Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De beroepscommissie van de Koninklijke Belgische Voetbalbond beslist dezer dagen over de toekomst van Lierse SK, een van de oudste voetbalclubs van het land.

Een al dan niet kortstondig verblijf in tweede klasse, te veel en te dure spelerscontracten, en een nieuwe tribune: ziedaar de drie recepten die een professionele voetbalclub regelrecht naar de ondergang leiden. Twee ervan kunnen het einde betekenen van de Koninklijke Lierse Sportkring, stamnummer 30 en gesticht in 1906.

Over de roemrijke geschiedenis van geel-zwart zal men niet schrijven zonder naast zich het standaardwerk te hebben liggen: 80 jaar goud-zwart. Met op de voorpagina het fiere portret van de grootste aller Lierenaars: Bernard Voorhoof. Zijne Majesteit koning Boudewijn stemde er overigens mee in zijn hoge bescherming te verlenen aan de viering van 80 jaar Lierse. Nochtans was de vorst veeleer katholiek van gezindte, ene van de Lyra dus, terwijl Lierse SK altijd een club van andersdenkenden is geweest.

Het ‘Lisperstadion’ is in 1991 overigens omgedoopt in het ‘Herman Vanderpoortenstadion’, naar de erevoorzitter en grote liberale voorman. Begin jaren tachtig greep hij voor een volle tribune eens Michel Verschueren bij zijn revers, en hadden omstanders niet ingegrepen, dan waren beiden vechtend van de trappen gerold. Vanderpoorten had namelijk in de Senaat de naturalisatie-aanvraag van Juan Lozano tegengehouden, en Verschueren wenste daar in zijn gekende diplomatieke stijl enige aanmerkingen over te maken, kort voor de aftrap van Lierse-Anderlecht.

‘Hebt ge zoiets al meegemaakt?’ vroeg een geschokte Verschueren aan de reporters. ‘Ik heb nog gezegd: “Mijnheer de minister, houdt uw manieren”, maar zo een hooligan is niet voor rede vatbaar.’

‘Ik vond dat de heer Verschueren een mooie stropdas droeg’, verdedigde Vanderpoorten zich, ‘en ik wenste van naderbij te zien van welk merk die was. Zo de heer Verschueren thans meent dat ik zijn fysieke integriteit wou aantasten, betreft het hier een verkeerde interpretatie zijnerzijds.’ Over één ding zal niemand redetwisten: het zijn geen gewone mannen, op het Lisp.

Vier keer kampioen

‘De grootste der kleine clubs’, wordt Lierse vaak genoemd, en dat is niet overdreven. In bijna honderd jaar vier keer landskampioen, twee keer bekerwinnaar, vierendertig Europese matchen, plus leverancier van een plejade Belgische topvoetballers. Vernoemen we naast Voorhoof enkel Fons Van Brandt, die Stanley Matthews in zijn zak stak, Lucien Olieslagers, Frans Vermeyen, André Denul, Swat Janssens, Jan Ceulemans, Erwin Vandenbergh, Willy Wellens, Dany Verlinden en Gert Verheyen.

De Lierse Sportkring werd opgericht door Gust Van den Roye, wiens naam in Lier met evenveel ontzag wordt uitgesproken als die van – in volgorde – Felix Timmermans, baron Isidoor Opsomer, Sint-Gummarus, Herman Vanderpoorten, Louis Zimmer, en Walter Grootaers. Van den Roye en zijn vrienden leerden het voetbal kennen in Antwerpen, en begonnen zelf te spelen op een veld op de Kloosterheide. In het gulden boek schrijft John Raymaekers: ‘Van de spelregels trokken de Lierse voetballers zich weinig of niets aan.’ Een traditie die tot vandaag in ere wordt gehouden.

Dat veld was van graaf Philippe Charles de Marnix van Sinte Aldegonde, die enthousiast raakte over deze vreemde vorm van ontspanning, en financiële en logistieke steun aanbood. Op 6 maart 1906 werd in café De Roskam de Lierse Sportkring officieel gesticht. Onder voorzitterschap van wijlen Gerard Quaeyhaegens. Die ‘wijlen’ is nogal evident, zult u zeggen, maar staat niettemin op zijn plaats: in Lier leven de mensen lang. De clubkleuren werden geel en zwart, zoals in het wapenschild van de graaf.

In september 1908 sloot Lierse SK aan bij de Belgische Voetbalbond. Korte tijd nadien werd de Katholieke Turn- en Sport Vereniging Lyra opgericht, en begon een eeuwendurende politieke en sportieve vete. Toen acht jaar geleden de stad Lier plannen opvatte voor een nieuw stadion waar beide clubs konden spelen, leidde onderlinge afkeer en naijver uiteindelijk tot het afblazen van het project. En indirect tot de problemen waarmee Lierse SK nu worstelt.

Van de Kloosterheide verhuisde de club naar ‘De Molekens’, en in 1925 naar de huidige locatie op het Lisp. In 1932 werd de eerste van vier landstitels behaald. In feite zijn het er vijf, maar die van 1941 is een officieuze omdat de oorlog de voetbalcompetitie grondig overhoop had gehaald. In 1942 pakte geel-zwart zijn tweede officiële kroon. Die eerste twee titels vielen samen met de hoogdagen van Bernard Voorhoof, een van de grootsten uit het Belgische voetbal, goed voor 61 interlands en drie wereldbekerdeelnames. In 1960 was het een derde keer raak, onder impuls van Lucien Olieslagers en de jonge Frans Vermeyen. En de totaal onverwachte titel van 1997 onder leiding van trainer Eric Gerets ligt nog vers in ieders geheugen.

Toch bevindt het absolute hoogtepunt van de club zich daartussenin: de heroïsche Europese campagne van 1971. Men kan niet spreken over Lierse zonder te spreken over Leeds, in die periode een van de beste ploegen in Europa. Met voor voetballiefhebbers sacrale namen als Billy Bremner, Eddy Gray, Johny Giles, Terry Yorath, Norman Hunter en Peter Lorimer. In de eerste ronde van de UEFA-beker was Leeds uitgeloot tegen het nietige Lierse: de Engelsen kwamen de heenmatch zonder moeite met 0-2 winnen. De kwalificatie was een feit, en coach Don Revie liet acht van zijn internationals aan de kant voor de terugmatch. Daarin, op 29 september 1971, voltrok zich het wonder: Lierse won met 0-4! Twee goals van Swat Janssens en twee van Peter Ressel. Voor zo een stunt bestonden toen, en bestaan nu nog, geen woorden.

In de volgende ronde realiseerde Lierse een al even groot mirakel. Het had op Rosenborg Trondheim met 4-1 verloren, en toen het in de return na ruim een uur nog 0-0 stond, had iedereen de boeken al gesloten. Tot Dré Denul drie goals in zeven minuten maakte en Lierse alsnog doorging. Het wipte ook nog PSV, om dan te stranden op het grote AC Milan van Karl-Heinz Schnellinger en Gianni Rivera. In San Siro werd onverdiend met 2-0 verloren, in de terugmatch op het Lisp bleef het 1-1.

Financiële problemen

In de jaren zestig en zeventig leidde voorzitter Bob Quisenaerts geel-zwart met ijzeren hand, stampte een moderne infrastructuur uit de grond, en zette met clubmannen als Gust Baeten en Marcel Vets een jeugdwerking op die jarenlang model stond. Helaas bouwde hij ook een schuldenberg op, die nog groter werd toen onderzoeksrechter Guy Bellemans een einde maakte aan het ook in Lier bloeiende zwartgeldcircuit. Na Quisenaerts volgden de voorzitters elkaar in snel tempo op. Lierse belandde in een financiële en sportieve crisis, en moest zelfs kortstondig naar tweede klasse.

Met transportbaas en selfmade man Freddy Van Laer aan het bewind werd zoveel als mogelijk gesaneerd en kwam plots een onverwacht nieuw hoogtepunt: de titel van 1997. Helaas was Lierse daar niet op voorbereid. Het had, in het post-Bosmantijdperk, verzuimd langlopende contracten met zijn spelers af te sluiten. Met als gevolg dat het gros van hen zijn geluk en vooral zijn geld elders ging zoeken, zonder dat daar transfergeld tegenover stond. En om Europees geen mal figuur te slaan, moest fors worden geïnvesteerd, wat bij voorbaat de financiële winst van de Champions League opsoupeerde.

Midden de kampioenenviering had Freddy Van Laer al gewaarschuwd dat een provincieclub als Lierse niet kon wedijveren met de groten. Van Laer, die er prat op ging dat hij maar tot zijn veertiende naar school was gegaan, vertelde ons ooit in een interview: ‘We hadden een akkoord met Hugo Broos, alles was in orde, maar het is uiteindelijk afgesprongen op den tunnel.’ Waarna uw dienaar, steeds bekwaam de juiste vraag op het juiste moment te formuleren: ‘Welke tunnel?’ Van Laer: ‘De Kennedytunnel. Broos wou daar niet elke dag in de file gaan staan. We hebben nog geïnformeerd naar de prijs van een brug, maar dat was niet te betalen.’

De voorspelling van Van Laer kwam uit. De euforie om de kwalificatie voor de Champions League ebde snel weg en Lierse gleed af naar de middenmoot, al kon het twee jaar later onder Walter Meeuws wel zijn tweede beker van België veroveren. Dat gebeurde met ‘de gouden generatie van ’78’, een groep zelf opgeleide jeugdtalenten. Maar ook zij moesten uit financiële noodzaak van de hand worden gedaan.

Bestuurslid en bouwondernemer Gaston Vets nam de voorzittershamer over. Er kwamen professionele structuren, in een club die altijd op gezelligheid en vrijwilligers had geteerd. En de onvermijdelijke en fatale nieuwe tribune, met receptiezalen en business seats, werd gebouwd. Helaas waren de afbetalingen te zwaar, en liep de schuld bij onder meer de RSZ angstwekkend hoog op.

Als de beroepscommissie van de KBVB de regels streng toepast, wordt de beruchte streekderby tussen Lierse en KV Mechelen volgend seizoen in derde gespeeld. Het aanstekelijke ‘ Et Malinois, c’est du kaka lalala lala‘, zal dan nog altijd worden beantwoord door het even onweerstaanbare: ‘ Eén twee draa vier, boeren van Lier.‘ Maar het decor van derde klasse zal niet op het niveau van een zo intense rivaliteit zijn. En beseft men goed het gevaar van een stadsderby tegen Lyra?

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content