Minister Luc Van den Bossche (SP.A) wil met zijn Copernicusplan de federale overheidsdiensten hervormen. Maar hij bezondigt zich al meteen aan ouderwetse politieke benoemingen. Hedwige Nuyens, een financieel experte die zich kandidaat stelde voor twee topfuncties, kan daarvan meepraten.
‘Het werk van de federale overheid moet beter aansluiten bij de politieke besluitvorming. Daarom worden de ministeriële kabinetten afgeschaft en krijgen de overheidsdiensten een nieuwe structuur waardoor ze de voorbereiding en evaluatie van het beleid volwaardig kunnen uitvoeren. Dit betekent tegelijk dat de politiek minder greep krijgt op de administratie.’
Zo staat het te lezen op de website van Copernicus: het ambitieuze plan van federaal minister van Ambtenarenzaken Luc Van den Bossche (SP.A) om de oude structuren op de schop te nemen met het oog op een groter rendement. Naar analogie met de middeleeuwse sterrenkundige die poneerde dat de aarde rond de zon draait, en niet omgekeerd, stelt Van den Bossches Copernicus de burger centraal en niet (langer) de overheid.
Klantvriendelijkheid en efficiëntie waren de magische woorden waarmee de minister zijn plan aan de man bracht. Dure adviesbureaus stonden hem bij in zijn pogingen om de openbare diensten te moderniseren. Die rekenden ondertussen al meer dan 40 miljoen euro voor hun inspanningen aan, en voor dit jaar staat nog eens 25 miljoen klaar.
Het werk leverde tot dusver dikke rapporten op, een organogram (zie figuur) en veel geruzie. In feite lijkt naast Van den Bossche uitsluitend premier Guy Verhofstadt (VLD) gewonnen voor de vernieuwing. De Franstalige socialisten (PS) zijn de voornaamste dwarsliggers. Maar zelfs Van den Bossches partijgenoten lopen niet over van enthousiasme. Minister van Begroting Johan Vande Lanotte (SP.A) ventileert binnenskamers geregeld zijn ongenoegen over de onstuitbare hervormingsdrang die Copernicus gebaard heeft, met als voornaamste breekpunten de in zijn ogen te hoge lonen voor de topambtenaren en het argument dat het plan (nog) niet gedragen wordt door de mensen over wie het gaat: de ambtenaren.
EEN KATER EN EEN MAAGZWEER
Vande Lanotte en Van den Bossche spelen beiden een sleutelrol in een vaudeville die pijnlijk heeft aangetoond dat de dure consultants – als ze dat al gewild zouden hebben – er niet in geslaagd zijn de oude politieke gebruiken uit te bannen. Er dook namelijk een blijkbaar ongewenste buitenstaander op die met succes deelnam aan de selectieprocedures voor de nieuwe federale overheidsdiensten (FOD) Budget & Beheerscontrole (Vande Lanotte) en Personeel & Organisatie (Van den Bossche zelf).
Nochtans was met veel trommels en trompetten aangekondigd dat de procedures zo openlijk mogelijk zouden verlopen. Er zou op geen inspanning gekeken worden om geschikte externe kandidaten (van buiten de overheid dus) aan te trekken. Onder het motto ‘Uw carrière zou wel eens een heel hoge vlucht kunnen nemen’ werden er campagnes in de media gevoerd om tot solliciteren aan te moedigen – de kostprijs daarvan werd nog niet bekendgemaakt. Het headhuntersbureau Heidrick & Struggles werd ingehuurd om geschikte kandidaten in de privésector op te sporen.
Heidrick & Struggles antwoordde niet op de vragen hoeveel van de gecontacteerde mensen deelnamen aan de procedures die ondertussen lopen of zijn afgerond, hoeveel daarvan benoemd werden, en hoeveel de overheid voor deze dienst moest betalen. In antwoord op een parlementaire vraag van CD&V-kamerlid Servais Verherstraeten in de Commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt, stelde Van den Bossche op 24 oktober 2001: ‘In verband met de headhunting die op een bepaald ogenblik gebeurde, kan ik u zeggen dat wij die hebben moeten toewijzen aan het goedkoopste bureau. Dat is zijn geld niet waard geweest… Eerlijk gezegd, ik heb daar een kater en een maagzweer aan overgehouden.’
Iemand die inging op de voorstellen van de headhunter was Hedwige Nuyens: een briljante 38-jarige vrouw die carrière maakte in de bankwereld en momenteel financieel directeur is van de KU Leuven. In 1999 verkoos een professionele jury haar tot ‘Vrouw in de Bedrijfswereld’ van het jaar. ‘Ik vond dat de filosofie van het Copernicusproject goed doordacht was’, vertelt Nuyens. ‘Er was een stevige theoretische basis gelegd om mee verder te werken. Zelf hou ik van uitdagingen en ik meende het ideale profiel te hebben voor een topfunctie in de administratie. Daarenboven had men me verzekerd dat de selectie- en benoemingsprocedure volstrekt objectief zou zijn.’
Het werd echter een lijdensweg. In totaal nam Nuyens vorig jaar vijf keer aan een selectieprocedure deel – haar evalueren kostte de overheid naar schatting 15.000 euro. Vier keer kwam ze als beste kandidaat uit de selectie. Desondanks werd ze niet in dienst genomen. Om in haar plaats politieke waterdragers te benoemen, moesten Vande Lanotte en Van den Bossche de zware middelen bovenhalen.
EEN SECRETARESSE MANAGEN
Einde mei 2001 besliste Nuyens zich kandidaat te stellen voor de functie van ‘voorzitter van het directiecomité Budget & Beheerscontrole’. De selectieprocedure bestond uit een interview door een commissie van onafhankelijke experts en een assessment bij het bureau De Witte & Morel, dat daarvoor per persoon ongeveer 2000 euro aanrekent. Het assessment is een modern selectie-instrument waarbij het gedrag van kandidaten getest wordt in rollenspelen en ingebeelde bedrijfssituaties. Er was afgesproken dat iemand die niet slaagde in het assessment twee jaar lang niet meer mocht meedoen. In een einddeliberatie werden de geslaagde kandidaten in een klasse A (zeer geschikt) of B (geschikt) geplaatst. Het laatste woord was aan de bevoegde minister.
Bizar was dat de Nederlands- en Franstalige kandidaten – voor alle mandaten – door afzonderlijke commissies werden gescreend, hoewel er telkens slechts één toppositie vacant was.
Er waren 26 kandidaten voor deze job (een meerderheid Franstaligen), onder wie nogal wat inspecteurs van Financiën – die Van den Bossche later nog zou schofferen met de uitspraak dat ze niet eens in staat zijn hun eigen secretaresse te managen.
Nuyens deed het uitstekend. Ze was de enige kandidaat met een A-klassering. Aan Franstalige kant slaagde niemand. Voor de functies van voorzitter van de FOD Informatie- & Communicatietechnologie (ICT) en van de FOD Kanselarij en Algemene Diensten was er telkens ook maar één A-kandidaat, respectievelijk Frank Robben, een academicus die door Jean-Luc Dehaene (CD&V) naar de overheidsadministratie was gehaald en zich in de gunst van Van den Bossche had gewerkt, en Luc Coene, kabinetschef van premier Verhofstadt.
Op de ministerraad van 19 juli 2001 werd beider benoeming bekrachtigd, ondanks het feit dat de Franstalige ministers er niet over te spreken waren dat geen enkele Waalse kandidaat was geslaagd. De twee gelukkigen kregen zo uitzicht op een jaarsalaris van 181.000 euro – meer dan een verdubbeling ten opzichte van wat vroeger gangbaar was.
Maar Vande Lanotte hield Nuyens aan het lijntje. Hij schoof het evaluatiegesprek voor zich uit, zodat hij haar pas ná de ministerraad te zien kreeg. De eerstvolgende raad was op 31 augustus, en ook daar gebeurde niks.
Nuyens vernam wel dat Vlaams minister-president Patrick Dewael (VLD) een demarche ondernam om te peilen naar de kansen van zijn vroegere kabinetschef Alfons Boon die in de B-groep gesukkeld was. En vervolgens hoorde ze de eerste verhalen over een procedurefout – de klassieke truc om een niet volgens plan verlopen proces te laten annuleren en heropstarten. Met name drie leden van de Franstalige jury uitten in een brief van 17 juli hun verwondering over het feit dat geen enkele Waalse kandidaat slaagde in het assessment. Een inbreuk op de zwijgplicht, stelde Van den Bossche op 24 oktober in de Kamer. Nogal vreemd, want de brief (die nooit werd beantwoord) was uitsluitend aan hem gericht, als inspirator van de procedure, en noemde geen namen.
Nu wordt de kwestie vertaald in de stelling dat er een juridisch probleem dreigde omdat er onvoldoende coördinatie was tussen de assessments in het Nederlands en het Frans, waardoor het gelijkheidsbeginsel in het gedrang kwam.
Vande Lanotte werd op 7 september uit zijn besluiteloosheid gered door een arrest van de Raad van State, dat het koninklijk besluit (KB) van 2 mei over de aanstelling van topmanagers voor de federale overheid annuleerde. Secretaris-generaal Michel Jadot (een PS’er) van het ministerie van Arbeid en Tewerkstelling had met de steun van zijn voogdijminister en felle tegenstandster van Copernicus Laurette Onkelinx (PS) met hoogdringendheid de schorsing en vernietiging van het KB gevraagd. Onder meer omdat de Copernicushervorming tegenstrijdig zou zijn met ‘de basisprincipes van het statuut van de ambtenaar, die zijn onafhankelijkheid moet kunnen vrijwaren’.
De PS blijft de politiek oude stijl aankleven. Zo sluisde federaal minister van Economische Zaken Charles Picqué er de voorbije weken de benoeming tot directeur-generaal van Robert Geurts door, een vroegere adjunct-kabinetschef van zijn partijgenoot Elio Di Rupo. De man kan bijgevolg, onafhankelijk van Copernicus, de rest van zijn dagen van een wedde als directeur-generaal genieten – gepasseerde topambtenaren behouden hun salaris. Terwijl elders benoemingen geblokkeerd blijven in afwachting van de hervormingen.
KREEFT EN TWEE SANDWICHES
Van den Bossche liet zich niet uit het lood slaan, herschreef het KB en smokkelde bepaalde passages voor de zekerheid op 20 november ook in de programmawet, die alleen door het Arbitragehof kan worden vernietigd – hij zette de Raad van State dus gedeeltelijk buitenspel.
De benoemingscarrousel begint opnieuw te draaien. Coene en Robben mogen hun post behouden, Nuyens moet herbeginnen.
De ministers hebben hun lesje echter geleerd en laten de selectieprocedure bijsturen. De clausule dat iemand die niet is geslaagd twee jaar lang niet meer mag meedingen, wordt geschrapt. Niet onbelangrijk is ook dat de Franstaligen verkregen hebben dat van de vier horizontale federale overheidsdiensten er minstens één naar een Franstalige moet gaan, en van de veertien topfuncties (de horizontale én verticale) in totaal zeven. Ook de selectiebureaus passen zich aan en laten het niveau zakken. De kreeft die tijdens de zomersessie als lunch werd geserveerd, wordt vervangen door twee sandwiches.
Nuyens beslist niet alleen voor Budget & Beheer te solliciteren, maar ook voor Van den Bossches winkel: Personeel & Organisatie. Omdat ze Franstalig is opgevoed – haar vader was hoogleraar aan de Université Catholique de Louvain – stelt ze zich voor beide functies zowel aan Nederlandse als aan Franstalige kant kandidaat.
Naast vier selectieprocedures moet ze ook een zwaar taalexamen afleggen. Dat alles tussen 21 november en 15 december 2001.
Nuyens slaagt overal, en komt uit drie van de vier selecties als beste kandidaat. Alleen voor de Franstalige procedure bij Vande Lanotte loopt het mis: ze wordt er pas derde. De eerste is Pierre Verkaeren, een man die adjunct-kabinetschef op diverse PSC-kabinetten was, in de Post en de Bank van de Post terechtkwam – bastions van politieke benoemingen – en zich bekeerde tot de MCC van PRL-vriend Gerard Deprez. De tweede was Jean-Marie Cadiat, ooit kabinetschef van PS-kopstuk Onkelinx.
Geen van beide heren was tijdens de eerste procedure door de selectie geraakt. Vreemd is dat Verkaeren de tweede keer evenmin slaagde in het assessment: hij kreeg een C (minder geschikt). Nuyens scoorde hier een A (zeer geschikt), maar het liep mis bij de jury, waar ze onder meer te maken kreeg met Jean Hilgers: directeur van de Nationale Bank van België, die net als Verkaeren in de jaren negentig op PSC-kabinetten werkte. Ze kreeg een C, en het zal niemand verbazen dat Verkaeren daar een A scoorde.
In de deliberatie werd inventieve rekenkunde gehanteerd. Voor Verkaeren werd A+C gelijk aan A, voor Nuyens gelijk aan B.
U VRAAGT EN WIJ DRAAIEN
Blijkbaar als reactie op de onvrede van de eerste Franstalige jury werd de tweede procedure voor Budget & Beheer begeleid door het selectiebureau Quintessence Consulting, terwijl voor alle andere topmandaten (ook de hernemingen) concurrent De Witte & Morel was ingehuurd. Uit indiscreties blijkt dat de Franstalige vertegenwoordiger van Quintessence tijdens de einddeliberatie weinig consistent is in zijn beoordeling. Enerzijds minimaliseerde hij de ’tekortkomingen’ die zijn collega’s bij Verkaeren hadden vastgesteld, anderzijds benadrukte hij dat Nuyens misschien toch niet helemaal geschikt was voor dit hoge niveau. Deze assessments kostten in totaal 46.405 euro.
Er doen geruchten de ronde dat Quintessence en De Witte & Morel contact met elkaar opnamen om inzake Nuyens niet tot verschillende besluiten te komen – kwestie van de geloofwaardigheid van hun systeem niet op de helling te zetten. Quintessence verwees voor alle vragen door naar de ‘klant’ (Van den Bossche). Ivan De Witte van De Witte & Morel ontkende dat dit is gebeurd, maar gaf toe dat ‘er wel kriebels hebben bestaan om in dit geval contact op te nemen’. Hij benadrukte ook dat het ‘niet abnormaal’ is dat assessoren hun visie in de einddeliberatie wat bijstellen, en dat er in bepaalde gevallen een second opinion van een ander bureau wordt gevraagd: ‘Dat bewijst niet noodzakelijk dat er iets gefikst moest worden.’
Dat de dure selectiebureaus niet onfeilbaar zijn, bleek uit de opvallende mislukking van ICT-topmanager Robben, die al na een paar maanden overwerkt de handdoek in de ring moest gooien. Blijkbaar hadden de tests niet blootgelegd dat hij niet tegen zware stress bestand was, en/of niet in staat was voldoende te delegeren. Zijn mandaat werd weer vacant verklaard.
De Witte gaf ook toe dat het ‘hoogst uitzonderlijk, hoewel niet uitgesloten’ is dat iemand in een assessment heel anders scoort dan in het gesprek met de jury. In de door Quintessence begeleide benoeming – op een lager niveau – van de door iedereen als uiterst belangrijk beschouwde positie van directeur Externe Communicatie kreeg de kandidate van Verhofstadts kabinet (Ann Van Driessche) een A, terwijl de buitengewerkte ex-chef van de federale voorlichtingsdienst (CD&V-dame Mieke Van den Berghe) het met een D (niet geschikt) moest stellen. De jury besliste net het omgekeerde.
In dit verband is de opmerking van ex-minister van (Vlaamse) ambtenarenzaken Johan Sauwens (nu CD&V) relevant: ‘Ik ga niet ontkennen dat ook in deze bureaus een “u-vraagt-en-wij-draaien”-benadering bestaat.’
Nuyens maakte zich evenwel niet veel zorgen. In de drie andere procedures was ze per slot van rekening eerste gerangschikt. Maar de koude douche kwam snel. Ondanks het feit dat ze voor de Nederlandse taalrol als enige een dubbele A (voor jury en assessment) had, ging de benoeming toch naar Verkaeren met zijn AC. De motivering die Vande Lanotte haar op 24 december stuurde, was hilarisch. Hij bevestigde dat Verkaeren ‘minder geschikt’ bevonden werd, en dat Nuyens op algemene managementvaardigheden sterker scoorde. Maar vervolgde: ‘Zonder de assessmentresultaten te willen tegenspreken, heeft Verkaeren getoond op het voor hem vertrouwd terrein over voldoende generieke competenties te beschikken voor de functie.’ En nog: ‘Uw veelal theoretisch inzicht kan in deze niet opwegen tegen de jarenlange praktische en doorleefde ervaring van Pierre Verkaeren.’
Desgevraagd bevestigdeVande Lanotte dat hij niet overtuigd was van Nuyens’ capaciteiten voor de job, wat hij bevestigd ziet in de ‘overdreven’ manier waarop ze nu reageert en het feit dat ze hem ‘minstens zeven keer’ thuis opbelde. ‘Een minister is niet verplicht een selectiebureau te volgen’, zei hij nog. Wat de vraag doet rijzen waarom de dure evaluaties dan überhaupt nodig zijn.
WEERSTAND OF ONWIL
Tot Nuyens’ ontzetting liep ze ook de benoeming bij Van den Bossche mis, hoewel ze op zowel de Franstalige als de Nederlandse taalrol met een dubbele A eerst gerangschikt werd – dat was nog nooit gebeurd. Voor de Nederlandse kant was ze ex aequo met Georges Monard: secretaris-generaal van het Vlaams ministerie van Onderwijs en ondanks zijn CD&V-achtergrond om meer dan één reden goed bevriend met zijn voormalige voogdijminister Van den Bossche. De minister had Monard zelf gevraagd te solliciteren. Op 24 oktober, dus voor de selectieprocedure van start ging, zong hij in de Kamer nog de lof van Monard – als signaal voor een goed verstaander kon dat tellen.
Monard kreeg uiteindelijk de voorkeur, hoewel hij vorig jaar verzuimde te melden dat de onderwijsbegroting 25 miljoen euro extra moest voorzien voor het uitbetalen van het universiteitspersoneel.
In zijn motivering van 24 december schreef Van den Bossche onder meer dat Monards ‘inzicht in de politieke werkelijkheid hem in staat stelt optimaal aan risicobeheersing te doen waardoor zijn competenties en verdiensten van nog grotere waarde zijn’. Over Nuyens stelde hij: ‘Ze praat soms over opties en aanpak zonder zich steeds van alle politieke en organisationele ( sic) moeilijkheden en weerstanden een goed beeld te vormen… Tegenover sterke vormen van weerstand of onwil van sommige partners in het veranderingsproces is het niet duidelijk of ze voldoende gewapend zal zijn.’
Met andere woorden: hij wreef Nuyens onvoldoende politieke ervaring aan, hoewel haar evaluaties benadrukten dat ze genoeg politiek inzicht had. Nuyens had het kunnen weten. Op 20 december 2000 had Van den Bossche in een (intieme) zitting van de bevoegde kamercommissie aan CD&V’er Verherstraeten laten weten dat als een ‘short list van zeer geschikte kandidaten’ zowel eigen personeelsleden als externen bevatte, er voor de eigen mensen gekozen zou worden. Maar hij wou dat niet op papier zetten ‘omdat het neerkomt op een mededeling aan externe kandidaten om helemaal niet mee te doen’.
Van den Bossche vertelde in de Kamer nog interessante dingen. Zoals dat er voor de post van voorzitter van de Kanselarij behalve Verhofstadts kabinetschef Coene in het land eigenlijk maar één andere geschikte persoon was: Steve Dubois, de vroegere kabinetschef van Dehaene die echter niet solliciteerde. Waarbij men opnieuw het nut van zo’n dure selectieprocedure kan betwijfelen. Hij maakte zich ook sterk dat hij in de eerste sessie voor zijn Personeel & Organisatie twee mensen van zijn eigen partij, onder wie een oud-kabinetschef, met een B-score had afgewezen.
Door de benoeming van Monard gaf Van den Bossche een heel eigen invulling aan het begrip vriendjespolitiek – in de moderne politiek met zijn opvallende mobiliteit zijn netwerken van vertrouwelingen belangrijker dan partijvrienden. Tegelijk schoof een van zijn ex-kabinetschefs, Ludy Van Buyten, in de plaats van Monard naar de positie van secretaris-generaal (ad interim) van het Vlaamse onderwijsdepartement.
Zijn huidige kabinetschef, Marc Van Hemelrijck, werd niet alleen lid van Van den Bossches beleidsraad, maar ook chef van het federale selectiebureau Selor, dat onder meer de jury’s voor de benoemingscommissies samenstelt. In 1999 was nog een ex-kabinetschef, Mireille Deziron, aan het hoofd gekomen van het Vlaams selectiecentrum voor overheidspersoneel, met als voorname taak: het kiezen van selectiebureaus. In het licht van dit alles krijgt Van den Bossches boutade dat elke evaluatie objectiever is dan een beslissing van het PS-partijbureau wel een wat apart karakter.
Ter vervollediging: het opleidingsinstituut van de federale overheid (OFO) zal vanaf heden geleid worden door Serge Peffer: ex-kabinetschef van huidig Franstalig minister-president Hervé Hasquin (PRL). De kabinetschefs doen het goed in de modernisering.
DE VROUW WERD EEN MAN
Van den Bossche deed pogingen om het geval-Nuyens te minimaliseren. Op diverse federale kabinetten heerste de overtuiging dat ze was gezakt voor de mondelinge proeven. Hij bestond het zelfs op 24 oktober 2001 in de kamercommissie de kandidaat als ‘een man’ te bestempelen – maar 15 procent van alle sollicitanten, onder wie Nuyens, was vrouw.
Nu wil hij Nuyens paaien met de boodschap dat ze moet solliciteren voor het belangrijke mandaat aan het hoofd van de federale overheidsdienst Financiën. Maar Nuyens is het spuugzat. Te meer omdat ze uit andere hoeken sterke signalen krijgt dat ze toch geen kans maakt: het zou politiek allemaal te ingewikkeld liggen.
‘Na wat ik de afgelopen maanden ervaren heb, besef ik dat ik als apolitieke buitenstaander geen enkele kans maak om benoemd te worden in een topfunctie van de federale administratie’, besluit Nuyens. ‘De vraag is of je überhaupt kans op slagen hebt als je niet spontaan de steun krijgt van de minister met wie je moet samenwerken. Indien mijn vrees wordt bevestigd dat het Copernicusproject als alibi dient om de meer dan honderd mensen aan de top van de federale administratie grotendeels af te voeren en te vervangen door vertrouwelingen, in plaats van objectief de beste kandidaat te kiezen, dan is dit machtsmisbruik ten aanzien van de ambtenaren die deze functies nu bekleden, én verspilling van enorme geldsommen aan een nepselectieprocedure om de schijn te redden tegenover de publieke opinie.’
Nog anderen zien hun kansen slinken. De ervaren secretaris-generaal van de verkeersadministratie, Roger De Borger (CD&V), moet optornen tegen zowel Henri Monceau, kabinetschef van federaal verkeersminister Isabelle Durant (Ecolo), als Michel Damar, een PS-zwaargewicht die secretaris-generaal van het ministerie van Ambtenarenzaken was. Damar kandideerde merkwaardig genoeg niet voor de post bij Van den Bossche en verklaarde dat hij zich volledig aan zijn mandaat bij de NMBS wou wijden – volgens kwatongen omdat hij Van den Bossche niet voor het hoofd wou stoten. Dezelfde kwatongen beweren dat hij van gedacht veranderde, omdat de PS het niet zou zien zitten dat Ecolo een topambtenaar levert.
Ondertussen komt Copernicus niet meer voor op het lijstje van 21 prioriteiten dat premier Verhofstadt op 18 januari voorstelde. Hij pleitte wel voor de versterking van de gelijkheid tussen man en vrouw, een stokpaardje ook van SP.A-voorzitter Patrick Janssens.
Over de geloofwaardigheid daarvan kan Hedwige Nuyens nu meespreken. Het valt ook af te wachten hoe het afloopt met Monique Wylock: een politiek ongebonden vrouw die als enige in de Vlaamse A-groep voor de post van directeur Externe Communicatie terechtkwam. Zij dreigt te moeten opboksen tegen de Waal Olivier Alsteens. Dat is de woordvoerder van minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL).
Dirk Draulans
Voor Verkaeren werd A+C gelijk aan A, voor Nuyens gelijk aan B.