De herovering van de Krajina door de Kroaten verandert het konflikt in ex-Joegoslavië van uitzicht. Stijgt de kans op vrede of komt het nu tot een regelrechte konfrontatie tussen Kroatië en Servië ?
EEN BERICHT UIT ZAGREB
ER liggen dode varkens op de grens tussen Kroatië en Noordwest-Bosnië, met de poten stijf omhoog. De keel overgesneden door triomfantelijke Moslims. Langs de straten van het grensdorpje Likco Petrovo Selo liggen ook lijken van mensen, van Serviërs. Lichamen in militair uniform, maar ook een man in laarzen en een blauwe kiel. Een boer die te laat vluchtte voor de aanvallen van de Kroaten uit het westen en de Moslims uit het oosten.
Nog geen dag nadat het dorp is ingenomen, worden de huizen geplunderd. Door Moslims. Met fietsen, kruiwagens en paardekarren komen ze aan, uit de enclave om de stad Bihac, waarin ze drie jaar door de Serviërs werden opgesloten. Sofa’s, schouwpijpen, kleine landbouwmachines, een betonmolen : alles wordt opgeladen en de enclave ingesleept. De straten liggen bezaaid met kapotte tv-toestellen en koelkasten, en de rest van onbruikbare inboedels. Het dorp wordt leeggeroofd.
Bij de vernielde observatiepost van de Verenigde Naties (VN), op de vroegere frontlijn tussen Serviërs en Moslims, vallen magere Moslim-soldaten in de armen van kloeke Kroaten met fris geknipte jongenskoppen. De snelle opmars van de Kroaten maakte een eind aan de Servische omsingeling die tweehonderdduizend Moslims van de wereld afsneed. De sfeer is die van een bevrijding. Er wordt in de lucht geschoten. Ook daarin zijn de Kroaten beduidend beter dan de Moslims, wier wapens geregeld blokkeren. Zelfs in euforie blijven de Moslims spaarzaam met hun munitie. Macht der gewoonte.
“Drie jaar hielden we stand tegen drie legers : Kroatische Serviërs, Bosnische Serviërs en dissidente Moslims, ” pocht kapitein Denis Prosic van het Bosnische regeringsleger in Bihac. “Maar als het erop aankwam echt te vechten, bleken die legers uit lafaards te bestaan. Op een weekeinde werden ze verslagen. Nu begint de echte oorlog. Onze oorlog. We gaan de Serviërs achterna om die stukken van Noord-Bosnië te heroveren waaruit ze de Moslim-meerderheid verjoegen. “
NAAR ZEE.
De burgerbevolking kan nog altijd niet geloven dat het voorbij is, dat Bihac weer een deel van de wereld wordt. “Zodra ik geen honger meer lijd en aan den lijve voel dat de omsingeling doorbroken is, zal ik hopen dat het ergste leed is geleden, ” zegt een wat beduusde Osman Delic. Het interesseert hem niet dat het Kroaten waren die hem bevrijdden : “Ik heb geen boodschap aan politiek. Ik wil dezelfde kansen als iedereen. “
Manuel Hasic, zestien, hoopt eindelijk haar jeugd te kunnen beleven : “Nu zal ik interessante mensen ontmoeten, en kosmetica kunnen kopen die mijn huid niet irriteren. Nu zal ik kunnen leven. ” Dat Bihac een vazal-provincie van Kroatië dreigt te worden ? “Ach, als ik maar naar zee kan. “
De oorlog is niet voor iedereen in Bihac voorbij. Rezija Kasic werd vier jaar geleden uit haar geboortedorp Kulen Vakuf verjaagd, toen de Serviërs de macht grepen daar, in de Krajina een hoefijzervormige strook Kroatië tegen de grens met Bosnië aan. Ze durft nog niet te hopen dat ze naar huis kan. Sinds vier jaar heeft ze geen nieuws van haar echtgenoot en ze is bang te ontdekken wat er met hem en hun huis is gebeurd. Toch gaat ze ooit terug : “Een vluchteling kan zich niet integreren in een vreemde gemeenschap. Je blijft een vluchteling. Alleen thuis beteken je iets. ” Voor de Serviërs, die nu massaal via de bergpas van Kulen Vakuf uit de Krajina naar Bosnië vluchten, heeft ze geen begrip : “Die mensen hebben mij uit mijn huis verjaagd, mijn dorp vernield, mijn gezin verscheurd en mijn gezondheid gebroken. Ik wil ze nooit meer zien. “
De Krajina is nog desolater dan gewoonlijk. Ze loopt leeg. De overgrote meerderheid van de naar schatting 150.000 Serviërs uit dit woest stuk land is in paniek gevlucht. In vele huizen bleef de garagepoort open staan, het wasgoed aan de lijn hangen, de pot met soep op het fornuis uitkoken. Kippen en varkens scharrelen binnen en buiten. De uiers van geiten en koeien staan pijnlijk gespannen. Kroatische soldaten plunderen ongegeneerd vele dorpjes. Overal worden schapen op vrachtwagens geladen. Een man met vijf levende kippen aan een touw rond zijn nek duwt moeizaam een fiets voort, die plooit onder het gewicht van een kachel en wat zakken.
Op het plunderen volgt het branden. In Plavca, een dorpje in het noorden van de Krajina, staan veel huizen in lichterlaaie. De Kroaten vernielen de huizen grondiger dan de Serviërs vier jaar geleden. De zwartgeblakerde muren van de woningen van de toen verdreven Kroaten zijn ondertussen overwoekerd door klimplanten en onkruid. Maar van de huizen die de Kroaten nu aanpakken, blijven zelfs de muren niet overeind. Ze worden tot op de grond platgebrand. Dorpjes als Dreznik-Grad zijn nagenoeg van de kaart geveegd : er blijven slechts ruïnes over in diverse staat van ontbinding.
STRIJDLIEDEREN.
In Slunj is de schade op acht augustus, twee dagen na de bevrijding, beperkt. Toch neemt soldaat Josip Matecic, net als vele kollega’s, geen risico. Met grote halen schildert hij Hrvatska kuca “woning van een Kroaat” op een stuk karton, dat hij aan de voordeur van zijn geboortehuis hangt. “Een schande, ” zegt hij hoofdschuddend. “De Serviërs maakten van het huis van mijn vader een bar. ” Hij wijst naar een klein neon-bord in de goot boven de deur. Calimero staat er in cyrillische letters. Of hij die souvenir zal laten staan ? De man trekt één van de vele wapens die aan zijn korpulente lichaam hangen, en knalt de reklame aan stukken. “De Serviërs waren geen vechters, maar zuiplappen. De meeste huizen in de buurt vormden ze om tot bars. ” Overal hingen van dieneons in het cyrillisch. Diana, Sava, Maraton. Binnen was er bier uit Belgrado en slivovitsj uit Banja Luka.
Die middag is het feest in Slunj, met grote hoeveelheden slechte wijn. Een man zingt strijdliederen en speelt op zijn akkordeon. Er wordt gedanst, en er worden ononderbroken vreugdesalvo’s afgevuurd uit de modernste wapens. De meeste soldaten vieren niet alleen de overwinning, maar ook de terugkeer naar hun geboortestad. “Vele vluchtelingen namen dienst in het leger om voor hun stad te vechten, ” zegt Marta Granic, een wat oudere vrouw in uniform die, net als de meeste Kroaten uit Slunj, in 1991 veertig kilometer naar het noorden vluchtte, naar de stad Karlovac. Maar Granic had geen geluk. Van haar mooie huis langs de rivier schiet weinig over. Ze heeft gevochten voor een desilluzie. Nu weet ze niet wat te doen. Ze wil niet in een huis van Serviërs wonen. Die moeten worden vernield. Misschien trekt ze bij vrienden in. Ze heeft in het leger veel vrienden gemaakt.
De snelheid waarmee het Kroatische leger over de Krajina walste, heeft iedereen verrast, inbegrepen de waarnemers van de VN. Nog maar net had de VN-kommandant in Knin, het stadje in het zuiden van de Krajina dat de Kroatische Serviërs als hun “hoofdstad” beschouwden, aangekondigd dat het weken zou duren voor de plek zou vallen, of de Kroatische vlag wapperde al op de citadel en de flats en huizen waren vakkundig geplunderd. De aanval van de Kroaten begon vrijdagochtend 4 augustus. De laatste belangrijke haarden van Servisch verzet werden zes dagen later gedoofd. Aan Kroatische kant zouden amper 118 doden gevallen zijn, en een achthonderdtal gewonden. Over de Servische verliezen is niets bekend.
SCHOOLVOORBEELD.
De Belgische generaal Pierre Peeters leidt op het VN-hoofdkwartier in Zagreb een team van militaire onderhandelaars een belangrijke verantwoordelijkheid. Hij wijst erop dat de VN niet goed waren geplaatst om de jongste ontwikkelingen te detekteren. “Het is onjuist dat de VN de situatie totaal verkeerd hebben ingeschat, ” zegt Peeters. “Het is wel korrekt dat de gegevens waarover we beschikten niet volstonden om tot de juiste konklusies te komen. Veel waarnemers bleven geloven dat de Kroaten niet en de Serviërs wel sterk waren. De VN zijn hier echter om een taak van vredehandhaving te vervullen. Dat impliceert een andere vorm van opsporing en verwerking van informatie dan het volgen van oorlogshandelingen. Ons mandaat was erop gericht tekenen van vrede te zoeken, niet tekenen van oorlog. Het liet ons evenmin toe om in Kroatië zelf waarnemingen te verrichten, zodat we de belangrijke militaire opbouw van de Kroaten niet konden zien. Die taak behoort tot de verantwoordelijkheden van de militaire attachés van de in Kroatië vertegenwoordigde landen. “
Peeters ziet een aantal elementen die het overweldigende sukses van de Kroatische aanval kunnen verklaren : “Een belangrijke faktor in elke militaire aktie is het moreel van de soldaat. Na het sukses dat de Kroaten in mei boekten, met de verovering van West-Slavonië op de Serviërs, voelden ze zich onoverwinnelijk. Hun moreel stond in het zenith, terwijl dat van de Serviërs onder het nulpunt was gezakt het was hun eerste ernstige nederlaag. Voorts beschikken de Kroaten nu over een modern en mobiel leger, terwijl onder meer de mobiliteit van de Servische tanks sterk beperkt was. Veel tanks kunnen niet onmiddellijk naar de verzamelpunten van de VN worden gereden, omdat ze zonder brandstof achterbleven. Tenslotte was de Kroatische aktie goed gepland. Voor zover in een oorlog over positieve punten kan worden gesproken, was dit een schoolvoorbeeld van de perfekte vertaling van een politieke visie naar een strategisch en taktisch plan. “
Peeters gelooft niet in de veelgehoorde stelling dat de leiders van de Krajina-Serviërs wisten dat ze geen steun van hun volksgenoten zouden krijgen, en dus bewust hun land zonder slag of stoot opgaven : “Dan zou hun exodus beter georganizeerd geweest zijn, en niet zo sterk op de vlucht uit Egypte hebben geleken. Dat verhaal over een akkoord tussen de Kroaten en de Serviërs begint te gelijken op dat van het monster van Loch Ness. Het duikt even regelmatig op, en er zijn geen bewijzen voor. Beide groepen hebben natuurlijk wel hun eigen idee over wat er hier zou moeten gebeuren. “
GRANAATAANVALLEN.
Balkan-expert Misha Glenny, auteur van het veelgeprezen boek “The fall of Yugoslavia”, meent daarentegen dat alles op afspraken wijst. “Alle belangrijke tenoren aan Servische zijde, inbegrepen Fikret Abdic, de leider van de dissidente Moslims uit de Bihac-enclave, zijn gevlucht voor de Kroatische aanval begon, ” zegt hij. “Ze lieten hun mensen in de steek. Het is ook opvallend dat de Kroaten bij hun granaataanvallen op Knin de huizen en het moderne ziekenhuis hebben gespaard. De meeste huizen zijn daar intakt, en op het ziekenhuis viel één granaat, op de vierde verdieping. Ze moeten geweten hebben dat de Serviërs snel zouden vluchten, dus hadden ze er geen belang bij om de stad in puin te schieten.
De Kroatische president Franjo Tudjman en zijn Servische evenknie Slobodan Milosevic moeten over de Krajina gesproken hebben. Beiden hadden alleen voordeel bij een snelle oorlog om de Krajina met de uitkomst die hij nu kreeg. Tudjman moest de Krajina heroveren om zijn machtspositie te versterken, en Milosevic moest ze prijsgeven om zich verder als vredesapostel te profileren, en de druk van de buitenwereld op zijn eigen bevolking te verlichten. Daarom zond hij onlangs een vertrouweling, generaal Mile Mrksic, het hoofd van de speciale eenheden van zijn leger, naar de Krajina, officieel om wat struktuur in de lokale milities te brengen. Maar die man heeft zich vooral beziggehouden met de organizatie van de evacuatie van een zo groot mogelijk deel van de troepen en hun wapens. In het zuiden is dat gelukt. In het noorden is het misgelopen. ” Het noorden van de Krajina zonk na de Kroatische aanval in een onwaarschijnlijke chaos. De dissidente Moslims in de Bihac-enclave liepen na het verdwijnen van hun mentor Abdic massaal naar het regeringsleger over een maand geleden, toen ze nog aan de winnende hand waren, gebeurde het omgekeerde. Anderen trokken hun burgerpak weer aan in de hoop zo aan wraak te ontsnappen. Tienduizenden Serviërs uit de stadjes Vojnic en Glina raakten gekneld tussen de Moslims uit Bihac in het zuiden, en de Kroaten die vanuit Karlovac in het westen en Petrinja in het oosten oprukten.
In de hoofdstraat van Glina stond een lange rij propvol geladen wapens zonder één passagier in de buurt. “De mensen zijn in paniek te voet gevlucht, toen de eerste auto’s door de Kroaten onder vuur werden genomen, ” riep een boze oude vrouw langs de weg. De vrouw zelf bleef achter. Ze is Servisch, maar te oud om te vluchten. Bang voor de Kroaten is ze niet. Ze is oud genoeg om te sterven.
HELLETOCHT.
Vorige week woensdag begreep kommandant Peter Bulat van het 21ste korps van het Krajina-leger dat zijn situatie uitzichtloos was, en gaf hij zich over, op voorwaarde dat de Kroaten al zijn mensen naar Servisch gebied zouden laten vertrekken, de soldaten inbegrepen. De Kroaten gingen akkoord. De Serviërs deponeerden hun wapens in opslagplaatsen die de VN zullen kontroleren, en vormden een konvooi. De officieren mochten hun handwapens houden.
Maar een kollega van Bulat, kommandant Mile Novakovic, weigerde zich bij de afspraken neer te leggen, en vocht zich met zijn handlangers een weg naar het dorpje Dvor, op de grens tussen Kroatië en Bosnië. Zo sneed hij de belangrijkste vluchtroute af uit het noorden van de Krajina naar de gebieden die de Serviërs in Bosnië kontroleren. Het onmiddellijk gevolg daarvan was dat het konvooi, in de plaats van de weg richting Bosnië te nemen, naar Kroatië moest worden afgeleid, om via de stadjes Petrinja en Sisak de autoweg naar Servië te bereiken.
Het werd een helletocht. De vijftien kilometer lange kolonne van een duizendtal gammele Yugo’s en Zastava’s vol Servische vluchtelingen moest zich op vele plaatsen een weg banen door een haag van woedende Kroaten. De VN waren opvallend afwezig. De Kroatische politie had de evacuatie georganizeerd, maar greep omzeggens nergens in. Mensen met baby’s en bange kinderen werden uitgescholden. In vele autootjes zaten alleen vrouwen hun mannen gesneuveld in de strijd. Ook zij werden uitgescholden. Enkele bussen en vrachtwagens vervoerden tientallen gewonde soldaten in uniform. Die hadden extra-bescherming nodig. Iedereen keek gespannen. Niemand wou een woord zeggen. De vluchtelingen spraken ook niet tegen elkaar. Ze keken voor zich uit, naar de auto voor hen, doodsbang om achter te blijven. Jovan Generalovic hobbelde voort op een lekke band. Hij was te bang om te stoppen en zijn wiel te vervangen. Pal in het centrum van Petrinja viel het oude wagentje van een boerenfamilie stil. Nors kijkende Kroatische militairen staken de zenuwachtige man gegarandeerd geen vechter geen hand toe om zijn Yugo weer aan de praat te krijgen. Solidariteit van zijn medevluchters was er evenmin : niemand durfde uit te stappen.
Drie Serviërs in uniform duwden hun auto, die zonder brandstof was gevallen, minstens een kilometer lang voort, tot de Kroatische politie hen het bevel gaf hem te laten staan en op de laadbak van een vrachtwagen te springen. Tijd om hun bagage uit te laden, kregen ze niet. De bestuurder gooide zijn sleutels naar de Kroaten langs de weg, en werd prompt aangevallen. Tussen twee stukken van het in flarden uiteengevallen konvooi bevonden zich twee Servische soldaten met een doodsbange oude vrouw in het zwart, die twee plastic zakken sjouwde. Minutenlang moesten ze alleen en zonder de bescherming van een carrosserie spitsroede lopen en het gejouw trotseren, tot ze werden opgepikt. Hun voertuig was defekt achtergebleven.
SCHOONMAAK.
“Wij zijn vier jaar vluchteling geweest voor het voorbij was, maar deze zwijnen zullen nooit terugkeren, ” zwoer Josip Beslic, een Kroaat uit Petrinja die zich liet opmerken door de felheid van zijn reakties naar de Serviërs toe, vrouwen en kinderen inbegrepen. “Allemaal hebben ze wat op hun geweten, ook de oude vrouwen, die hun zonen hebben aangezet om Kroaten te vermoorden. Maar die mogen voor mijn part weg. Het is echter schandalig dat de vechters de toelating kregen om te vertrekken, over ons grondgebied dan nog. Vier jaar lang hebben ze onze mensen vermoord. “
De aanwezige officieren van het Kroatische leger probeerden hun best te doen begrip op te brengen voor de vrijgeleide die de Serviërs kregen. “Het bewijst dat Kroatië zich veel menselijker opstelt dan de Serviërs zelf, ” vond majoor Trpimir Delic, die vier jaar geleden zelf halsoverkop uit de Krajina moest vluchten. “Dit konvooi valt niet te vergelijken met de vluchtelingenstromen die op gang kwamen nadat de Serviërs Vukovar, Srebrenica en Zepa veroverden. De bewijzen voor de aanwezigheid van massagraven daar stapelen zich ondertussen op. Aan zoiets bezondigt het Kroatische leger zich niet. Zo’n wreedheid is typisch Servisch. “
Van het feit dat met deze vluchtelingen een haat meereisde die zich ooit weer tegen de Kroaten zou keren, wou de majoor niet weten. “Ze zijn niet verplicht te vertrekken. Ze kunnen blijven. Onze grondwet garandeert hun rechten. Maar als ze kiezen om elders te gaan wonen, kunnen we ze niet tegenhouden. “
De feiten bewijzen dat de Serviërs inderdaad beter vertrekken. In het Westslavonische stadje Pakrac, dat in mei in handen van de Kroaten viel, slinkt de achtergebleven of teruggekeerde Servische gemeenschap zienderogen. “We hebben hier geen toekomst, ” zucht Milan Bojic, die ook van plan is om naar Servië te vertrekken. “Als minderheid vinden we geen werk, en als zelfstandige kunnen we het niet waarmaken, omdat de Kroaten ons boycotten. En de voortdurende scheldpartijen worden zwaar om dragen. ” De gevolgen van de Servische bezetting en de Kroatische herovering van de Krajina worden snel weggewerkt. Na de roes van de overwinning, de plunderingen en de branden, keert de rede weer. De glasscherven werden bijeengeveegd, de wrakken van de weg gesleept, de straten schoongespoten ; de rommel opgeruimd, het rottende voedsel in winkels en woningen afgevoerd. De eerste teams van specialisten reden binnen om de schade aan spoorwegen, telefoonlijnen en benzinestations te evalueren.
Twee dagen na de val van Petrinja kwam al een Kroatische bestelwagen de bevolkingsregisters terugbrengen, die in 1991 uit het gemeentehuis werden gered. Op de ruigte waar vier jaar geleden de katolieke kerk stond niets is daarvan nog te zien onder het onkruid, zo grondig werd ze vernield brandden vijf kaarsjes voor een schilderijtje om het feest van patroonheilige Sint-Laurent te vieren.
En de Serviërs waren amper vertrokken, of de eerste Kroatische vluchtelingen keerden weer. “Ik weet niet goed wat ik moet doen, ” zei Dubravka Malic in Petrinja. “Mijn flat is intakt, maar mijn meubels zijn verdwenen. Ze zijn vervangen door het meubilair van de arts die hier vroeger in de buurt woonde. Dat was van betere kwaliteit dan het mijne. Maar ik weet niet of de arts ooit terug zal keren. Ik weet zelfs niet waar ze is. “
Meubels uit een Servisch huis wenste Dubravka niet, kwestie van een zuiver geweten bewaren. Maar ze was vastbesloten om haar leven niet nog eens te laten verknallen. “We keren allemaal voorgoed terug. We zullen ons niet meer laten verjagen. We weten nu tot wat de Serviërs in staat zijn. Daarom zullen we ons leven lang op onze hoede blijven.
Dirk Draulans
Sinds de oorlog vier jaar geleden begon, kwam geen grotere stroom vluchtelingen op gang.
Kroatische overwinnaars bij een pop met de oude Joegoslavische vlag : ze staat symbool voor de verjaagde volksserviërs.
Op het plunderen, volgde het branden.