De ‘Bijbel van Anjou’, een Napolitaans manuscript op de Vlaamse Topstukkenlijst.
Ze stamden af van de Capetingers – Frans koningsgeslacht dat zijn gezag rechtstreeks aan God ontleende – en ze handelden er ook naar, zij het op kleinere schaal. De Ange-vijnen die in de middeleeuwen over het koninkrijk Napels regeerden, gebruikten cultuurproducten om hun aanzien te vergroten. Daarbij toonden ze aan dat ze met God op goede voet stonden. Dus liet koning Robert I van Anjou (1277-1343) een geïllustreerde Latijnse Bijbel overschrijven, op zijn maat gesneden. Iannutius de Matrice kopieerde de gewijde geschiedenis in z’n eentje met inkt op perkament van geitenvellen. Voor vroom beeldmateriaal zorgde miniaturist Christophoro Orimina. In de marges van de tekst schilderde hij het reilen en zeilen aan het hof van Robert. Intieme onderonsjes bij een fraai boek, schaak- en jachtpartijtjes, steekspelen, het bezoek van een engel. Ook gaf hij met beelden te verstaan dat de koning in kleindochter Johanna zijn troonopvolgster zag.
‘ Le roy Robert’ – de voertaal aan het hof was Frans – had een Italiaanse smaak. Ook dat was niet zonder politieke bijgedachte. Om zowat heel Zuid-Italië rond zijn troon verenigd te houden, kon hij het gedweep met oude Franse cultuur van zijn voorgangers beter laten, vond hij. Artistiek vooruitstrevend was hij ook. Giotto di Bondone aan je hof laten werken, getuigde van lef. Giotto schilderde met een realisme, diepte en een menselijke invalshoek die pas een eeuw later in de renaissance gemeengoed werden. Maar alvast Orimina had gestolen met de ogen. In enkele verluchtingen voor de Bijbel van Anjou evenaarde hij z’n beroemde collega: kijk naar de etherische delicaatheid van het coloriet. Nu het 668 jaar oude handschrift om redenen van restauratie even zijn kluis in de theologische bibliotheek van de K.U.Leuven verliet en uit zijn knellende neogotische band werd bevrijd, kon het ook publiek worden getoond. Meer dan zestig folio’s zijn zes weken lang in museum M te zien.
Het is een godswonder dat de Bijbel van Anjou behoort tot de vijf procent middeleeuwse handschriften die überhaupt nog bestaan. Het viel ten prooi aan intriges die nooit helemaal zijn uitgeklaard. Hoe perfide was Roberts secretaris Niccolo d’Alife, die in de tekst van het handschrift laat weten dat de bijbel eigenlijk hem toebehoort? Waarom liet d’Alife het blazoen van een ander overschilderen met het zijne? En was die andere niet de onfortuinlijke Andreas van Hongarije, door Robert tot gemaal van zijn opvolgster Johanna uitgeroepen, maar na ’s konings dood vermoord in de Napoliaanse coulissen? Nu, de hele bibliotheek verdween bij een storm in de golven, behalve de Bijbel van Anjou. Die maakte een reis door tijd en ruimte om ten slotte via Mechelen in Leuven, én op de Vlaamse Topstukkenlijst te belanden.
Jan Braet