Tot 1953 was God oppermachtig in Vlaanderen. Maar toen kwam de televisie en zag de Herder dat zijn ontrouwe kudde de buis verkoos boven de kerk. Als ik Hem was, zegt Walter van den Broeck, zou ik eens fors wraak nemen.

BEMINDE PAROCHIANEN

Eerst was er donder en bliksem. De bliksem sloeg soms bij iemand in. Die wist het dan wel. Of niet meer. Van bliksem en donder werden goden gemaakt. Het assortiment kromp in onze contreien ineen tot één God, die het goed met ons voorhad als we Zijn tienpuntenprogramma maar nauwgezet volgden. Punt 3 maande ons aan Hem elke zondag een bezoek te brengen in Zijn kerk. Zo’n kerk had een toren. Als het goed was, zat daar een spits op, en op die spits een haan en op die haan een bliksemafleider. In de kerk stond het altaar dat het Heiligste der Heiligen herbergde. Alleen de pastoor mocht dat aanraken, want hij was het medium tussen God en de gelovigen, de ontvanger van de goddelijke boodschap die hij vanaf de kansel verkondigde. Die boodschap begon steevast met de woorden: beminde parochianen.

WAARDE LUISTERAARS

Kort voor de oorlog richtte mijn vader een andere antenne op in de tuin. Een radioantenne. Ook daarmee kon het Woord Gods worden opgevangen, maar dat werd spoedig overstemd door het geraas en gebral van Jos van Eynde en de rest van de wereld. Stel je voor, wij konden zowel Vlaams Brussel als Reykjavik ontvangen, zowel Luxemburg als Moskou. We luisterden zelfs naar morsesignalen van schepen die wij in nood dachten te verkeren. ’s Avonds zat iedereen met zijn rug naar de radio. Vader vulde zijn pronostiek in of las verbolgen voor uit de krant. Moeder verstelde sokken, of breide met oude wol een nieuwe pull. Ik wijdde me aan mijn stripverhalen, mijn zus bestudeerde haar verzameling chromo’s uit de chocolade: ‘Gulliver’s reizen’, ‘Onze Congo’, ‘Mensenrassen’, maar vooral haar collectie filmsterren: Tyrone Power, Marilyn Monroe, June Alysson, Errol Flynn. Er werd gedempt gepraat om vader niet te storen. Op vaste tijdstippen werd er helemaal niet gepraat. Dan las een meneer het nieuws voor op de radio. Of er was een quiz of een bonte avond! Of een hoorspel! Ademen was dan nog net niet verboden.

BESTE KIJKERS

Vijftig jaar geleden verschenen er alweer andersoortige antennes die samen een enorm woud vormden. Een antenne werd zelfs een statussymbool. Zo had je de eenvoudige armemenskensantenne: een staak met een hark. Daar kon je alleen het NIR mee ontvangen. Die van de iets beter gesitueerden had diverse harken die allemaal naar elders wezen, naar Frankrijk, Holland en Duitsland. (Ooit verblijdden wij onze ouders op oudejaarsavond met een in bruin pakpapier verpakte hark, waarmede zij na montering door een buur spoedig ook Nederland 1 en 2 in huis konden halen!)

Maar de antenne voor de gegoeden was er een met een motortje dat van in de huiskamer kon worden bediend. Eén enkele hark draaide zich dan statig tot het gewenste kanaal klaar en duidelijk op het scherm verscheen.

Het expliciete Woord Gods werd naar de hoogmis op zondagvoormiddag gebannen, en naar een gastprogramma, maar stiekem sloop het zowat alle andere programma’s binnen, en maakte willens nillens katholieke kleinburgers van ons. (Maar omdat slechts twee punten van Gods tienpuntenprogramma met Hemzelf hebben te maken, konden de acht andere zelfs de goedkeuring wegdragen van de meest fervente anti-katholieke burgerman.) Op andere dagen werd het Woord Gods vervangen door dat van Joos Florquin die ons in prime time Nederlands leerde spreken. Maar net zomin als er eertijds naar het Woord Gods werd geluisterd, vond het Woord Florquins gehoor. ‘Zeg niet SOLDEN, maar KOOPJES’ adviseerde hij ons elk seizoen opnieuw. Zeer vergeefs. Want vandaag staat het woord ‘solden’ in Van Dale, net zoals de woorden ‘blaffetuur’ en ‘veralgemeniseren’.

BESTE HUISKAMER

In tegenstelling tot radio duldde televisie geen terloopsheid, geen nevenbezigheden. Televisie eiste ieders totale aandacht op. Er viel niet aan te ontkomen. Je kon maar best op tijd klaar zijn met je huiswerk, want anders miste je niet alleen Bonanza, maar kreeg je ook de verwijten van je huisgenoten nog over je heen. ‘Gij met uw papieren altijd!’ En broerlief die spelend lid was van de fanfare, en boven zat te repeteren, wist precies wanneer hij daarmee moest ophouden. Alleen geluidloze bezigheden, zoals drinken, roken, haken en breien, waren toegestaan.

Bovendien werd elke woonkamer zowat op dezelfde wijze heringericht. Iedereen moest immers vanaf welke zitplaats ook het hele beeld kunnen zien.

Wijlen Ernest Claes schreef ooit boeiende bladzijden over vertellers bij het haardvuur. Iedereen staarde in de vlammen, terwijl een of andere Wannes Raps de aanwezigen de stuipen op het lijf joeg met zijn griezelverhalen. De situatie is vergelijkbaar met tv-kijken in de huiskring. Sommige kijkers van het eerste uur dachten zelfs dat het tv-volk hen kon zien. Verwonderlijk? Als kijker word je herleid tot een onwetend kind dat naar een alwetende verteller zit te kijken. Bij de televisie lijkt men die illusie nog steeds in stand te willen houden. Want wat zegt zo’n presentator aan het eind van zijn programma? ‘Ik zie u morgen terug op hetzelfde uur!’ of iets van die strekking. Hoezo: HIJ ziet ONS terug? HIJ ziet alleen maar een cameraoog! WIJ zien HEM! Vreemd dat het equivalent ervan nooit op de radio te horen is geweest: ‘IK hoor U morgen terug op hetzelfde uur!’ Neemt de radio ons ernstiger dan de televisie?

Helemaal in het begin konden ook wij dus alleen het NIR ontvangen. En dat deden we dan ook met volle overgave. Een kwartier voor de uitzending begon, zaten we al klaar, want het testbeeld moest worden geregeld. Middels veel gedraai aan knoppen moest de cirkel in het midden volmaakt rond zijn, en dienden de strepen perfect evenwijdig te lopen, anders had ieder mensenhoofd op het scherm de hele avond de vorm van een ei, een peer, of een tomaat. Dat regelen was een werk van precisie en werd uitsluitend aan een deskundig persoon met stalen zenuwen toevertrouwd. Want de deskundige kreeg een kwartierlang van alle kanten tegenstrijdige instructies toegeroepen: een ei! een peer! een tomaat! Ik bespaar u de commotie die ontstond als het beeld plotseling begon te rollen – verschijnsel dat gelukkig niet meer bestaat. De paniek die dan uitbrak! Want het gebeurde natuurlijk altijd net op het moment dat de Goede de Slechte bij de lurven vatte. Of iemand de ultieme vraag voor de razend populaire quiz Honderdduizend of niets diende te beantwoorden. Dan werd niet alleen door de deskundige zelf, maar ook door alle aanwezigen aan alle voorhanden zijnde knoppen gedraaid – dat waren er nogal wat in die tijd – en werd er overvloedig gevloekt en gescholden. De heer Philips mocht zich gelukkig prijzen dat hij al dood was. Een fikse klap met een pantoffel wilde weleens wonderen doen. Maar meestal noopte hij tot de aanschaf van een nieuw toestel.

BESTE LEERLINGEN

Volgens de eerste directeur van de Vlaamse televisie, Bert Leysen, moest het medium ‘nieuwe mogelijkheden scheppen ter veropenbaring aan honderdduizenden van het ware, het schone, het goede’. Nobeler doelstellingen zijn moeilijk denkbaar. De omroep kreeg twee opdrachten mee: een ‘educatieve’ en een ‘ontspannende’. Die moesten worden ingevuld door een drietal directies: ‘Actualiteit’, ‘Culturele uitzendingen’ en ‘Film en ontspanning’.

In het begin keken we zowel naar Voor boer en Tuinder als naar het Journaal, naar Ieder zijn waarheid (de 7e dag van toen) als naar Vergeet niet te lezen. Naar Bonanza als naar een speelfilm. Vandaag worden haast uitsluitend Amerikaanse films vertoond, maar toen kregen we zowel Franse, Duitse, Engelse, Zweedse, Russische als Amerikaanse films te zien. Dat zal wel om budgettaire redenen zijn geweest, maar het voordeel was, dat het wereldbeeld van de kijker niet versmald werd tot the American way of life zoals vandaag.

Wat mij persoonlijk vooral boeide, waren de speelfilms (zes per maand), de tv-spelen en de theatercaptaties. Wie er zin in had, kon toen op zijn eigen buis de hele westerse dramaturgie zien passeren. De hele Shakespeare, Ibsen, Strindberg, Schnitzler, O’Neill, Brecht, Miller, Molière, enz… enz…

Zolang de tv-uitzending duurde, werd er gekeken. Van testbeeld tot testbeeld. De volgende dag praatte iedereen over hetzelfde: het programma van gisteravond. Als reclamespots ooit een maximale kijkdichtheid hadden kunnen sorteren, was het toen wel geweest.

WAARDE KAMERADEN

Het duurde even voor het duidelijk werd, maar op den duur kon men er niet meer naast kijken. Het traditionele verenigingsleven kreeg zware klappen. Op vergaderingen daagden steeds minder mensen op. De partijlokalen liepen leeg. Erge klappen kreeg o.a. ook het amateurtheater. Weinigen waren nog bereid twee maanden lang – de repetitietijd – géén televisie te kijken. Dat was zoiets als twee maanden lang in een barre streek te vertoeven die totaal van de beschaving was afgesneden. Nee, bedankt! En waarom zelf spelen als dat op de buis zoveel beter werd gedaan? Opvallend is dat sinds de VRT haar theatervoorstellingen heeft vervangen door series, het amateurtheater een nooit geziene bloei kent. Is er een verband of beeld ik me dat maar in? Terwijl het reële sociale weefsel uiteenrafelde, werd ijverig gehaakt aan een virtueel sociaal weefsel. Mensen begonnen zich meer om Pa Cartwright en diens drie zoons te bekommeren dan om zieke familieleden of armlastige buren.

BESTE BUURMAN

Begin jaren ’60 werd het NIR de BRT, maar de zender bleef zijn opdracht getrouw: de Vlaming tot beleefde (katholieke) kleinburger verheffen voor wie ontspanning wel grappig, maar nooit stuitend was. Dat was ook zo in Nederland. Tot daar halfweg de jaren zestig het hek van de dam flikkerde. Nederland dat tot kort tevoren nog kneuteriger was dan Vlaanderen, nam opeens een sprong naar voren, waarvan het vandaag pas beseft dat die wellicht een brug of twee te ver is geweest, maar waarmee wij toen ons voordeel deden. Jarenlang keek ik haast uitsluitend naar de Nederlandse omroepen. In de eerste plaats naar de VPRO, maar ook naar de VARA, de AVRO en de KRO. Wat een talent, wat een creativiteit! Nee, ik zal maar geen namen van programma’s en tv-volk noemen, want de reeks is eindeloos. Generatiegenoten weten dat ze toen jarenlang een soort televisie te zien kregen waarvan de kwaliteit wellicht nooit meer geëvenaard zal worden. Onze voorliefde voor de Nederlandse televisie ging zelfs zover dat de Nederlandse politiek ons meer vertrouwd was dan de Belgische. Joop den Uyl, Dries van Agt, Hans van Mierlo, Hans Wiegel: het leken wel huisvrienden.

BESTE CONSUMENTEN

En toen deed de commerciële televisie haar intrede. Om precies te zijn: op 1 februari 1989. De plannen om met een commercieel station te beginnen, werden bij de BRT met de arrogantie een monopoliehouder eigen, op hoongelach onthaald. Maar nog voor VTM echt van start ging, was bij de BRT de leegloop al begonnen. Men had zonder de markt gerekend. Ieder mens heeft zijn prijs, heet het in ons bestel. Menig talent koos dus geld voor zijn eieren. En toen VTM algauw een gigantisch succes bleek, vond de BRT er niks anders op dan haar eigen doelstellingen los te laten, en de succesformules van de commerciële zender te kopiëren. ‘k Heb menig uur in stilte zitten vloeken! Een publieke omroep hoeft zich toch niks van kijkcijfers aan te trekken! Die werkt toch uitsluitend met belastinggeld! Kijkcijfers zijn een instrument dat een commercieel station in staat stelt zijn advertentieprijzen te bepalen, meer niet!

Ook in Nederland zagen diverse commerciële zenders het licht. Ook daar zwichtte het talent voor de cent. Vooralsnog zitten die zenders niet op onze kabel. Wat wij hier vandaag nog aan Nederlandse programma’s te zien krijgen, zijn veelal groepsgesprekken over mensen die eerst een poos heel liederlijk hebben geleefd, daarna het licht zagen, en zich vervolgens met bekwame spoed tot de Here hebben bekeerd. Of over mensen die een of andere enge ziekte onder de leden hebben gehad en daarvan genezen zijn. En een openhartoperatie of een levertransplantatie is ook altijd mooi meegenomen. Bij voorkeur in het weekend.

Daardoor ligt Nederland vandaag weer veel verder van Vlaanderen vandaan dan in de hoogdagen van de zo gesmade zuilzenders. Er moet al een Pim Fortuyn worden vermoord voor ik me weer voor de Nederlandse politiek begin te interesseren.

Een commerciële omroep heeft geen ‘educatieve’ taak. Hij moet er alleen voor zorgen dat zoveel mogelijk kijkers de reclamespots zien. Maar omdat niemand een hele avond naar reclamespots wil zitten kijken, worden pauzes ingebouwd die met wat anders worden gevuld: met programma’s bijvoorbeeld. De kwaliteit van het gebodene doet er niet zo erg toe, zolang de kijker maar blijft kijken tot het volgende reclameblok eraan komt. Op sommige kanalen klink het geluid van de reclamespots veel luider dan dat van de speelfilm die ze onderbreken. Dat dient om u ‘wakker te schudden’. Dat u tijdens de film indut, is niet erg, als u maar wakker bent als het hondenvoer of het inlegkruisje wordt aangeprezen! Mopperen omdat een commerciële omroep geen kwaliteitsprogramma’s brengt, is hetzelfde als mopperen omdat er in uw huis-aan-huisblad geen kunstkatern steekt: onzin dus. En je neus ophalen als een commerciële omroep kwaliteitsprogramma’s maakt OMDAT ze door die omroep zijn gemaakt, is puur snobisme.

Het virtuele sociale weefsel is intussen ook erg rafelig geworden. Wie kan al die soap-, sitcom- en seriepersonages nog uit elkaar houden? In ijltempo wordt het vervangen door de zeer reële consumentengemeenschap! De televisie leert ons voortaan alleen wat en hoe wij moeten kopen. Niet alleen via reclamespots of logo’s, maar via de hele lifestyle die zij in al haar programma’s etaleert. De televisie is de elektronische versie van het huis-aan-huisblad. De verborgen en openlijke bood- schap luidt: zalig zij die kopen, want zij zullen het Rijk van de Televisie deelachtig worden.

GOODBYE TELEVISION

Deelnemen aan de commercialisering is ook je onderwerpen aan de wetten van de concurrentie. Maximaal (financieel) rendement haal je maar door je productiekosten zoveel mogelijk te drukken. Door te besparen dus. Het moet steeds goedkoper. Net zoals het volk zijn sociale verworvenheden steeds opnieuw van het heersende bestel heeft moeten afdwingen, zullen de makers van ‘educatieve’ programma’s morgen moeten vechten om hun ding te mogen doen. Ik beklaag hen. In een ander bestel, waar het maken van winst niet vooropstaat, zouden zij met de televisie andere horizonten kunnen verkennen, maar vandaag volgt ze, net als alle andere media overigens, gedwee het Consume-or-Die-ordewoord op. Wát u consumeert, maakt niet uit. Als u het maar doet. Zou het daarom zijn dat de VRT geen consumentenprogramma meer heeft?

De besparingsformule bij uitstek is: De Herhaling! Ik geloof dat de Vlaamse kijker zo onderhand wel alle afleveringen van bv. F.C. De Kampioenen en Lilli en Marleen hardop kan dromen! Bovendien mag in deze tijd van economische crisis de VRT zich gelukkig prijzen, dat hij dit jaar zijn vijftigste verjaardag viert! Want de oude doos kan nu tot op de bodem worden geledigd, zonder dat het een cent kost. Gelukkig dat van Schipper naast Mathilde maar één aflevering op ampex is bewaard gebleven, anders kregen we ook die hele serie nog helemaal in onze maag gesplitst.

Of de televisie zal verdwijnen? Nee, natuurlijk niet. Er zijn meer kanalen dan ooit. En laten we niet zeuren, wie absoluut een boeiende tv-avond wil hebben, kan die nog altijd bij elkaar puzzelen door oordeelkundig van de ene zender naar de andere te zappen. Maar haar centrale plaats in de huiskamer is de televisie kwijt. In de VS staat in zowat elke kamer een tv-toestel aan, maar niemand kijkt nog, behalve als er eens twee vliegtuigen door twee wolkenkrabbers heen vliegen. En na vijftig jaar is bij ons het nieuwe er ook wat af. Zeker voor de jongere generaties. Te vrezen valt dat de programma’s steeds erbarmelijker zullen worden, want ‘besparingen’ is het toverwoord. In soaps wordt bespaard op acteurs door amateurs in te schakelen, in reality shows wordt bespaard op acteurs, scriptschrijvers, en zelfs regisseurs. Gelukkig is er al dat materiaal dat eindeloos kan worden herhaald, anders ziet de televisie zich straks genoodzaakt alleen nog licht uit te zenden.

HELLO INTERNET

Sinds enige tijd is de antenne ondergedoken. Het spuuglelijke woud is vervangen door schotelantennes en een kabel, dezelfde waarlangs de grootste vijand van de televisie, het internet, onze huiskamers binnensluipt. Zelf kijk ik steeds minder televisie. Het journaal, een goede film. De rest heb ik zo onderhand wel gehad: de sitcoms, de soaps, de series, de quizzen. Dat ligt niet aan de programma’s, maar aan mij. Trop is te veel.

De laatste tijd breng ik veel meer tijd door voor mijn computer dan voor mijn tv. Niet alleen om te schrijven of te e-mailen, maar ook om te surfen, die elektronische variant van het ouwerwetse ‘bouquineren’. Het internet heeft namelijk alle antwoorden in huis, je hoeft het alleen maar de juiste vragen te stellen. Dat is minder makkelijk dan het lijkt. Moeilijker in elk geval, dan een fout antwoord te geven op de quizvraag: ‘Op welke weekdag valt paasmaandag?’ zoals onlangs iemand wist te presteren. Op het internet heeft God het nog minder voor het zeggen dan op de commerciële televisie. Daarom laat Hij af en toe een bliksem op de kabel inslaan, wrokkig, vertoornd. Dan komt weliswaar een hele wijk zonder klank en beeld te zitten, maar meer ook niet. God wrokt in het donker. Onze kleinburgers hebben zijn tien geboden intussen massaal de rug toegekeerd. Onlangs werd bekend dat zich dit jaar slechts acht knapen met een priesterroeping hebben aangemeld. Een God die nog maar zo weinig gehoor vindt, zou van minder oudtestamentisch boos worden. Als ik Hem was, probeerde ik het Big Brother-huis binnen te geraken of Temptation Island te bereiken, om de boel daar eens goed te saboteren. Voor Hem moet dat toch een koud kunstje zijn?

Walter van den Broeck – Turnhout, 8 oktober 2003

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content