Kongolezen bij de paus

Christelijke Kongo bij een houten kruis. © AP.0.0.27094, collectie KMMA Tervuren; foto G. Verschaffel, 1913

Lang voor de eerste Belg een voet zette in Afrika onderhield Congo al nauwe relaties met Europa. In de 16de eeuw bekeerde het machtige Kongokoninkrijk zich tot het christendom. Gezanten reisden naar Rome om trouw te zweren aan de paus.

Eerste ontmoetingen

In 1483 wierp het schip van de Portugees Diogo Cão het anker uit in de Congomonding. Zijn expeditie zocht een zeeroute naar India. Via Diogo Cão kwam het machtige Kongo-koninkrijk voor het eerst in contact met Europa.

Al snel deden meer Portugese schepen het Kongo-koninkrijk aan. Dat machtige rijk regeerde al meer dan een eeuw over de Congomonding. Sommige Portugezen bleven. Anders dan Diogo Cão waren ze op zoek naar handelsopportuniteiten. Vooral slaven interesseerden hen. Het Kongokoninkrijk bleek een betrouwbare partner. Jaarlijks kochten Portugese handelaars twee- à drieduizend slaven. Die mensen kwamen uit het Kongo-koninkrijk en het Centraal-Afrikaanse binnenland. Met de inkomsten uit de slavenhandel bouwden de Kongo-vorsten hun macht verder uit.

Naar Rome

De Portugezen zochten niet enkel slaven. Ze introduceerden ook het christelijke geloof. In 1491 besloot koning Nzinga Nkuwu zich te bekeren. In het bijzijn van de Portugese ambassadeur Rui de Souza werd hij gedoopt en kreeg hij de naam João. De herboren vorst zond meteen een gezantschap naar zijn Portugese collega en naamgenoot. Dat gezantschap van edelen moest tijdens hun verblijf bij João II van Portugal het christendom en hun nieuwe Europese bondgenoot bestuderen. Zo zouden ze bij hun terugkeer hun kennis over het verre Europa en het christendom kunnen delen met hun landgenoten.

Koning João’s gezantschap zou ook Rome aandoen. Via zijn ambassadeurs wilde de Kongokoning trouw zweren aan de paus, een belangrijke plicht van elke christelijke vorst. Tot in Rome raakten ze om onbekende redenen niet. Zoals gepland keerden de Kongo-edelen een jaar later huiswaarts.

Koning João overleed in 1506. Twee van zijn zonen vochten een bloedige strijd uit om de troon. Het christelijke kamp onder leiding van Afonso overwon de antichristelijke factie van Mpanzu a Kitima. Net als zijn vader voelde Afonso zich als nieuwe koning verplicht om trouw te zweren aan de paus. In 1513 zeilde daarom opnieuw een delegatie naar Portugal. Samen met een Portugees gezantschap reisden ze verder naar Rome. Na veel tegenspoed slaagden ze in hun opzet. In 1514 erkende de paus Afonso I als koning van het christelijke Kongo.

Afonso’s opvolgers onderhielden de diplomatische relaties tussen Kongo en de Heilige Stoel. Ze schreven regelmatig brieven naar de paus waarin ze hem vroegen om extra missionarissen, om steun in opvolgingskwesties, het erkennen van hun koningschap of het annuleren van huwelijken. Ze riepen zelfs zijn goddelijke hulp in tegen een sprinkhanenplaag.

Heiliger dan de paus

Het was koning Afonso die het christendom verankerde in de Kongo-samenleving. Samen met zijn zoon Henrique – de bisschop van het koninkrijk – maakte hij van het christelijke geloof een staatsgodsdienst. Waarom waren de Kongo zo ijverig om zich te bekeren? Het christendom had een verbindende functie. Net zoals de islam handelaren verbond in het Midden-Oosten en Noorden Oost-Afrika, kreeg je als christen toegang tot de wereld van de trans-Atlantische slavenhandel. Als staatsgodsdienst verhoogde het christendom de interne cohesie van het Kongo-koninkrijk. Dat was nodig aangezien de koningen met steun van de Portugezen steeds nieuwe gebieden inlijfden. Door zich te bekeren hielden de Kongo-koningen bovendien Portugal op een afstand. De paus zou immers nooit aanvaarden dat het ene christelijke koninkrijk het andere bezette.

Een Hollandse delegatie buigt voor koning Don Alvaro in 1641.
Een Hollandse delegatie buigt voor koning Don Alvaro in 1641.© RP.2012.2.60, collectie KMMA Tervuren

Bekeerde het Kongo-koninkrijk zich dan louter om pragmatische redenen? Steeds meer historici gaan ervan uit dat de Kongo oprecht het christelijke geloof beleden. Zowel de adel als het gewone volk waren trouwe christenen.

‘Veelwijverij’

‘Bekeren’ roept het beeld op van de Europese kolonisator die zijn geloof opdringt aan de rest van de wereld. De Kongo bekeerden zich echter op eigen houtje en volgens hun eigen voorwaarden.

De verspreiding van het christelijke geloof gebeurde op initiatief van de opeenvolgende Kongokoningen. In het koninkrijk waren veel Europese missionarissen actief. In 1534 verleende de paus het recht aan de Portugese kroon om de bisschop van Kongo te benoemen. Die Portugese bisschop had echter alleen in theorie macht over de Kongokerk. Het waren koning Afonso en zijn opvolgers die kerken bouwden en bepaalden wie er mocht prediken. Het koningshuis voorzag Europese priesters en broeders in hun levensonderhoud. Dus gehoorzaamde de clerus noodgedwongen de Kongo-koning. Het koninklijke onderwijssysteem leidde bovendien veel eigen predikanten op. Die priesters gaven het lokale christendom een heel eigen invulling.

Het christendom in Kongo was geen Europees geloof. Christelijke elementen uit Europa versmolten met lokale geloofspraktijken met een nieuw geheel als resultaat. De catechese gebeurde in het Kikongo, de lokale taal. Christelijke priesters namen de naam en rol over van de ngana, spirituele helers. Initiatierituelen werden doopsels. Nkisi – objecten waarin bovennatuurlijke machten huisden – werden heilige medailles.

Christelijke en lokale geloofspraktijken raakten nauw vervlochten in Kongo. Het enige echte probleem was polygamie. Kongo-koningen enedelen hadden meerdere vrouwen. Het christelijke geloof liet echter maar één vrouw toe. De adel loste dat op door in een christelijk huwelijk te treden met hun hoofdvrouw. De andere werden concubines. Net zoals ook Europese vorsten, edelen en zelfs geestelijken er concubines op na hielden. De kerk bekritiseerde de ‘veelwijverij’ van koningen en edellieden, maar gedoogde dat zondige gedrag.

Diepe wortels

Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw raakte het Kongo-koninkrijk in verval. De Portugezen verhuisden hun machtsbasis naar Luanda, ten zuiden van het koninkrijk. Van daaruit palmden zij steeds meer van het Kongo-gebied in. De Kongo kregen ook concurrentie van andere koninkrijken die slaven verkochten aan de Portugezen. Interne verdeeldheid verzwakte het rijk. Provincies werden steeds onafhankelijker of scheurden zich af, troondisputen volgden elkaar op.

Het commerciële en politieke verval van het Kongo-koninkrijk had weinig effect op religieus vlak. Europese missionarissen bleven het christelijke geloof verkondigen tot in 1834. Afrikaanse predikanten bleven ook nadien actief. De Kongo bleven in een christelijke god geloven op hun eigen manier.

Partner Content