‘Een verhoging van de pensioenleeftijd is onrechtvaardig en niet effectief. De pensionering baseren op een loopbaan van 40 jaar is wél rechtvaardig en doelmatig.’ Dat schrijft Gilbert De Swert in een nieuw boek over pensioenen.

Door de vergrijzing van de bevolking krijgt een nieuwe regering het pensioendossier onvermijdelijk op haar bord. In de afgelopen vijftien jaar bleef het haast onaangeroerd. Ook de ontslagnemende regering raakte niet verder dan ‘een stand van zaken’.

In 2010 gingen 107.000 mensen met pensioen, een recordaantal dat in de komende jaren niet zal dalen. Maar voor Gilbert De Swert is dat geen reden om te dramatiseren. Het voormalige hoofd van de studiedienst van het ACV is zelf gepensioneerd, maar houdt als coördinator van de Belgische stuurgroep voor het ‘Europees Jaar voor Actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties’ in 2012 nog altijd de vinger aan de pols. De Swert is ook niet vies van averechtse meningen in het pensioendebat. Dat bewees hij in 2004 met het boek 50 grijze leugens. In zijn nieuwe boek, Het pensioenspook, is dat niet anders.

Knack legde De Swert zes stellingen over vergrijzing en pensioenen voor.

De Studiecommissie voor de Vergrijzing raamt de meerkosten van de veroudering van de bevolking tegen 2060 op 5,6 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Die rekening dreigt onbetaalbaar te worden omdat het aantal actieve mensen voor elke niet-actieve daalt van vier naar twee.

Gilbert De Swert: Al tien jaar ben ik verwonderd dat het financiële surplus van de vergrijzing zo weinig is en dat anderen het zo veel vinden. Bovendien hoeft het geld voor de meerkosten niet in één keer op tafel te liggen. Tegen 2030 tikt de factuur jaarlijks met niet meer dan 0,2 procent van het bbp of minder dan 700 miljoen euro aan, en tegen 2060 met amper 0,1 procent van het bbp of niet eens 350 miljoen – in euro’s van vandaag. Die bedragen onbetaalbaar noemen, vind ik getuigen van vergrijzingssadisme.

De Vergrijzingscommissie trekt de demografische en economische trends van vandaag – meer geboorten, meer migranten, herstel in 2010 – door naar de toekomst. Dat is verdienstelijk, maar wie kan 50 jaar vooruitkijken? Hoe relatief die prognoses zijn, heb ik zelf in 1987 onder toenmalig minister van Sociale Zaken Jean-Luc Dehaene (CD&V) meegemaakt. Hij voorspelde een inkrimping van de Belgische bevolking. Vandaag zijn we met 1 miljoen meer.

Ook dat er straks minder actieven zijn, is niet correct. Alleen kijken naar de afhankelijkheidsratio, of de verhouding tussen het aantal 65-plussers en het aantal mensen tussen 15 en 64 jaar, is veel te beperkt. Er zijn niet-actieven onder de 15 jaar, boven de 65 jaar én in de groep van 15 tot 64 jaar. In die drie groepen komen er mensen bij. Zo zijn er vandaag 140 niet-werkenden voor 100 werkenden. In 2030 zouden er dat 144 zijn, en over 50 jaar 150. Je kunt moeilijk beweren dat dit ons sociaal systeem volledig zal overhoop- halen.

Mensen betalen tijdens hun loopbaan veel belastingen en sociale bijdragen, om daarna volgens de gepensioneerdenbeweging OKRA een gemiddeld pensioen van slechts 1150 euro per maand te krijgen.

De Swert: De pensioenen zijn inderdaad niet hoog. De helft van de ouderen met een pensioen komt niet eens aan 1000 euro per maand. Onder hen zijn er veel vrouwen met een korte en onvolledige loopbaan, en voorts ook heel veel zelfstandigen, die pas sinds 1984 bijdragen volgens hun inkomen en sinds deze maand voor het eerst kunnen rekenen op een minimumpensioen van meer dan 1000 euro.

Een andere belangrijke factor is de pensioenberekening voor werknemers. Die is minder gunstig dan in de buurlanden en steunt op het gemiddelde loon van de hele loopbaan. Zo bedraagt mijn eigen pen-sioen nu minder dan 1400 euro netto per maand. Dat is geen vetpot, maar ook geen reden tot klagen voor mij en mijn lotgenoten. Ze hebben allemaal een aanvullend pensioen en hoe hoger hun loon, hoe hoger hun bijkomend pensioen.

Berichten over een laag gemiddeld pensioen vertekenen de realiteit en gooien alles op een hoop: pensioenen voor gezinnen en alleenstaanden, vol- en deeltijdse arbeidsperiodes, korte en lange loopbanen. Ze worden ook gretig gebruikt om pensioenverzekeringen te slijten. Voor een juist beeld moeten de pensioenbedragen van mensen met een gelijke loopbaanduur worden vergeleken en vele andere aspecten worden meegenomen: het belastingvoordeel voor gepensioneerden, het groeiend aantal gezinnen met twee pensioenen, de omvang van de aanvullende pensioenen en het vermogen van ouderen. Acht op de tien zijn woningeigenaar, en het is aannemelijk dat velen hebben gespaard. Al die elementen samen geven een gunstiger beeld van het inkomen. Dat wordt omgekeerd geïllustreerd door de al bij al kleine groep van ouderen die een gewaarborgd inkomen ontvangen of een beroep doen op OCMW-steun om alle kosten van een verblijf in een rusthuis te kunnen betalen.

Een aanzienlijke verhoging van het wettelijk pensioen zit er niet in. Om de levensstandaard van gepensioneerden op peil te houden, is een veralgemening van de aanvullende pensioenregelingen noodzakelijk.

De Swert: Het wettelijke pensioenstelsel in de privésector is in elk geval sociaal superieur. Periodes van ziekte en werkloosheid tellen mee voor het pensioen. De minimumpensioenen zijn verhoogd.

De vraag is of we de schaarse middelen gebruiken voor een verhoging van de laagste en lagere wettelijke pensioenen, of voor een veralgemening van een tweede pensioenpijler met aanvullende regelingen. Vandaag krijgt die tweede pijler een voorkeursbehandeling. Als een werkgever 100 euro loonsverhoging biedt, gaat van dat bedrag twee derde naar de fiscus en de sociale zekerheid, en blijft een derde netto over. Wordt die 100 euro besteed aan een vorm van aanvullend pensioen, dan zijn de verhoudingen net omgekeerd.

In mijn ogen vult de tweede pijler de eerste wettelijke pensioenpijler niet aan. Hij valt die aan. Mijn grootste zorg is de psychologische ondermijning van het wettelijk pensioen. Dat het heel laag zal zijn, wordt er al bij jonge mensen in gehamerd. Bijverzekeren is de boodschap. Maar zo wordt het wettelijk pensioen natuurlijk ook financieel ondergraven en krijgt het verhaal over lage pensioenen iets van een selffulfilling prophecy.

De sociale partners moeten tegen 1 oktober het Generatiepact van 2005 evalueren. Dat pact heeft er niet echt voor gezorgd dat mensen langer werken. Wel heeft het de sociale uitgaven verhoogd door de uitkeringen welvaartsvast te maken en overheidstussenkomst voor de uitgaven in de gezondheidszorg op te trekken.

De Swert: Het Generatiepact heeft inderdaad geleid tot meer sociale uitgaven. Maar dan mag ook bekend zijn dat er in de voorbije vijftien jaar geen enkel groot sociaal akkoord meer gesloten is dat niet tegelijk de lasten voor de werkgevers evenredig verlaagd heeft. Ook bij het Generatiepact is dat gebeurd. Zo veel voor welvaartsvaste uitkeringen, dan ook zoveel voor lastenverlagingen. Dat is voor de sociale zekerheid onhoudbaar, tenzij de overheid ook elke keer met geld over de brug komt.

Wat de eindeloopbaan betreft, zijn er wél resultaten. Tussen 2000 en 2010 is het aantal werkende 55-plussers gestegen van 25 tot meer dan 37 procent. Er zijn dan ook minder oudere werklozen. Het aantal bruggepensioneerden is wel licht toegenomen, maar vooral bij de 60-plussers. De voornaamste reden daarvoor is het opschuiven van de pensioenleeftijd van vrouwen. Het brugpensioen vergrijst zienderogen. Als dat aanhoudt, kunnen we binnenkort een standbeeld voor de laatste bruggepensioneerde oprichten.

Zijn er meer 55-plussers aan het werk dankzij of ondanks het Generatiepact? Eigenlijk kan niemand die vraag beantwoorden. Duidelijk is dat voornamelijk de vrouwen langer werken en een positieve invloed hebben op de werkzaamheidsgraad bij 55-plussers. Meer dan de mannen, meer dan de ambtenaren die nog altijd in groten getale voor hun 60e met pensioen gaan, en meer ook dan veel bedrijfsleiders die er voor die leeftijd en niet zonder riante opstapvergoeding mee kappen.

Om de meerkosten van de vergrijzing te betalen en de wettelijke pensioenen enigszins op peil te houden, moeten meer mensen aan het werk en langer werken.

De Swert: Van de overheid hoeven we niet veel heil te verwachten. Ze heeft sinds 2000 de daling van de rentelasten op de overheidsschuld niet gebruikt om geld opzij te houden voor de vergrijzing. En nu moet er bespaard en gesaneerd worden. In de komende drie jaar is die inspanning groter dan de voorspelde meeruitgaven voor de vergrijzing over twintig jaar.

Meer mensen aan het werk? Volgens het Planbureau en de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid zouden er tot in 2020 al 500.000 nieuwe arbeidsplaatsen moeten bijkomen. Om die in te vullen, zijn er zeker mogelijkheden. Het aantal mensen op arbeidsleeftijd neemt in dezelfde periode met 285.000 toe, en in de leeftijdsgroep van 15 tot 65 jaar is een derde niet aan het werk. Het gaat dan bijvoorbeeld om studenten, invaliden, thuiswerkende vrouwen en vervroegd gepensioneerden, maar ook om 500.000 werkzoekenden. De arbeidsreserve is dus nog aanzienlijk.

Meer mensen langer aan het werk? Dat zal vanzelf gebeuren. Vrouwen verlengen hun loopbaan. Jongeren studeren langer, beginnen later te werken en kunnen dat tot op latere leeftijd doen omdat hun werk fysiek minder belastend zal zijn. De werkgeversorganisaties willen die trends graag versterken, bijvoorbeeld door een afschaffing van het brugpensioen. Maar ze hebben nog altijd geen steekhoudend antwoord gegeven op de volgende vragen: waar is dat werk voor al die oudere werknemers, welk werk zal dat zijn, en hoe worden die mensen daarop voorbereid met vorming en aangepaste arbeidsomstandigheden?

Er is nog een vierde spoor voor de financiering van de vergrijzing: de productiviteitswinst. In de voorbije twintig jaar is de rijkdom van ons land met meer dan een derde gestegen. Stel dat dit zich herhaalt in de komende twee decennia. De Vergrijzingscommissie gaat ervan uit dat het bbp gemiddeld met 1,5 procent per jaar zal groeien. Tegen 2030 neemt het bbp dan toe met ongeveer 120 miljard euro. Door de vergrijzing zou daarvan 17,4 miljard voor de sociale zekerheid zijn. Is dat aandeel onbetaalbaar? Er rest dan nog bijna 85 procent voor bijvoorbeeld onderwijs, klimaatbeleid enzovoort. Het gaat dus over keuzes bij de besteding van de productiviteitswinst. Het vergrijzingsvraagstuk is een verdelingskwestie.

Overal in Europa worden de pensioensystemen hervormd. In België schrijft de minister van Pensioenen enkel een groenboek. Straks dwingt Europa ons tot een hervorming en een verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd.

De Swert: Een eenvormig pensioenbeleid voor alle EU-landen heeft even weinig zin als eenzelfde verwarmingsbeleid voor Finland, Spanje en België. De situatie in elk land is anders.

In ons land zijn de pensioenen in 1997 al behoorlijk hervormd. De wettelijke pensioenleeftijd is toen ook voor vrouwen op 65 jaar gebracht en de herwaardering van de lonen uit de beginjaren van de loopbaan werd geschrapt. Bovendien steunt een volledig pensioen bij ons nog altijd op een loopbaan van 45 jaar. Andere Europese landen hebben dergelijke maatregelen pas later genomen of moeten daar nog aan beginnen.

Pensioenleeftijden verhogen, dat is onrechtvaardig en niet effectief. Onrechtvaardig, omdat de mensen worden gestraft die vroeger zijn beginnen te werken en die ook een lagere levensverwachting hebben omdat ze vaak zwaarder werk verrichtten. Niet effectief, omdat veel oudere werknemers dan voor hun pensionering eerst nog in duurdere takken van de sociale zekerheid – de werkloosheid, het brugpensioen, de invaliditeit – terechtkomen.

Pensionering op basis van een loopbaan van 40 jaar, bijvoorbeeld, is wél rechtvaardig en doelmatig. Die periode kan eventueel nog geleidelijk verhoogd worden. De vraag is vooral: wat telt mee? Ziekte, werkloosheid en zorg alvast wél. Over vrijwillige arbeidsonderbreking via tijdskrediet en over de jaren van studeren kan gediscussieerd worden.

Een loopbaan van 40 jaar voor een volledig pensioen moet voor iedereen gelden. Ook voor politici, professoren en rechters. Dat is dan meteen een mooie aanzet om de pensioenstelsels van de privé- en de openbare sector op elkaar af te stemmen: een hoger loon bij de pensioenberekening van werknemers, een langere loopbaan bij ambtenaren.

Gilbert De Swert, Het pensioenspook, EPO, 240 blz., ISBN 9789064458644, 18,50 euro.

Door Patrick Martens

‘Het brugpensioen vergrijst zienderogen. Als dat aanhoudt, kunnen we binnen- kort een standbeeld voor de laatste bruggepensioneerde oprichten.”Een eenvormig pensioenbeleid voor alle EU-landen heeft even weinig zin als eenzelfde verwarmingsbeleid voor Finland, Spanje en België.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content