De tenniswereld maakt het klavertjevier van de Grand Slams af in New York, op Flushing Meadow. De nieuwe Davis-Cupcoach, Steven Martens, zal alvast van de partij zijn.

Het wereldtennis speelt zich al een paar weken in Noord-Amerika af. Op de hardcourts aan de oost- en de westkust en in Canada bereiden de mannen en vrouwen zich op de laatste Grand Slam van het jaar voor. Na New York is het buitenseizoen zo goed als afgelopen en zijn de hoogtepunten schaars. Er resten alleen nog de finales van de Fed Cup en de Davis Cup, en de twee Masterstoernooien.

Tot in 1997 hadden de meeste spelers een behoorlijke hekel aan Flushing Meadow. Het lawaai en de stank waren er niet te harden, de accommodatie was ondermaats. Maar daar is verandering in gekomen. Het Arthur-Ashestadion is het imposantste tennisstadion ter wereld geworden, de buitenbanen bieden de toeschouwers meer comfort dan elders en – vooral – de prijzenpot is er aanzienlijk groter dan op de andere Grand Slams. Steven Martens, ex-coach van onder anderen Sabine Appelmans en de Fed-Cupploeg, is er in september bij als coach voor de Davis-Cupontmoeting tegen Marokko. ‘Ik denk niet dat de spelers met tegenzin aan om het even welke Grand Slam beginnen’, zegt hij. ‘Dat zijn de momenten bij uitstek om te tonen wat ze in hun mars hebben. Vroeger was New York niet zo geliefd, maar nu is er voor de spelers ruimte zat in de kleedkamers, het restaurant, de ontspanningsruimtes. De meesten denken overigens pas aan uitbollen als de Europese indoortoernooien beginnen. Spelers die al een goed jaar achter de rug hebben, kunnen in New York de meeste punten behalen om naar de Masters door te stoten. Een groot deel van de tennissers neemt na Wimbledon ook een stevige pauze om in New York nog eens uit te kunnen halen.’

Pieken tennissers nog echt?

Steven Martens: Ja, maar te weinig. Zeker om het in hun sport lang vol te houden. Toptennissers zijn een beetje slaven van de kalender. Alleen de absolute toppers bij de mannen, zoals Andre Agassi of Pete Sampras, spreiden en doseren. Ik vond het goed dat Gustavo Kuerten Wimbledon liet liggen om later op de hardcourts te pieken. Dat Justine Henin zo lang gerust heeft na een intensieve periode vind ik ook prima. Kim Clijsters heeft ook maar een vrij kort gravelseizoen gespeeld. Zij vormen echter maar een minderheid. Het wordt de spelers natuurlijk ook niet makkelijk gemaakt. Hun belangenverenigingen, de WTA en de ATP, en hun sponsors en managementbureaus garanderen de organisatoren de aanwezigheid van een aantal toppers. Op basis van hun klassement moeten zij, weliswaar goed betaald, voor sommige evenementen opdraven.

Ik denk niet dat het tennisniveau nog veel zou stijgen als de spelers meer zouden pieken. Maar het aantal blessures – vooral overbelastingverschijnselen – zou zeker verminderen en de carrières zouden langer duren. Je ziet wel dat de spelers zich al beter beschermen: ze werken preventief, doen specifieke oefeningen om de spieren te versterken. Niet alleen om harder te kunnen slaan, maar ook om hun lichaam te beschermen. Ze hebben bijvoorbeeld een eigen kinesist mee, of gaan vaker bij die van het toernooi langs.

Door die extra oefeningen en uren krijgt het lichaam toch weer meer te verduren en wordt het verder uitgeperst. En zo krijg je het fenomeen van spelers die snel komen, maar ook snel gaan.

Is er dan alleen op het mentale vlak nog werk aan de winkel?

Martens: Er wordt op dat gebied veel meer gedaan dan de meeste mensen denken. Een speler kan specifiek een ‘mentale coach’ nodig hebben, maar veel mentale oefening gebeurt tijdens de gewone training. Tennis betekent immers voortdurend beslissingen nemen en dat is mentaal belastend.

Ik vind dat vooral op het vlak van voeding nog vooruitgang geboekt kan worden. Tennis is niet zo extreem als bijvoorbeeld wielrennen of marathonlopen, en daardoor zien de spelers het belang van twee kilo meer of minder vaak niet echt in. Ik zou durven zeggen dat er niet één domein is dat nog echt onontgonnen is, maar de ene speler is al meer met die nevenzaken bezig dan de andere.

In eigen land leeft nu natuurlijk vooral het vrouwentennis. Is dat ook internationaal het geval?

Martens: Dat gevoel heb ik niet. Al een paar jaar lang beweren de vrouwen dat zij populairder zijn. De mannen hebben dat echter met statistieken weerlegd. Wat het aantal toeschouwers, prijzengeld en uren op televisie betreft, scoren zij nog altijd beter. Natuurlijk heeft de vrouwentour op dit ogenblik zeker evenveel charismatische figuren. Vroeger waren dat altijd duo’s – zoals Chris Evert en Martina Navratilova, Steffi Graf en Monica Seles – nu is dat echt een groep. Maar de mannen hebben die figuren ook: Agassi en Sampras, maar ook Patrick Rafter, Gustavo Kuerten, Lleyton Hewitt.

Bij de vrouwen worden de looks wat meer benadrukt, en sommige kledingfabrikanten hebben daar goed op ingespeeld. Dat is leuk zonder meer. Het neemt niet weg dat mannentennis in de breedte nog altijd aangenamer is om naar te kijken.

Wat hebben de prestaties van Kim Clijsters en Justine Henin echt losgemaakt?

Martens : Op het vlak van het competitietennis merk je daar weinig van. Maar in de clubs ligt dat anders, daar zijn er een pak kinderen die tennis uit willen proberen. Die ontdekken vaak dat het niet zo makkelijk is als het allemaal lijkt. De clubs zullen de rekening moeten maken en bekijken of dit een tijdelijk of een blijvend fenomeen is. In feite zouden we nu ons scoutingsysteem moeten kunnen uitbreiden en aanpassen. Er komen meer zes- tot achtjarigen naar de clubs, en we zouden vrij snel op die groei van het aantal jeugdspelertjes moeten inspelen. Wat hebben ze te bieden? Zit er talent tussen? De resultaten zullen we dan pas over een jaar of tien echt merken. Maar voorlopig hebben we noch voldoende geld, noch voldoende mankracht om heel doorgedreven te kunnen scouten. Het fenomeen is ook recent. We moeten structurele aanpassingen doorvoeren om goed te kunnen werken. Ik denk dat we op kleinere schaal zullen meemaken wat Duitsland met Boris Becker en Steffi Graf heeft gekend.

Wat heeft ertoe bijgedragen dat Clijsters en Henin zo snel naar de top zijn doorgestoten?

Martens: De belangrijkste factor is hun talent, dat ineens ontploft is. En verder zie je de spelers in de toptien komen en gaan. Maar als je ziet welke speelsters achter Henin en Clijsters staan – Amélie Mauresmo, Monica Seles, Serena Williams – besef je dat hun talent hen daar gebracht heeft. En zonder blessures zijn ze volgens mij wel blijvers.

Naar aanleiding van het Belgisch kampioenschap laakte Fed-Cupcoach Ivo Van Aken de gemakzucht bij de talentvollere jongeren. Er is weinig nieuw talent op komst en de Waalse jeugd zou gedrevener zijn dan de Vlaamse.

Martens: Dat klopt. We hebben een erg succesvolle top, maar onze subtop is tot de 150ste plaats teruggevallen. Vroeger hadden we zes vrouwen in de top-100, meer breedte dus. Dit jaar hadden we geen junioren op Roland Garros of Wimbledon. De lichting van vorig jaar is weggevallen omdat die spelers net prof zijn geworden. Waarschijnlijk zitten daar wel een paar spelers bij die over een paar jaar aan Grand Slams kunnen deelnemen, maar geen supertalenten. Ze zullen het van hun werklust moeten hebben.

Daarom moeten we dat talent vroeger gaan opsporen en centraliseren. Acht, negen jaar is al bijna te laat. Ouders wachten liever nog wat af als we vragen of ze hun kinderen op hun twaalfde naar ’tennis en studie’ willen brengen. Ze redeneren dat er in de club ook goed getraind wordt. Maar ik ken geen enkele club die naast tennistraining ook intensieve conditietraining aanbiedt én voor goede medische begeleiding zorgt. Tennis op het absolute topniveau is zo geperfectioneerd dat de begeleiding dat ook moet zijn. We zouden het systeem zodanig moeten uitbouwen en veranderen dat kinderen er erg vroeg helemaal voor gaan, met een strenge selectie op de leeftijd van bijvoorbeeld veertien jaar. Nu is het vaak omgekeerd. Maar als je veertien bent, is de boot wel vertrokken.

Op dit ogenblik vind ik dat Wallonië technisch de ‘properste’ spelers levert. Dat heeft ook met de basisopleiding in Vlaanderen te maken. Er wordt in de clubs te veel collectief getraind, vaak omdat dat voor de ouders goedkoper is. Met tot gevolg dat de technische opleiding minder doorgedreven is. En die basistechniek moet je voor je twaalfde echt wel leren, daarna wordt het erg moeilijk om bij te schaven.

Hoe afhankelijk zijn spelers van hun coach?

Martens: Er is een groot verschil tussen jeugdspelers en professionele spelers. Bij de jeugd is de trainer of coach degene die de lijnen bepaalt, die zegt wat wel en wat niet kan. De coach weet welke stappen een speler moet zetten en begeleidt hem in het onbekende. Een prof heeft die stappen al gezet en moet alleen nog omhoog op de ranglijst. De gewoontes zijn er al: fitness, kinesist, voeding, slagenarsenaal, tactiek. De trainer krijgt dan een andere rol. Ik heb me bij Sabine Appelmans, een ervaren speelster, vaak afgevraagd wat ik haar nog kon bijbrengen. Voor de match kun je de gegevens van de tegenstander uit de computer halen en overlopen, maar je tennisser weet intuïtief ook wel wat hij of zij moet doen. Je werkt met zo’n speler dus minder op de baan, maar hij of zij heeft wel nood aan een coach. Dat merk je als je eens niet mee geweest bent. De rol is anders, beperkter, maar niet minder belangrijk. Je moet als coach wel voelen dat een speler respect voor je heeft.

Kapitein van een ploeg zijn is totaal anders. Dan moet jij kiezen wie speelt, en zit je op de baan. Dat betekent dat je tijdens de wedstrijd in het denkproces van de speler zit. Tijdens de pauzes kun je overleggen, op de speler inpraten, hem tot rust laten komen, gewoon zwijgen soms.

Over een paar weken zit je als kapitein op de bank voor het barrageduel tegen Marokko in de Davis Cup. De mannen zorgen alvast voor gemengde gevoelens.

Martens: Het is een raar seizoen. Filip Dewulf en Johan Van Herck zijn door blessures op pensioen gegaan, Christophe Van Garsse en Dick Norman zijn dan weer uit vervroegd pensioen teruggekomen. Xavier Malisse heeft flinke promotie gemaakt terwijl de broers Olivier en Christophe Rochus niet goed weten of ze nog verder kunnen doorgroeien. Olivier heeft die mogelijkheden zeker. Hij is vorig jaar op eigen kracht toch in de top-70 gekomen. Dit jaar heeft hij zichzelf onder druk gezet, is hij ziek geweest, heeft hij met blessures gesukkeld en matchen vaak in drie sets verloren. Maar Olivier is op een verstandige manier met zijn carrière bezig. Zo heeft hij bewust een paar weken geen toernooien gespeeld om zich optimaal op de US Open en het einde van het seizoen voor te kunnen bereiden. Dat getuigt van visie.

Christophe doet het anders. Hij heeft een onmogelijk toernooiprogramma samengesteld, maar is er wel doorgesparteld. Hij speelt een paar goede challengers als het in het gewone circuit even niet lukt. Dat zijn juiste beslissingen.

En Xavier Malisse bevestigt nu gewoon wat we al vermoedden. Volgens mij kan er nog veel meer uitkomen. Hij is nu al veel ernstiger tijdens de trainingen en de wedstrijden. Vroeger kon hij dat moeilijker opbrengen. Hij is dit jaar veel regelmatiger en dat kan alleen maar als je mentaal sterker bent geworden. Nu kan hij allerlei details gaan toevoegen, zoals een nog betere fysiek. Xavier heeft nog niet de persoonlijkheid om zich als onbetwiste leidersfiguur van het Belgische mannentennis op te werpen, maar qua mentaliteit heeft hij wel vooruitgang geboekt: hij weet dat er geen limits zijn, dat iedereen geklopt kan worden. Ik hoop dat hij over pakweg vijf jaar wel een echte leider kan zijn naar wie jongeren in het team kunnen opkijken. Ik vind overigens dat Dave Felgate (Malisses coach) echt een goede invloed op hem heeft. En ik hoop dat die twee nog een tijdlang met mekaar kunnen werken.

Over Christophe Van Garsse valt weinig te zeggen. Zijn weg is enorm lang. Hij moet eerst, als hij zijn zinnen al echt op een comeback heeft gezet, een jaar spelen zoals Dick Norman dat gedaan heeft. In de kleinste toernooitjes dus. En Dick Norman is voor mij nog meer dan Xavier Malisse dé verassing van het jaar. Dick is haast vanuit het niets naar nummer 140 opgeklommen. Als ik met hem praat, voel ik dat die top-100 echt belangrijk is. Misschien heeft hij zichzelf de jongste tijd een beetje te veel onder druk gezet. Hij heeft zich een beetje vergaloppeerd. Maar ik ben er wel van overtuigd dat hij in die top-100 zal geraken.

De weelde is nu groot, we moeten die koesteren en beseffen dat we dit misschien nooit meer meemaken.

Martens: Tegenwoordig zijn we niet meer tevreden als onze spelers een derde ronde bereiken. Vroeger was iedereen gelukkig toen het einde van de eerste week gehaald werd. Het leuke is dat onze toppers allemaal nog erg jong zijn. Net twintig of niet eens twintig. We hebben nu meisjes die een Grand Slam kunnen winnen, maar misschien zijn zij de enigen die dat deze eeuw zullen kunnen. Als hun lichaam en hun hoofd het uithouden, zitten we nog voor minstens vijf jaar goed.

Dirk Gerlo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content