomen of de vruchtbomen snoeien, omdat ze anders wild groeien. Het hangt ervan af hoeveel appels ik wil hebben. En desondanks zijn er altijd weer uitzonderingen. Je moet gewoon een beetje de materie kennen.
Uw beelden zijn bezet met een taal die men spreekt als men geen taal meer heeft.
LOHAUS : Te eniger tijd komt die twijfel, dat zoeken, daarom lees ik zeer veel Beckett. Er is dat stotteren, dat pogen, of zoals het in Godot toegaat, waar Vladimir tegen Estragon gewoon plotseling schreeuwt : Denk, zwijn ! Dan moet je over de dingen nadenken.
Op m’n zestiende moest ik een schoolopstel maken, en ik had een totaal expressionistisch ding geschreven. Naderhand wist de leraar niet hoe hij het moest beoordelen. In een konferentie werd het besproken, de enen zegden : dat is tien op tien, de anderen : één op tien. Dan werd een vuil kompromis gemaakt : ik was die dag ziek en had het werk niet geschreven. In een tekst hier heb ik klaar geschreven : keine Erwartung / erwarte nicht soviel von mir / KEINE ERWARTUNG / von mir auf dem stuhl oder tisch– / keine Erwartung :– es ist. // Leere die uns bindet im Freien, Leere : / Dein Gefülltes Atmen im Kuss zu / Leere, c’est toi / le plein/l’Absolu/
Maar eerst : geen verwachting. En het laatste hier : zufrieden / in den spuren – verwelkte zeichen / nachhaltendes gelächter / – stimmen- / kaum wörter, nur die tritte / schritte : / eingesogen / das land weitet sich / knieend zum Deich /— erwarten den nebel / WIR.
Verwachten : de nevel, toch ?
LOHAUS : Dat is zo, ja. Dan is men eigenlijk zeer alleen, in de nevel. Dan kan men zeer alleen zijn. Die dagen waarop je van hieruit de andere kant van de straat niet eens kan zien. Met nieuwjaar aan zee kon je geen twee meter zien. Dan ben je totaal alleen, geïsoleerd, hoewel we weten dat we daar op het strand waar we gaan wandelen niet de enigen zijn. En desondanks zijn we toch alleen omdat we niets anders meer kunnen zien.
Dàt is uw werk.
LOHAUS : Ja.
Weten dat de ander daar is, men is er altijd van afgescheiden en men probeert relaties te leggen maar men blijft…
LOHAUS : … voor zich alleen. Ja. En dat is het… roepen in de woestijn.
En toch mooi, hoe men op elkaar gaat leunen…
LOHAUS :… ja leunen…
… rusten, de touch, het kontakt.
LOHAUS : Ik ga nooit alleen wandelen, ik ga met mijn verbeelding wandelen. Met mijn innerlijke monoloog. En dan schrijf ik altijd in mijn boekje zinnen op, dingen zo, wat me zo invalt. En dan is er dat hele werkproces, wat ik met de hand schrijf, wat ik nadien ?vertalen” noem, in de machine. En, als ik nog klaarder zie, nog een keer weer, in elkaar timmeren. Met de woorden zou ik tot het punt willen komen, maar waar ook skulptuur een belangrijke drager is. Een drager. Want eerst is er altijd de skulptuur, en dan kan ik dat met de woorden en de dingen nog ergens sterker uitdrukken of aksentueren.
Is de vloer niet de belangrijkste drager ?
LOHAUS : Ja natuurlijk, want we lopen er allemaal over. Tijdens de oorlog waren wij geëvacueerd in Westfalen, en we hebben daar jarenlang, tussen 1942 en ’48, op de boerderij gewoond. En dat is ook ergens het stuk ?Münster”, dat zijn ook die voren… wanneer de boer het land omspit, hoe dan altijd de afgeoogste velden weer omgeploegd worden, en zo die aardkluiten, en zo ook de planken daar zo liggen. En dat heb ik dan precies in Münsterland gemaakt dat voor zestig procent agrarisch is ; waarin ik vroeger ook altijd bedrijvig was.
Bij ?Münster” dacht ik in de eerste plaats aan een liggende katedraal, met de aarde verbonden.
LOHAUS : Hier, wat er bij elke balk geschreven was : Und als das während du wir schritten als gegangen verloren nein gefunden zwischen den was. Wat hier ook zeer in de taal als orgelpijpen zijn.
Maar ze kunnen niet op zichzelf staan, ze moeten leunen op andere, op de grond of tegen de wand. Niets kan zich op zichzelf oprichten, alles wordt onderstut door…
LOHAUS : Stut ja, zoals men een houvast zoekt. Als men twijfelt moet men op de ene of andere manier ook een houvast zoeken. Net zoals ik op de tram wanneer ik in het volgende station moet uitstappen al naar de volgende stang ga. Of het moet zo vol zijn dat men niet kan omvallen. En dan zegt men pardon monsieur, excusez moi.
Twijfel uitdrukken is dus buitengewoon belangrijk ?
LOHAUS : Ja. De twijfel, en doordat men twijfelt komt dan nadien dat gestotter, wanneer men het niet zo mooi kan zeggen. De politici kunnen fantastisch spreken, maar… kwatsch, en die beliegen zich nog zelf. Ze weten precies dat het niet opgaat, die liegen zonder rood te worden. Dat is toch treurig.
Taal en skulptuur worden gevormd in de nevel.
LOHAUS : In het donker.
Het is geen skulptuur vanuit het goddelijk scheppende.
LOHAUS : Het is veel menselijker, en menselijker is : lijdend.
Jan Braet
Verlengd tot 11.2 in het MUHKA, Leuvenstraat Antwerpen. Elke dag behalve op maandag open van 10 tot 17 u.
Bernd Lohaus : Kunst en kompromis gaan niet samen.
Voorgrond : Münster, 1991, hout, krijt, 1250x450x38cm. Achtergrond : Paletten, zonder titel.
Links : zonder titel(während-DU/oder-als gegenüber/zwischen dem/ICH), 1985, hout krijt, 3 x (40x39x124cm), MUHKA. Rechts : zonder titel(ICH-DU), 1970, hout, krijt, 27x27x32 cm, verzameling STELLA LOHAUS.
Zonder titel (Stück hängend), 1969, hout, touw, metalen haak, 120×41,5x25cm.